Your search within this document for 'dal,beter' resulted in 19 matching pages.
1

“...343 . XVIII. ZEEVAARTKUNDIGE BESCHRIJVING VAN DB NEDERLANDSCHE WEST-INDISCHE BEZITTINGEN; DOOR J, MODERA^ Luitenant ter Zee 1 Rl., enz. IN LEIDING. Dal hel boekje, len lilel voerende: r)Beschrijving van de kust van Guyana, beboerende bij eene kaarl dier kust, uitgegeven bg de Wed. gerakd hulst van heulen, 1824, hetwelk lot nog toe aan de Nederlandsche oorlog- schepen wordt medegegeven, als gids lot het bevaren der kust van Hollandsch Guyana hoewel in der lijd goed en voldoende naauwkeurig, thans echter, door het veran- deren der kenmerken op meergeiegde kust, gebrekkig en voor hem die er onbekend is, onvoldoende mag be- schouwd worden, zal wel geen betoog behoeven. Ieder zeeman, die onze Nederlandsche Wesl-Indische kolonin bezocht heeft, zal daarvan gewis de ondervinding tol bewijs kunnen aanhalen. Die overtuiging lokte dan ook de po- gingen uit, om eene nieuwe zeevaartkundige beschrijving onzer Wesl-Indische Bezittingen voort te brengen. Zeelieden, met die vaarwaters bekend, zal deze beschrij-...”
2

“...eens om de N. N. O. en Z. Z. O. willen trekken, zonder dat men in het minst, door den phases van de maan of iets anders, op eenige regelmatige verandering in de rigting of in de kracht kan rekenen; als welke laatste meest van die des winds schijnt afhankelijk te wezen en zeldzaam zich boven de 2 Duilsche mijlen, per wacht, verheft. Niet te min meent men te hebben opgemerkt, dat de slroo- men om de oost zich meestal bepalen lot den lijd van de volle maan. Midden "s vaarwaters in de Carabische zee, dal is omstreeks de 13 tot 16 breedte, is echter, door alle jaargetijden henen, de stroom sterker dan onder de eilan- den of kusten. Overigens heeft dezelve in October, No- vember, April en Mei de minste kracht, doet zich onder de kust van Venezuela het meest van December tot omstreeks April gevoelen, en is, in de noordelijke gedeel- ten, in Julij en Augustus het strengst en dan met moei- jelijke zee. Onder de zuidkusten van St. Domingo en Portorico kan men somwijlen niet alleen zeer geringen, maar...”
3

“...was het de gewoonte, omstreeks kaap Orange de kust van Guyana in het zigt Ie loopen (dat is ongeveer op 51 15' bewes- ten Greenwich), om vervolgens, westwaarts langs die kust henen zeilende, naar de rivier Suriname, enz. af te hou- den, Men deed zulks ten einde niet door de aanhoudend westwaarts aanloopende, soms nog al sterke strooraen, beneden de verlangde haven te geraken en integendeel zeker te zijn, dat men zich nog boven dezelve bevond: tevens om zich beter aan het land te kunnen verkennen, hetgeen zoo ver oostwaarts op veel beter kan geschieden, dan bewesten de rivier Marowyne. Intusschen, z doende moest men ook de Constapels eilanden op de kust van Fransch Guyana voorbij zeilen, welke het geen zaak is des nachts nabij te komen, omdat in derzelver omstreken reeven en ook blinde klippen gelegen zgn. Bewesten de rivier Marowyne daarentegen, bevinden zich volstrekt geene gevaren in het vaarwater. Daarom, en vermits tegenwoordig toch verreweg de meeste schepen van tijdmeters voorzien of...”
4

“...waargenomen miswijzingen over het algemeen vrij wel met baklows miswyzing kaart overeenkomen. Men zal bij het oploopen der kust ook eene kleinere soort van vliegenden visch ontwaren dan wel op dieper water, hebbende deze visch ook donkerder vinnen dan gene. Des nachts is het, veeltijds nog al vrij sterk, vuren van het water ook eene goede aanwijzing dat men de kust nadert. ONDERSCHEIDENDE KENMERKEN TER BEPALING OF MEN ZICH BIJ DE SURINAME OF BIJ DE MAROWYNE BEVINDT. Het is meer dan eens gebeurd, dal schepen, van om de Oost komende, zich vergisten in de verkenning der kust van Hol- landsch Guyazia; zoodanig, dat zij de rivier ilfaroioyne voor de meer westelijk gelegen Suriname aanzagen. Zulk eene vergissing kan nadeelige gevolgen hebben, omdat de eerst- genoemde aan het inkomen vol harde zandbanken is. Te- genwoordig, nu men tijdmeters heeft, is eene dergelijke vergissing minder te vreezcn en valt dan ook zeldzaam voor. De kust van Hollandsch Guyana, gelijk reeds gezegd is, zeer boomrijk en...”
5

