Your search within this document for 'en' resulted in 347 matching pages.
 
1

“...\ aan KIENDEN LUIM EN GEZELLIGHEID* TOEGEWyD, DOOR ,J. B. CHRISTEMEIJER. WmEm Sm f omiu. /ar. etjti. ?/' y. am', mm n * mmm >_ Te AMSTERDAM, bij J. C. VAN RESTEREN. MD C C C XXII....”
2

“...I VOORBERIGT. J^e kleinigheid, welke ik mijnen Landgeilooten aanbied, is de vrucht van epne proeve, door mi* in den luimigen fchrijftrant genomen, en beflemd tot eene uitfpannings-lektuur in verlorene oogen- blikken en bij gebrek aan betere bezigheid< Er is misjchien wel geen vak in onze Neder duit- je he Letterkunde, waarvan de bewerking aan zoo veel moeijelijkheid onderhevig is, als het luimig genre; het is deze joort van lekt uur, die, meer * a dan 2...”
3

“...vi VOORBRIGT. dan eene andere, hare eigene zwarigheden heeft) . zij die jnet den aard en het taaleigen onzer moe- dertaal zijn bekend, zullen mij deze aanmerking gereedelijk toeftemmen, welke ik daarom hier voor- af zend, omdat ik wensch, dat zij bij de beoordee- ling van dit werkje niet uit het oog verloren moge worden. Ik vind mij Verpligt hier eene aanmerking te Voorkomen, die mogclijk door den eehen of anderen melancholicus of fplint er kijker zou kunnen te berde gebragt worden, oip ihet gebruik, dat ik gemaakt heb van zekere uitdrukkingen, die ik aan eenige perfonen in mijnen Neef van Curacao in den mond gelegd heb, alsof ik daarmede ten oogmerk zou gehad hebben, om onze Landgnooten Van dt Jod- fehe belijdenis in een bltgchclijk daglicht t Jlit- h)i. Niemand kan voorzeker meer Van dit denk- beeld gruweni dan ik; zoo fit en zoo hevig het affchuweUjk vooroordeel vtrfeijn, hetwelk lieden van eene andere belijdenis, ten voor- werp van befpotting wlaetkt; ch ik verklaar, dat het mijl innig...”
4

“...handelwijze in Jlaat kande Qordcelen. J)och elk, die niet geheel vreemdeling in Amftcrdam, en met de Amfterdamfche zeden niet onbekend js, zal gevoefen 9 dtft ik van dat kluchtig patois, jargon of hoe meti het noemer} w\lx alleenlijk gebruik gemaakt heb x om hier en daar een koddig tooneeltje meer in deszelfs karakteristiek licht te doen uit komen. Tot hetzelfde einde heb ik, nu ert dan, van den Gelderfchen tongval en fs>m~ mige fpraakw ondingen elders in omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge- arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke...”
5

“...' 3 . r-n.'n'jH':A' ut £ wensch overigens dat mijne Lezers zich met dit boekske mogen vermaken, en de lektuur er van hun ft rekke tot eene even aangename verpoozing, als mij de vervaardiging van hetzelve menig, an- ders verloren fnipperuurtje gezellig heeft doen flijten. J. B. Christemeijer. Utrecht, #4 November 182s. DE UITGEVER AAN DEN LEZER. Gaarne hadden wij, ingevolge het itizigt van den Schrij- ver dezes werks, hetzelve mei zijne luimige en tevens ern- ftige vertelling: Lodewijk Knop en zijne ontmoetin- gen, te vinden in euphonia 1821, verrijkt, indien deze zijn neef van Curasao niet zoo zeer, tot ons genoegen , v/as uitgeloopen, welk verhaal ons voldoende voorkwam om onzen land gemot en afzonderlijk aan te bieden zoo als wij doen bij dezen ; terwijl wij geenszins twijfelen dat in eenen volgenden bundel van den Heer Christemeijer, zijn Lodewijk Knop met graagte zal worden opgenomen en ontvangen. T. C van Resteren. DE...”
6

“...DE NEEF VAN CURACAO. I. KARIKATUREN. Tk kan mij niet begrijpen, baas, hoe.gij dat den ganfchen dag uithoudt, fprak Jan van der. Stap een voormalig Hollandsch koopvaardij-kapi* tein, tot den Heer Rnuppei.busch zijnen kleer- maker, terwijl deze hem de maat voor een nieuwen manteljas nam. Wat bedoelt Ed., als ik mag vragen? hernam de beleefde man. Wel! dat heidensch leven daar boven. Wat beduidt dat getier? Het is of zij den ganfchen bol dditr kort en klein Haan. A o Hel...”
7

