Your search within this document for 'dede' OR 'di' OR 'man' resulted in 47 matching pages.

You can restrict your results by searching for dede AND di AND man.
 
1

“...I\ li ll //iO' Geschied-, Taal-, Land- en '/Olkenkur-di^ Genootschap der Nederlandsche Antillen. CURASAO. Presont-Exemplat VIERDE JMRJKSCH VERSLAG VAN HET GESCHIED-, TAAL-, LAND- 8D VOIKEHKDHEIG GENOOTSCHAP, gevestigd te WILLEMSTAD, CU R Ag A O. 5^ Gedrukt en uitgegeven eij J. H. de Bussy. Amsterdam, 1900....”
2

“...het eiland bezit genomen door den Comman- deur Pieter Becquard, die met de Indianen toen de eenige bewoners van het eiland een verbond aanging enereenigen zijner manschappen achterliet, die zich vestigden op dezelfde plaats, waar in 1632 de eerste Hollandsche kolonisten zich hadden neergezet, het eiland Nieuw- Walcheren^ en hunne neder- zetting Nieuw- Vlissingen noemden en de baai, waaraan die was gelegen, Lampsins-baai. Daar de geheele bemanning van Becquards schip echter niet meer dan vijftig man bedroeg, kon slechts een klein getal der equipage worden achtergelaten, waarom Becquard besloot naar St.-Eustatius te vertrekken om van daar kolonisten naar de nieuwe kolonie over te brengen....”
3

“...Koerland, aanspraak op het eiland gemaakt. Hij beweerde reeds door Koning Jaco van Engeland en door Koning Karei I in het bezit van het eiland te zijn bevestigd, terwijl hij ten overvloede nog van den graaf van Warwick alle diens rechten op het eiland, hem gegeven ingevolge het privelege van Koning Karei I, had overgenomen. Karei II ondersteunde de eischen van den Hertog bij de Staten Generaal, doch deze lieten zich daaraan weinig gelegen liggen. Hertog Jacob rustte daarom een expeditie van 150 man uit, die enkele maanden nadat Becquard Tobago had verlaten, daar aankwam. Het eiland echter in het bezit der Hollanders vin- dende, verzochten de Koerlanders niets anders dan om te mogen landen teneinde zich van water te voorzien, hetgeen hun geree- delijk werd toegestaan, doch van die gunst misbruik makende, weigerden zij zich weer in te schepen, vestigden zich op de plaats nog heden Courland-bay geheeten en bouwden daar het fort Jacob. De Hollanders, onder hun gouverneur HuibertvanBeverningen...”
4

“...gewesten en zee-colleges aan de HuybrecMs voorstellen gevolg te kunnen geven. Zij rustten dan ook een eskader van zes schepen uit, bestaande uit vijf fregatten (waarvan twee van 34, twee van 20 en een van 14 stukken) en eene boot, over welke schepen, onder het opperbevel van den dapperen Commandeur Abraham Crynssen., de kapiteins Loncke., de Mauregnault., Ie Sage en Keuvelaer het bevel voerden, terwijl aan de kapiteins Julius Ligtenbergh en Maurice de Bame het gezag was toevertrouwd over de 300 man uitgelezen troepenmacht, die het eskader vergezelde. In December 1666 in zee gestoken, richtte Crynssen allereerst den koers naar Suriname., waar hij de Engelsche volkplanting, door Lord Willoughby gesticht, noodzaakte het Nederlandsch gezag te erkennen (28 Februari 1667). Van daar begaf hij zich naar Essequebo, waar de Zeeuwen zich in vorige jaren hadden gevestigd, doch door de Franschen en Engelschen waren genoodzaakt het land te ontruimen. Ook hier herstelde Crynssen het gezag der Staten, liet...”
5