“...363 dan dal men het kunne bespeuren. Maar ziel men het, dan is bet een zeker bewijs, dat men zich bij de Maro~ tcyne en niet bij de Suriname bevindt. Voor beide rivieren liggen banken; die van de Maro- wyne zijn kenbaar aan den reeds vermelden groven graau- wen zandgrond, van welken het zand, naarmate men westelijker komt, fijner wordt. Deze banken kan men niet binnen de 5 vademen (8^ el) naderen. De Suriname banken beslaan uit graauwen moddergrond, en deze kan men gerust tot 3J en 3 vadem (5951 palmen) aanzeilen. HET VAREN LANGS DE RUST TOT AAN DE SURINAME. Wanneer men de rivier Marowyne voorbij is, vindt men weldra eene bank met blaauwen modder en slijk, bij de Via-Via kreek, die vrij vlak is en met eene punt noord- waarts uit den wal steekt; doch lot op 5 vadem (8^ ellen) wel genaderd kan worden. Voorbij deze bank wordt het weder dieper. Bewesten gezegde kreek ligt, lusschen dezelve en post Orange, nog eene bank, die op de kaar- ten niet bekend is. VoiiOrange is kenbaar aan een paar...”
6

“...mond van twee rivieren, te welen: de Sara- macca en de Coppename. Purdy, in deszelfs Columhian Navigator, 3 deel 2 uitgave, bladz. 156, stelt den afstand tusschen de Suri- name en Coppename, op vier leagues, (dat is 3 duilsche mijlen) alsmede dal tien leagues (7| duilsche mijlen) westelijker dan de Coppename, de Corantyn zich in zee ontlast. Dit is blijkbaar eene grove vergissing, want de afstand der oosthoeken van de Suriname en Coppename, is nabij 11 duilsche mijlen, liggende Braamspunt op 5 56' 20" noorder breedte en 55 12' 48" lengte bewes- ten Greenwich en de oosthoek van de Coppename, op 5 49' 45" en 55 53' 54" bewesten Greenwich (1); terwijl de Coppename en de oosthoek der Corantyn minstens 15 duilsche mijlen uil een liggenhetgeen dan ook beter overeenkomt met de dertig leagues (22| duitsche mijlen), welke PURDY, in het reeds opgenoemde deel van zijnen (1) Deze lengte en breedte is het gemiddelde der waarneming van de Heeren stort en tan der hart, (zie de tafel van geographischo 'es'ns)-...”
7

“...cene aanmerkelijke slagzijde bekomt. Bij het opvaren wordt men door den noord-oost passaat zeer geholpen. Bijna al de rakken en bogten zijn dan, vooral over dag, als wanneer er meestal eene frissche koelte waait, te bezeilen. In den regentijd echter kan men wel eens genoodzaakt wezen van werpen te moeten gebruik maken. Schepen die deze rivier bezoeken om hout in te laden, doen hel best zich te verluijen voor een zwaar anker, stroom opwaarts, en het stopanker stroom afwaarts. Men korte dan, met dal gedeelte van het schip waar zich de laadpoort bevindt, naar den wal en meere zich goed vast: want de stroomen loopen hard. Men make vervolgens eene stelling of brug uit twee boomstammen, met dwarshouten er over, en hange deze met het eene einde aan het schip, op gelijke hoogte met de laadpoort, terwijl het andere einde op den oever rust. Over deze brug kan men dan met een gein of wuit de balken binnen boord slepen. Op sommige plaatsen kan de ondiepte bij den oever wel eens beletten om digt genoeg...”
8

