Your search within this document for 'shon' resulted in two matching pages.
1

“...het kamerlid Luyben. Hij zegt dat de toestand voor de slaven nog steeds hetzelfde is en hij wijst erop dat het met plantage Knip wel hl treurig gesteld is: daar is in het magazijn wel voor anderhalf jaar mais opgeslagen, doch de arme mensen krijgen maar niet hun rantsoen op woensdag. De mensen hebben er voor acht weken te goed, doch de administrateur of factoor de Veer wil niet hebben dat men gaat dorsen. De mensen hebben gedreigd om te gaan staken en geen werk meer te gaan verrichten voor de shon; als ze bij de Veer komen om hun rantsoen begint hij de mensen uit te schelden. Op Groot-Kwartier, dat ook van die de Veer is, is de toestand k slecht. De bisschop vertelt gehoord te hebben, dat op de plantage St.-Jan van de districtmeester Jan Schotborg een slaaf is doodgeslagen en dat de zaak wordt stil gezwegen. De procureur trekt zich niets van de kwestie aan en de bisschop schrijft dan letterlijk: hij is de liederlijkste man. Naast droeve informaties over de toestanden op Curaao komt de bisschop...”
2

“...zijn, weet ieder op straat het de volgende dag. Maar wie vertrekken er, de pientere lui, de ambachtslieden, die vluchten, hollen de Curaaose maatschappij uit. Hij, Lansberge, moet een keer constateren dat de bevolking in n jaar met 3000 achteruit ging. Komt de emancipatie niet spoedig, dan is Curaao heel wat ambachtlieden kwijt, wat een ramp voor het land moet heten. Ze vluchten niet om eten te hebben daar in Coro, want daar is het ook niet veel, ze vluchten zelfs niet om de shon, het kwam zelfs voor dat men de shon liet weten, hoe aardig, dat men n de emancipatie wel terug zal komen, hetgeen wel nooit zal gebeurd zijn. De kern van Curaao is weggelopen, men had moeten toegeven, dat de emancipatie er reeds had moeten zijn. Deze beschouwing maakt ook wel duidelijk, dat als eenmaal in 1863 de emancipatie er eindelijk is, er nu niet direct een volkje over is, waarvan men een opbouw van een nieuw land mag verwachten. Economisch waren ze niets waard, een vak kenden ze niet en het onderwijs dat...”