“... Neen! dan moest UEd. het, verleden zondag avond, eens hebben bijgewoond: toen bleven de lieden op ftraat voor de deur Haan. Maar wat is dat dar. toch voor een fatans- n geweld? Zulk vloeken heb ik nooit op een oor- logfchip gehoord. Het is mijn zoon jojakim, om UEd. te die- nen, met onzen boekhouder, den Heer Osse- poot. < V 3, Wel baas! dan beklaag ik u in mijne ziel. ,3 He!? Mag ik vragen, hoe zoo? Dat gij zulk een jeneverlap van een zoon hebt. Hoor mij zulk een vent eens brullen en aangaan! Jeneverlap ? ? .... Hoe meent UEd. dat ? Wat hagel! baas, welk mensch die nuchter is, houdt dus huis ? Het is, op mijne eer! of er een hoop dronken matrozen den kreupelen waard flaat. Ik bemerk, ik bemerk het al. UEd. hebt mij niet wel begrepen.... Zoo ? Is de arme duivel dan mogelijk niet wel bij het hoofd ? Ha! hi! ha! UEd. doet mij waarlijk lagchen. Nu geloof ik, dat UEd. er een weinig kortswijl onder laat loopen. Kortswijl, baas? Ik heb het in mijne ge- dachten...”
8

“...niet, hoe iemand, die nuchter en bij zijn verftand is, lief- hebberij heeft om daar als een bezeten mensch te tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge- jank en gebrul? Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit. Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er een woord van begrijp. Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met het treurfpel niet veel op te hebben. Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko- men. Spelen, ze daar boven dan komdie? UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel. Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder- banden, dat zij, woensdag over veertien dagen, denken te geven. Overmbrgen moeten zij het ftuk weder ribbetcrtn. Als UEd. plezier hebt, om de vertooning bij te wonen, dan gelieft UEd. maar te fpreken, en er zijn altijd lootjes te uwer...”
9

“...4 DE NEEP VAN CURASAO. een vrolijk Pukje zijn, feldrement! waarbij men zijn hart eens kan ophalen met lagchen: weet gij, baas, zoo als ze in onze jeugd fpeelden, Krelis Louwen, Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho, en dan had men nog: de Wiskunjle- naars, de Bedrogen Officier, en meer zulke grappige Pukken; die deden een mensch den le- ver nog eens fchudden. f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor- gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn: want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be- fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst. Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar, kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er gulweg gebruik van maken. UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien- den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we- ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb- ben. Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4. Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat...”
10

“...kennis, die met zijne vrouw en hare zuster ge- wis ook mede sjokt. Derhalve vijf perfonen: dat maakt juist zeven gulden, tegens acht-en-twintig ftuivertjes de per- foon gerekend. Gelieft UEd. eens te zien; hier zijn vijf lootjes. Op de eerfte bank in den , bak komt UEd. naast malkander te zitten. Zoo baas ?! Ik dacht, dat gij mij zoo even , zeidet, zij fpeelden daar uit liefhebberij. Gaat , dat ook al om de fpijkers? Gelijk ik de eer had UEd. zoo even te zeg- , gen: uit loutere liefhebberij. Maar UEd. gelieft te begrijpen, de onkosten moeten er af: daar zijn, bij voorbeeld, de muzikanten, de oppas- fers, het licht: dit alles moet betaald worden, n Gelukkig heeft een der leden, dat een verloopen beunhaas in koren, maar voor het overige een door en door knap mensch is, nog een legen pakhuis-zolder, dien hij aan het gezelfchap in gebruik geeft: anders kwam er de huur voor een lokaal ook pog bij. Overigens: het. is dat UEd. uit de West van daan, en dus zoo veel als een buitenman...”
11

“...maar i, zoo vrij zijn, om het op te ftrijkn. ,, Maar, drommels! baas, eer ik dit vergeet 3 waar moeten wij nu morgen avond zijn? op het Leidfche plein? Lieve Hemel! die van het Leidfche plein is er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein jodenkind iemand op den weg. ,, Splt w zoon morgen avond ook mede? Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg- gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij beftaat mij te na om hem te prijzen: maar ik ,, verzeker UEd., onze Snoek heeft zijnen man in hem gevonden. Zulk fplen als van onzen ,, Jojakim is nooit in Amjlerdam gezien: daar (laat elk over verrukt. Die van' onzen ftads Schouwburg mogen er den hed voor af nemen, 4, of mijn naam zal geen Knuppelbusch zijn! , Dan...”
12

“...dag aan het kleermaken, en des avonds komedie fplen: hoe houdt een mensch het uit! Mijn zoon aan het kleermaken ?.. Neen! daar werd onze Jojakim niet voor in de wieg gelegd. UEd. zoudt niet gelven welk een vernuft er achter fteekt. Hij maakt.... wacht eens! hoe drommel heeten ze ook?. .Ja, nu kom ik er op j ^ hij maakt ook At*... Aithij.. dithyramben. Seldrement! baas, die dingen heb ik in mijn leven niet hooren noemen. Wat is dat voor tuig? . Om UEd. de waarheid te zeggen, hpt is mij ook te hoog: ik verfta ze niet. Maar onze boek- houder, de Heer Ossepoot die zelf aan het vak doet, zegt dat het een verbazend diepzinnig werk is; althans dat het een karei moet zijn, die ze maakt. Dan is dat misfehien zoo veel, als zijne eigen- lijke kostwinning? Och neen! bloot liefhebberij. UEd. begrijpt, geld verdienen ze er niet mde; het gefchiedt uit fmaak uit zucht voor de wetenfehappen, zoo als de Heer Ossepoot dat noemt. Als hij er dan een goed ambacht bij verftaat, en met zijn handwerk nog...”
13