“...tasten, ten spoedigste zee zou kiezen, teneinde Cayenne te heroveren en daarna Binckes en de zijnen op te zoeken en te bestrijden. Dit eskader liep op den 6 October des jaars 1676 uit Brest, zette regelrecht koers naar Cayenne, voor welk eiland het op den 17 December aankwam, en liet het anker vallen in een baai, op drie uur afstand van het fort. Den volgenden dag ontscheepte dEstres dezelfde vloot- voogd, die met de Britsche zeemacht voor drie en vier jaren de Nederlanders had helpen bevechten 800 man om de sterkte aan de landzijde aan te vallen, terwijl hij tevens vier fregatten tot voor het fort deed opzeilen om het van den zeekant aan te tasten. Den 19 werd de sterkte opgeischt door den Ridder de Lery, die tijdens de verovering van het eiland aldaar Gouverneur was, door Binckes naar Amsterdam opgezonden werd, in die stad uit zijn gevangenis ontvlucht was en nu als vrijwilliger den tocht bijwoonde, in de hoop, dat de gelegenheid zich zou aanbieden, den door hem beganen misstap in het spoedig...”
6

“...volkplanting voor zijn wapenen te doen bukken. Twee jachten werden door hem vooruit gezonden om de ligging en gesteldheid van dat eiland op te nemen, en hij zelf kwam den 20 Februari 1677 met zijn geheel eskader voor Tabago opdagen. Dit eskader was samengesteld uit tien schepen van oorlog, als een, zijnde het admiraalschip Ie Glorieux^ van 72 stukken en 445 man, en van 62, en van 58, twee van 50, twee van 46 tot 48, drie van 36 tot 38 stukken, alle zeer goed gewapend en overvloedig bemand, een brander, twee snauwen, een kits en galjoot, aan welker boord zich, behalve de zeelieden, negen compagnien krijgsvolk bevonden, ten getale van 450 man, gelijk mede 400 gewapende planters van de naburige eilanden en een aantal jonge edel- 0 Holl. Mercuriua Ao. 1677, blz. 76; Ponckt de la Grave, Prda Hiorique, T. I., p. 228; Vie dEstres, par Richer, p. 30, en vooral het omstandig verslag van den graaf dEstees, te vinden in VHistoire de la Marine Frangaise van Sue, T. III, p. 411 tot 419....”
7

“...bijwoonden; tellende het gansche smaldeel 4060 koppen, over hetwelk, onder den graaf dEstkes, zeer dappere en kundige mannen het gebied voerden, zooals de kapitein Gabaret, die nu met den rang van schout bij nacht bekleed was...................de graaf DE Blenac en anderen. Zoodra de commandeur Binckes onderricht was van de nadering der vijandelijke scheepsmacht en bij hare verschijning voor het eiland merkte, dat de Franschen voornemens waren eene landing te doen, zond hij eene afdeeling van honderd man naar de Palmytbaai, om deze zoo mogelijk te beletten. Doch overtuigd geworden dat, bijaldien hij al de landing daar mocht verhinderen, er zich veelvuldige andere gelegenheden tot uitvoering van dat ontwerp aanboden, zonder dat hij in staat zou zijn zulks tegen te gaan, riep hij deze afdeeling terug, teneinde geen volk, dat zoo hoog noodig was, onnut te verspillen. Hij stelde dus vast zijn macht bijeen te houden ,.en nam met overleg van den krijgsraad onverwijld alle maat- regelen, welke hij het...”
8

“...den krijgsraad, voornamelijk tot een hardnekkige verdediging der schans genomen. Hij versterkte de bezetting met een aantal kloeke matrozen tot bediening van het geschut, waardoor echter de door sterfte als anderszins reeds zeer verzwakte equipages nog verminderd werden, zoodat de Beschermer van 50 stukken niet meer dan 153, het Huis te Kruiningen van 56 stukken niet meer dan 128, de Zeetowdia van 44 stukken niet meer dan 118 en de- overige schepen van 24 tot 36 stukken slechts 25, 35, 52 tot 74 man telden, eene noodlottige omstandigheid, welke voornamelijk uit het groot gebrek aan volk, maar ook uit den aard der genomen maatregelen voortsproot, en die op de uitkomst van den strijd een onmisbaren invloed uitoefende, maar die tevens de "dapperheid der Nederlandsche zeelieden nog meer doet uitkomen. Verder vormde Binckes uit de meest kundige soldaten een klein korps grenadiers tot het werpen van granaten op den "vijand. Ook liet hij een mortier naar het fort overbrengen om "bommen op den vijand...”
9