“...nachts te werken: want alzoo het alles in den passaat op gaat en het des nachts meest altijd stil is, zoo zal men veelal, met een paar sloepen voor het schip, er wel zoo veel vaart in kunnen boegseren dat men stuur hebbe. Het uitzeilen uit de monding dient in den vloed op te geschieden, sturende men om de N.W. t. N., over het diepste water naar buiten. HET VAREN VAN DE RIVIER COPPENJME, NAAR DE RIVIER NICKERIE. Van Suriname komende en bestemd naar de rivier Nickerie, is het niet volstrekt noodig, dal men de Coppe- name in het gezigl loope: doch heeft men zulks ter verkenning gedaan, dan stellen wij het schip wederom te wezen in de peiling: den lagen- of noordhoek der Saramacca Z. O. t. Z. De Coppename open, met den oosthoek Z.t.O. op anderhalve mijl afstands. Men sture dan weder wat uit den wal, om vrij te blij- ven van eene modderbank, welke uit den westhoek der Coppename nog al ver in zee uitsleekt, zoodat men hier wel kleine twee mijlen uit den wal zal moeten blijven. Deze bank voorbij zijnde...”
9

“...388 Ais men, by dit eiland gekomen, niet vcriekerd is er bo'ven Ie zullen kunnen liggen, dan zal men beter doen er beneden henen te houden dan te pogen door laveren er boven te blyven want de oost en loefzijde is omzoomd van reven en klippen, en aldaar is er gevvoonlijk zware deining. De west- of lijkant daarentegen, is voor een groot gedeelte schoon, men heeft er eene elfen zee, en over dag dikwijls eene frissche en bramzeils koelte, die soms nog als oostelijk wil wezen. Men kan dus daar digt onder den wal langs zeilen, verliest niet door den stroom, en heeft.geen zorg voor brandingen aan ly: terwijl men daarom toch het doel, om eenen noordelijken doortogt naar de Caraihische zee. te vinden weinig minder goed be- reiken zal. Men kan de Caraihische zee veilig in zeilen bezuiden om Toha^o f Grenada^ f^incent y St* Lucia y Dlai- tiniquey Dominica, Maria Galante of Antigua, Al deze straten zijn schoon, met uitzondering van eene bank bezuiden Tohago (!) Benoorden Antigua is zulks echter niets...”
10

“...Christoffel (gewoonlijk Sl, Kitts genaamd) gerust doorloopen om de N.W., alleenlijk zij men indachtig, dat zich van de noordpunt van Nevis een rif 1^ a 2 mijlen ver N. N. 0. waarts uilslrekl, hetwelk men zorgvuldig mij- den moet. Begon, op deze hoogte gekomen, de wind zoo te schralen, dat men wel zou willen de Kraal in- loopen, dan is het toch geene zaak dit te doen tusschen Nevis en St. Kitts door: want dit is een zeer onzuiver vaarwater, gelijk men bij de beschrijving dier eilanden zien kan. Beter zal men dan doen eenen slag te ma- ken te meer, dewijl de noordwestelijke strekking van St. Kilts toch spoedig genoeg gelegenheid zal geven, om wederom ruim weg te zeilen. Doch verkiest men, bezuiden Antigua zijnde, de Kraal in te loopen, dan kan men zulks doen, onverschillig benoorden of bezuiden Rodondo henen, alzoo het rondom dat eiland overal schoon is. Vervolgens kan men, onder de lij van St. Kitts henen, noordwaarts naar St. Martin zeilen, of naar St. Eustatius houden. Van St. Martin naar...”
11

“...395 Guadeloupe door, den Atlantigchen oceaan in, en dan om de zuidoost te loopen. Doch vindt men den passaat wat zuidelijk, dan doet men beter benoorden Barbuda henen te zeilen, en dan zuidwaarts op te gaan, tot dat men zich in het gebied der aanloodingen bevindt; want om op hooge breedte oostwaarts op te werken, is meestentijds onvoordeeliger dan het opwerken meer onder de kust. De zuidelijke stralen van den rei der bovenwinds eilan- den, zijn volstrekt niet aan te raden tot het inloopen van den Atlantischen oceaan, omdat in dezen, de westwaarts loopende stroom altijd het sterkste, zelden minder dan van ne mijl, en zeer ongeregeld in rigling is. Als men met zware vaartuigen of schepen van Aruba naar Curasao zal opwerken, dan kieze men het vaarwa- ter benoorden het eerstgezegde eiland boven dat, er be- zuiden, omdat men daar gemeenlijk, hoewel meer zee, echter minder stroom zal aanlreffen dan aan den zuidkant. Ook kan men hier wel eens den eenen dag harden west- waarts en den anderen dag...”
12

