1 |
|
“...NEDERLANDSCHE MISSIONARISSEN IN COLOMBIA. 269
den de Paters zich niet in relatie stellen met
de inboorlingen zonder desgelijks afbreuk te
doen aan hun eigen nochthans zoo verheven
inzichten. Toch konden zij eenige doopsels
toedienen aan kinderen van blanken en In-
dianen. Na een jaar uitzien en droevig af-
wachten in dezen ongunstigen toestand be-
sloten de Paters zich los te rukken aan wat
hen nog overbleef aan samenleving, gooiden
hun kookpotten in de kano en roeiden naar
San Amparo te midden der inboorlingen.
Maar na zes maanden tijds zagen zij zich
ook hier afgezonderd van de Indianen, die
wederom vluchten moesten van de verdruk-
kingen van baatzuchtige fortuinzoekers, en
ook omdat de Indianen nu eenmaal het no-
madenleven in het bloed hebben. De missio-
narissen hadden zich intusschentijd reken-
schap gegeven dat deze uitgestrekte en ver-
zengde streken alleen gevangelizeerd kon-
den worden middels voortdurende heen- en
weerreizen over de rivieren. Om deze en
dergelijke redenen, en...”
|
|