“...kunnen afwachten, tegen wien hij met. zijn gewone kloek- moedigheid hesloten had zich tot het uiterste te verdedigen. Inmiddels waren de Franschen op den 21 Februari ten getale van ruim duizend man geland. Het gebied over deze krijgsmacht was door den graaf dEstkes opgedragen aan den scheepsmajoor de Hrotjabd de la Piogerie en aan den ridder de Geand-Fontaine, voormalig bevelhebber van het voetvolk in Franschen dienst. Het kostte den vijand nog al eenige moeite tot in de nabijheid der sterkte door te dringen, daar hij zich door een zwaar bosch een weg moest banen om tot haar te kunnen genaken. Den tweeden dag na de landing vertoonden de Franschen zich voor het eerst in de nabijheid der schans, waarna een tamboer uit naam van den graaf dEstees de sterkte kwam opeischen, hetgeen natuurlijk door Binckes werd geweigerd, met bijvoeging: Dat hij en de zijnen tot de forteres te veel moeite hadden gedaan om deze zoo lichtvaardig over te geven. Van nu af zond Binckes bijna dagelijks partijen uit...”
10

“...eenige sloepen voor de baai vertoond, kennelijk met het doel om het inkomen te peilen en de gesteldheid der baai, van het smaldeel en der sterkte op te nemen; doch deze waren spoedig met het geschut verdreven. Ook hadden veertien vijandelijke sloepen, vol volks en aan- gevoerd door twee hoofdofficieren, in den nacht tusschen den 22sten eu 23*" Februari getracht het adviesjacht de Fortuin, hetwelk op de brandwacht lag, te overrompelen, doch de moedige commandant Jan Erasmus, die door Binckes met man versterkt was, had de Franschen zoodanig ontvangen, dat zij mannelijk afgeslagen werden en met be- bloede hoofden moesten terugwijken. Er waren ook wel eenige vijandelijke oorlogsschepen tot voor de baai, hoezeer buiten kanonschot, opgezeild, doch dit scheen meer te geschieden om het uitloopen van het Nederlandsche smaldeel te beletten dan wel om een aanval daarop te doen. Op den S'*" Maart kreeg alles intusschen een geheel ander aanzien, daar de vijand op dien dag en van den zee- en van den landkant...”
11

“... en hij droeg ook de kenmerken zijner dapperheid ^), doch eerst laat in den zeedienst getreden, miste hij, alhoewel hij de twee groote zeetochtenvan dezen oorlog tegen Nederland had bijgewoond, nog altijd die kundig- "heden en die ondervinding, welke noodwendig in den gebieder van een vloot of smaldeel gevorderd worden. Dit gebrek had, althans gedeeltelijk, kunnen verholpen worden, indien dEstbes den raad van deskundigen had ingeroepen en willen volgen. Maar van hem wordt getuigd, dat hij een man was, die hoog ingenomen was met zijn eigen denkbeelden en er bijzonder veel prijs op stelde om voor een ervaren zeeman door te gaan, die alles zelf wilde doen en ook deed, maar daardoor dikwerf gebrekkig; die hoog en koud was tegen zijn minderen; die naijverig was omtrent allen, ook in de kleinste aangelegenheden, en die nimmer blijken van vertrouwen of goedkeuriirg gaf aan de bevelhebbers, welke met en onder hem 1) In het beleg van Grevelingen (1644) werd hij, 20 jaar oud zijnde, verminkt aan...”
12

“...lichtvaardig bedrijf ^), noch de overmacht des vijands is in staat den moedigen bevelhebber zijn bedaardheid te doen verliezen. Hij geeft last het anker te kappen, teneinde tegelijk met dEstres naar het strand te drijven, om aldus, zoo zijn schip niet kon gered "worden, dan ook dat des Franschen opperbevelhebbers mede "in het verderf te slepen. Le Glorieux weet echter nog bij tijds door het kappen van de enterdreggen van de Kruiningen 1) Le Glorieux voerde 445, het Nuis te Kruiningen niet meer dan 128 man. 2) Zoo noemt Binckes het....”
13