“...ten Z. O. van deszelfs noordhoek gelegen), als een voorland te voorschijn komen. Ook dit is hoog en bergachtig. Groot Tohago loopt aan de uiteinden langzaam laag af, en zulks aan den noordhoek het sterkste. Het is dikwerf met wolken bedekt. Ten zuiden ligt in het vaarwater tusschcn hetzelve en Trinidad, eene ondiepte, De kapi- tein Luitenant {Commander) van de Engelsche Marine, A. DKEW, heeft met zijne onderhebbende Corvet d^ fVesp , deze ondiepte, in het begin van 1843, opgenomen en bevonden dal het een rif is hetwelk zich van de Browns of zuidpunt van TioAn^o onafgebroken omtrent 2^ duilsche mijlen ver in eene Z.Z.Wester riglirig uitstrekt, en ner- gens meer dan 15 eng. vademen (27,5^ N. eljen), doch voor hel grootste gedeelte slechts 5 tot 8 vadem (9 tot 14J ellen) diepte heeft, zijnde de diepste plaats (Ugt^pnder het eiland; terwijl men op ne plaats slechts 27 eng. voeten (1} Zie de afdceling over het opxvrken....”
13

“...het zulks echter niet. Men ziet er maar zeer weinig boomen op. Het heeft overigens een rots- achtig voorkomen en is als bezaaid met huizen, gehuchten en windmolens. Uit het oosten komende en bezuiden het eiland henen, onder deszelfs lijkant zeilende, vertoont het zich altijd hoog in ht midden en naar de beide uiteinden laag af- loopend, en hoewel het bergachtig is, gaat het naar de einden afnemen der hoogte vrij regelmatig. De Oost of Kitridges punt is de laagste, doch uit het Oosten ko- mende (dal is, als men de noordpunt omtrent W. t. N. en de L. Westpunt W. Z. W. heeft) schijnt de oostpunt het hoogste te wezen. Bij het verder omzeilen ontdekt men echter spoedig, dat dit eene dwaling is. Van de oost- naar de zuidpunt is het land meer effen en vlak, tevens zee- waarts afhellend, doch tusschen de oost- en noordpunten bestaat het slechts uil naakte rotspunten. Van de oost (Kitridges) naar de zuidpunt is de strek- king N. O. en Z. W. Er loopt daar een rif langs den wal, de gehcelen, dat zich...”
14

“...het Z. O. l. Z. weder van 7 lot 20 en meer vademen (12 tol 34 ellen) wil zand met gebroken schelpen enkalkslof. Op de 7 vademen (12 ellen) diepte, heeft men Saha lusschen hetN.N.0. tot N.t.W., en Eus- tatius O. N. O. en N. O. t. O. Zoodra men zuidelijker komt neemt de diepte spoedig toe en wordt alras onpeilbaar. Doch even z neemt de diepte, bij het noordelijker ko- men snel af, en op 3 en 4 vademen (51 en 68 palmen) slaat er, met zuidelijke winden, rolling en branding. Het water is er z helder, dal men op 7 en 8 vademen diepte den grond onder het schip zien kan. Men kan hier somwijlen eenen z harden westwaarts loopenden stroom aanlreffen, dat het oplavcren bezuiden het eiland, zelfs met eene goede vaart, ondoenlijk wordt. Aan de zuidwestzijde van het eiland bevindt zich het eenige gehucht, hetwelk er aanwezig is, gelegen m eene vlakte, die aan den zeekant door hoog gebergte wordt gedekt....”
15

“...palmen) lager dan m deze. Er wordt veel zout uit getrokken. Ten weste van dit meer, mede achter en bewesten de stad, vindt men weder een zoet water meer, waarvan de oppervlakte slechts 2 voeten palmen) beneden die van bet water in de baai, gelegen is. Deze meeren leveren alzoo een verwonderlijk en oogenscbijnlijk tegenstrijdig natuurverschijnsel op. Alleen aan hel inkomen dezer baai is er diepte genoeg voor groote schepen; want, van achter het gebergte, het- welk de kaap Blanco uilmaakt, lot aehter dal, waarop hef vervallen fort AmHerdam ligt, strekt zich, dwars over de baai henen, de zoom uit van eene zandbank, op welke aldaar slechts 2 en kleine 3 vademen (34 tot 50 palmen) diepte gevonden worden, eene diepte naar de stad toe meer en meer afnemeride, tot dat de bank zich ten laatste vereenigt met de landtong, waarop Philipshura gelegen is. Naar deze baai bestemd zijnde, trachte men de kaap Blanco onder de lij te brengen, ten einde daarna, op dezelve aanhoudende, er bewesten te ankeren. Doch...”
16

