| 1 |
 |
“...door den geheelen Archipel
verspreid.
Een groot handelsartikel uit de wilde fauna zijn de fraai beveerde
huiden der paradijsvogels, vooral op Nieuw-Guinea.
Onder de huisdieren is ook in den Archipel het rundvee van
het meest belang, in verband met den landbouw. Nergens wordt
veeteelt als afzonderlijk beroep op groote schaal gedreven, al zijn
vooral op Java een aantal veehouders, die daarin hun eenig middel
van bestaan vinden. Het meest verspreide ploeg- en trekdier is de
karbouw (verbastering van Mal. krho), de Oost-Indische buffel:
1) Ook op N.0. Borneo, maar als afstammelingen van een aldaar ingevoerd en
losgelaten paar.
3*...”
|
|
| 2 |
 |
“...landers in den Archipel hebben gevestigd, waar ze al eeuwen te
voren waren opgetreden.
Dat is tot heden zoo gebleven, behalve dat naast de Nederlanders
vele andere Europeanen, vooral Engelschen en Duitschers, groote
handelshuizen hebben gesticht, en dat naast de Chineezen ook Ara-
bieren en andere vreemde Oosterlingen aandeel hebben in den tus-
schenhandel. Inlanders, die daarin belangrijke zaken doen, zijn er
weinig, behalve in enkele steden van Java en in Palembang.
Het marktbedrijf (markt = Mal. pasar, verbast, passer) is
\ lerkprauwtje van de Tenimber-eilanden.
in de dichtbevolkte streken zeer levendig en meestal in handen der
inlandsche vrouwen.
Inlandsche scheepvaart is alleen nog van beteekenis bij de
Maleiers, Madoereezen en Boegineezen, die alle zeen van den Ar-
chipel bevaren; de eersten en de laatsten hebben aan vele kusten
kolonin gesticht.
Visscherij is na den landbouw het belangrijkste inlandsche be-
drijf in den Archipel. Echter is de zeevisscherij, waarmee, behalve
de re...”
|
|
| 3 |
 |
“...tra.
Bezuiden de Toba-hoogvlakte begint de afwisseling van dicht be-
woonde ketenen en vruchtbare lengtedalen, met veel rijstbouw en
koffiecultuur. In de residentie Tapanoeli zijn ze veel minder
bevolkt dan in de Padangsche Bovenlanden, waar bovendien vrucht-
bare, kleine hoogvlakten liggen, bedekt met tuf, verhard vulkanisch
zand. Tapanoeli heeft tot voor kort groot gebrek gehad aan goede
afvoerwegen naar de kust. De residentie wordt, met de geheele
Toba-hoogvlakte, bewoond door het volk der Bat aks, in de laatste
jaren ook op het plateau geheel onder rechtstreeksch gezag gebracht.
De Bataks zelven beschouwen ze dezen naam als een scheld-
naam hebben door Hindoeschen invloed een niet geringe ontwikkeling
bereikt. Toch bestond van oudsher hij vele stammen het menschen-
eten, maar alleen als een straf op zware misdrijven. Sedert de Bataks
onder Nederlandsch bestuur gesteld zijn, komt daaraan een einde,
ook aan de eindelooze vechtpartijen tusschen de dorpen onderling.
De zending werkt hiertoe...”
|
|