“...Franschen, daar dat der eerste tien, dat der laatste niet meer dan drie, behalve de twee genomen bedroeg. Maar, behalve dat van deze tien slechts vijf eigenlijk gezegde oorlogsschepen waren. b Gabakbt, de Lzine en De la Bordb; de lijst der verdere ge- doode en gekwetste Fransche officieren is te vinden in den Holl. Ifercurius 1677 en in het Leoen van Binckbs, voorkomende in de Levens en Daden der doorl. Zeehelden. Het verlies der Franschen wordt door de onzen op minstens 1500 en hoogstens 2500 man begroot. Het verlies der Nederlanders op de schepen en aan land beliep aan dooden 205, aan gekwetsten 144, niet meegerekend de omgekomen zieken, slaven, enz. Van onze zijde sneuvelden de comman- deur Galtie Galtjes, de kapiteins Pibter Stolwyck en Pieter Cooreman, pn de twee commandeurs Heertje Carstens en Frederik Sweees. Ik wil hier nog bij voegen, dat de vermelde moedige commandeur Jan Erasmus, wiens naam eigenlijk was Jan Erasmus Reining, een Vlis- singer was, uit een Deenschen vader voortgesproten...”
14

“...van de landzijde te doen en de baai enkel te doen insluiten, zich verzekerd houdende dat, wanneer hij eenmaal meester van het fort was, de schepen van zelf in "zijne handen zouden vallen. Het kwam er nu voornamelijk maar op aan de landing te doen gelukken. Te dien einde zette hij nog in den avond na zijn aankomst 550 man, onder den graaf de Blenao, in de Palmytbaai, zijnde dezelfde "plaats, waar te voren de landing insgelijks geschied was. "jDeze werden in de beide volgende dagen door nog ander krijgs- "volk met het noodige geschut, krijgs- en levensbehoeften gevolgd, terwijl de vice-admiraal in eigen persoon het opper- bevel over dit kleine leger, hetwelk nagenoeg 1500 man sterk was ^), op zich nam en daarmede tegen het fort oprukte. ,Men had mogen verwachten, dat de commandeur Binckes zich tegen het landen des vijands of althans tegen diens oprukken zou verzet hebben. Het schijnt dat hij werkelijk daartoe in de eerste oogenblikken eene afdeeling krijgsvolk "uitzond, doch bemerkende, dat...”
15

“...meer dan 350 man ter zijner beschikking had, welke hem hoog noodig ter verdediging der sterkte waren, maar die allen de beste gezindheid aan den dag legden en hun opperbevelhebber plechtig trouwen bijstand beloofd hadden. Binckes zich hierop verlatende, nam de noodige maatregelen tot een hardnekkige verdediging van het fort, en plaatste tegelijk zijne schepen zoodanig, als hij het meest nuttig oordeelde om den vijand, bijaldien hij mocht ondernemen ook een aanval van de zeezijde te doen, wel te onthalen. Een noodlottig toeval verijdelde spoedig al die wijze voorzorgen en maakte de kloekhartigheid der Nederlanders vruchteloos. Niet voor den elfden December geraakte dEstres in gereedheid om de sterkte aan te tasten, want de verhakkingen door de onzen gemaakt, de onbruikbare wegen, de zware bosschen en onophoudelijke stortregens hadden den Franschen zooveel moeielijkheden veroorzaakt, dat er drie of vier dagen verliepen, alvorens zij het geschut en de verdere benoodigdheden konden aanvoeren...”
16

“...het eiland en het fort Tabago nevens het oorlogsschip de Bescherming van 50 stukken, een gewapende fluit, de Koning David, en het bij de vorige onderneming veroverde, doch bijna onbruikbaar Fransch oorlogsschip Ie Prcieux. Beklagenswaardig voorzeker was dat verlies vooral omdat men bij tijdigen bijstand het wellicht had kunnen voorkomen. Maar nieo minder treurig was de dood van den dapperen Binckes, die terecht in een der verhalen van deze gebeurtenis genoemd wordt een voorzichtig soldaat, een man- haftig kapitein, en getrouw commandeur en een goedertieren Christen, wiens vorige heldendaden bewijs gaven van grootere verwachtingen, nalatende aan het vaderland een zucht tot zijn persoon en voor zich zelven een onsterfelijken naam Te midden der verwarring was het aan Geerit Claes ') SiLvius, Hist, omes tijds. D. I. B. XV, bl. 91. Hij stierf ongehuwd, maar was verloofd aan zekere jonkvrouw, Ingena Botterdam genaamd, die later in het huwelijk trad met Pieter dOrville en op den 20en...”
17