“...429 hoek van St. Cruz loopt en, aan den zuidwal van dal eiland, aan het land vast is. Als men dus, gelijk boven verondersteld werd, van om de zuid, beoosten St. Cruz henen loopt eii verder noord- waarts bestemd is, moet men den oosthoek niet nader dan op 3 mijlen nemen en ook den oosthoek van het Bokken eiland op dien afstand houden, tot dat rnen den noord- hoek van dit laatstgenoemde, bezuiden het W. Z. W. peilt, als wanneer men gerust westelijker kan sturen. Bezuiden St. Cruz bevinden zieh ook reven langs de kust, doch deze strekken zich niet veel verder dan ^ mijl uit. Echter bij den zand- of zuidwesthoek is dat rif gevaarlijk en men moet het op eenen goeden afstand houden. HET KRABBEN OF FIQUE EILAND, Wanneer men dit eiland in het N. O. heeft, ziel men aan deszelfs zuidwestzijde een hoog gebergte, hetwelk zich ver boven het overige land verheft. Meer westwaarts op loopt dit gebergte in een tamelijk effen en veel lager land uit, hetwelk zich voordoet als kleine, van elkander geschei-...”
17

“...Punta Santa de la Laguna (van welke een steen rif uitsleekt) aan en ankere met den vlaggenstok van het gouvernementshuis in het N. O. op 30 tot 25 vademen (51-42| ellen) zandgrond, alwaar men altijd zeer effen water heeft. Het kanaal, waarvan zoo even hel inkomen beschreven is, is, tusschen het rif en de steile bank daar tegen over, te naauw om het met een eenigzins groot vaartuig te kun- nen uitlaveren, en nademaal het uitgaan maar zeldzaam bezeild zal wezen, zoo is het, voor zulke schepen, beter op de Elisaheths reede te ankeren. Deze reede is eene inbogting in het rif benoorden de zandpunt van het eilandje A. Daar kan men in 24 tot 20 vademen (41-34 ellen) zandgrond, veilig en in effen water liggen. Het eiland Aruba is niet geschikt om zich van versch drinkwater te voorzien. CURACAO. A Het eiland Curacao heeft een allezins bar en rotsachtig aanzien. Het is ongeveer mijl lang en op het smalste gedeelte (dat is omstreeks het midden) slechts eene ยง mijl breed. Deszelfs hoogte is middelmatig...”
18

“...ruimte, en eene vei- lige luchtige en gezonde legplaats op voor eene geheele vloot, met eene die[)te van, midden s vaarw'aters, 10 en 11, en naar de wallen toe tot 6 vademen afnemende (170, 187 en 102 palmen). Deze ruimte wordt oost- en westwaarts bepaald door reven, welke slechts naauwe, ofschoon genoegzaam diepe kanalen ouderling open laten. Het drinkwater bekomt men te Curaqao, uit bepaalde- lijk daartoe vervaardigde putten, meestal tegen f 0,70 per 500 ned. kannen; doch het regenwater, hetwelk beter is, gewoonlijk tegen het dubbele van dien prijs of nog duur- der; al naar male het er in langeren of korter tijd niet geregend heeft. Regen is iets waarnaar men somwijlen gedurende maanden lang vruchteloos reikhalzend uilziet, niettegenstaande er intusschen menige zwarte wolk over het eiland naar de vaste kust van Amerika is henen gedreven....”
19

“...442 HET BINNEN ZEILEN DER St. ANNA BAAL Wanneer men langs de luidkust van hel eiland zeilen- de, gevorderd is lol bij de eerste huizea beoosten de St. Anna baai, (dat is bij het zoogenaamd Pieler Maai) dan komt gemeenlijk de loods aan boord; doch hel navol- gende in acht nemende, kan men ook gerust zonder loods binnen zeilen. Men zorge dal men, bij Pieter Maai gekomen, de sloe- pen in de takels gereed heeft, om gestreken te kunnen worden en dat er trossen in dezelve klaar liggen, op dat men die, terstond bij hel inschieten der haven, op den loefwal kunne doen uitbrengen ingevalle er geen sloepen van, in de haven liggende, oorlogschepen, aan het fort Amsterdam, met trossen klaar liggen, De ankers moeten gereed zijn om te kunnen vallen en op 20 of 25 vademen (34 of 41 ellen) aangehouden te kunnen worden. Wijders moet men, bij het naderen van den havenmond, gereed staan, om op cens, over bakboord scherp bij den wind te brassen. Op ^ tot J mijl uit den wal, langs Pieter Maai zei- lende, zal...”