“...zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op ,, het touw is: dat moet paardewerk zijn Maar het ding is niet zoodra in de wereld, of onze Jojakim gaat aan het rollen; dan zien wij henj foms in geer.e drie dagen weder; dat noemt de ,, Heer Ossepoot, uithollen, en zegt: dit is ajleij ,, vernuften eigen, ,, Sak,...”
14

“...altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich, nota bene! nog wel lid van Felix Mierekis zulk een pillen-t knoeijer,. vermeet zich, onzen Jqjakim openlijk uit te jouwen en voor het lapje te houden! Dat noem- ik, iemand in het openbaar te- pottris-, s, truren Nu, baas, doe, zoo als afgefproken is! Gelijk ik beloofd heb, overmorgen avond ont-> m vangt UEd, den manteljas te huis, Maar...”
15

“... ,, Si! Monsieur Kenuppelebousse liet zich eene vervaarlijke item, van. uit des Heeren Knup- pelbusch fchrijfvertrek hooren; eri te gelijk fprong er iemand met eenen pas de shawl voor den dag, die onder aanhoudende buigingen en het gelispel van ,, Messieurs / Ffessieurs den Heer En up - pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas te...”
16

“...DE NEEF VAN CURASAO. i1 ,, te noemen!.... De onbefchaamde! het was, als deed hij het er om; dat ging, oin het andere woord, baas! Ma foil baas!!.... ik ben gen- ,, digneerd. Niet meer 'dan ik: en sois sr, ma steur / fprak Jufvrouw Juliette des Heeren Knuppel- busch, jongde telg, die niet hare zuster Hor- tense in eene aangrenzende kamer gezeten, het gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed. is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert verftand te hebben; maar hij taleert geen grein ducatle, de man heeft geeri manire de yivre. 4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte, j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men- ,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa- renieerd te zijn;...”
17

“...ex- plicatie te geven! zich door zulk een tre aller- lei ionises te laten zeggenDie vlegel! met zijn baas! 'baas ,, De karei zou een opulent fortuin bezitten, ,, a cc que Pon dit - J'cn ai oui dire, Puissant richc en weduwe^ naaf.... Comment P Ne pas mari? En naar men verzekert, opzettelijk gerepa- trierd om..., raad eens, Juliette! pour sc choisir une femme hollandaise / Fi done hollandaise 99 Aan wie ook anders dit grotesk figuur zoude , gevallen! Oh del! ce monstre mar in! Eh hien, ma steur! eh bien! Je Favoue, cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux, traitables.... Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in , den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$ geheel en dsordre, Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant ftaat? Het kleedt u wel. Doch gij betaalt uwe blon- , des fchreeuwend duur. Madame perroquet is anders vrij civiel. Of- - fchoon zij uw krippen kleedje norm hoog...”
18

“...riep de Heer Knuppelbusch, van uit de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !... Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa- tanfche jongens nu weder! Er is er niet n aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------ Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar is het brommertje! maak het portier eens open! de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!..... Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het ,, gehoord? .... Nous voila! mon papa! nous voilh! zei- den de meisjs, te voorfchijn tredende; en vroegen in...”
19

“...levensgroot! Hooft gij dan niet, Jakomijn! hetgeen papa u beval ? beet Jufvrouw Hortense de dienst- maagd vrij fpitsvinnig toe. Gij zijt toch altijd een doof fchepfel, Jako, ,, mijn! voegde Jufvrouw JuLiETTExer in gram- me woede bij. ,, Wij zullen zelve nog hef portier moeten openen Ik had mijr>c pantoffel in den gang verloren, jonge Jufvrouw fprak de floof., en wilde, toen zij het rolkoetsje in het oog kreeg, dadelijk naar het portier ijlen. Haal eerst de parapluie eens, van achter de trapdeur van daan! gebood de Heer Knuppel- busch aan de meid, haar terug wijzende. Ziet ,, gij dan niet, hoe hard het regent?. En de jonge Jufvrouwen hebben hare dansklecdjes aan! zij ,, kunnen, door zulk een weder, niet over de floep gaan, of worden druipnat. De meid gehoorzaamde. De Heer Knuppel- busch begaf zich voor, aan de hhisdeur, om den voerman te beduiden, waarheen hij de Jufvrouwen brengen moest. Zijne dochters namen dit oogenblik waar, om nog een laatst bezoek bij den fpiegel in de...”
20

“...DE NEEF VAN CURASAO. 15 ,, Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat! jongetje! gelastte de Heer Knuppelbusch den voerman, die juist wilde afftijgen, en hevig in den baard gromde, dat men hem zag, en toch in dit weder zoo lang liet wachten. ,, Wat?... Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat?... Zijt gij niet wijs?? bulderde eene ftentorftem den Heer Knuppelbusch van uit het brommertje tegen; en te gelijk ftak iemand, met eene vervaarlijk groote batterij-pruik op, het hoofd buiten het portier, en vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die ...”