“...1688 schijnen de Pranschen echter het voornemen te hebben gehad om het eiland weer in bezit te nemen. In een brief (d.d. 17 April 1688) van Lucas Schoreb, Commandeur van St. Eustatius en Saba, aan Bewindhebberen ter Kamer Zeeland, vond ik vermeld: Dus verre geschreven hebbende, bekome kundschap van Martin- nique dat den francen Generaell monsr. Le Comte de Blunac van den Koningh sijn Meester ordre ghekregen heeft, van sigh in Persoon na Tabago te begeven, mede nemende uijt yder Compe. Soldaten 25 man en eenige voornaame Officieren, om het selve Eylandt in possessie te nemen......... Den 7 Juli 1688 meldde Schoher echter, dat de Fransche generaal met...”
18

“...reysde soo voort, over Londen en Harwits na den Hage, om haer Ho. Mo. van dit innemen raport te doen. Den Heer Binckes schreef van dit innemen als volgt; Myn Heer. Na dat wy op den 16 Maert uyt Tessel zijn gezeyit, met een Esquadre van 7 Schepen van Oorlogh, 3 Advijs-Jachten, voerende 12 a 14 stucken Canon, een Brander en 2 Advijs- galjoots, so zijn wy met de selve op den 4 Mey voor de Riviere van Cajana gekomen, alwaer wij s anderen daeghs omtrent 2 Canon-schooten van tFort landen, met omtrent 900 man, sender dat het ons van den Vijandt wierde gedisputeert, die 1) Hieronder heb ik opgenomen, hetgeen ik omtrent Binckes en de aanslagen op Cayenne en Tabago gevonden heb in het werk, dat tot titel voert: Hollandtze Mercnrius. Tot Haerlem. Gedruckt by Pieter Casteleyn, Boeck-drucker op het Zandt, in de Goude Keyzers Croon, 27e en 28e deel. Door de late toezending van het verslag ontbrak mij de t(jd om het verhaal van de Jonge te toetsen aan de verslagen in den Mercurius opgenonien of naar de plaatsen...”
19

“...doenlijck gerecognoseert hebbende, sonden wy een Trompetter om tFort en tLant op te eysschen, gaven voor antwoort, datse het ons soo niet meenden te geven, sonder eerst onse macht te sien; wy lieten voor de tweede- mael vragen, op wat maniere dat zy dat begeerden te sien, waerop zy met een Fransse glorie antwoorden, soo t ons geliefde; hier op om de tyt te menageren, en geen courage aen den Vyant te geven, en discourage aen ons Yolck, die heel courageux waren, commandeerden wy den Lt. la Croix, met 50 man van de Compagnie van Capiteyn Witsen, die wy van den Capiteyn Tindel met een Compagnie Scheeps-Soldaten van 85 koppen lieten seconderen, om soo een Attacque op de Buytenwercken te beginnen, en op een andere plaats ordonneerden wy onder den Commandeur Erasmus, voerende een Ad vijs-Jacht, 50 Matroosen, die door de Compagnie van den Capiteyn Sweerts gesecundeert wierden, en gingh dese attacque met soodanigh succes, dat soo haest eenigh van ons Volck over een drooge Gracht, en op de Palissaden waren...”
20

“...de Komp. van Cap. Schans, 1 dood, 1 geq. Cap. Witze, 85 m. Cap. Johan Swerius, 1 dood. Kap. Tindel met een Komp. 8 geq. Scheeps-Soldaten, 85 m. Lt. Savone, commanderende Kom. Jan Erasmus met een de Comp. van de Lt. Coll. Komp. Matrosen, 100 m. Hermose, 1 dood. Kap. Lt. Galtie, commanderende Pieter de la .Croix, Lt. van over 8 lichte stucken, yder Cap. Cornells Witze, 3 dood. schietende 1 pont yser, met 13 geq. 48 m. t Samen 14 dooden, 72 ge- Pioniers en met Bylen, 48 m. quetsten. t Samen 1051 man....”