Your search within this document for 'Wak,bo,n’' resulted in nine matching pages.
1

“...duurte- toeslag op de pensioenen verhoogd is bij Landsbesluit van 10 februari 1953 (P.B. nr. 30). Over de beleggingen onder hypothecair verband werden bij het Landsbesluit van 27 sep- tember 1954 (P.B. nr. 98) ter versterking van de veiligheid daarvan nadere regelen gesteld. Het bedrag, dat op een en hetzelfde bebouwde perceel ter leen verstrekt mag worden, is door dit besluit beperkt tot f 25 000. Tot dien golden alleen de beperkingen, dat niet meer dan 60 % van de waarde van het onderpand en aan n persoon niet meer dan f 60 000 mocht worden geleend. § 2. De financiering van de pensioenen In de in de vorige paragraaf genoemde Landsverordening van 27 juli 1951 is tot uitdrukking gebracht, dat de pensioenen van de ambtenaren van de Nederlandse Antillen en van hun weduwen en wezen op basis van het stelsel van kapitaaldekking der aanspraken gefinancierd worden. In de eerste plaats schrijft het nieuwe artikel 3 voor, dat om de 5 jaar een onderzoek wordt ingesteld, of er evenwicht is tussen de op...”
2

“...Pensioen- verordening 1899 Pensioenverordening 1938 met in stand gehouden verzekering x) Pensioen- verordening 1938 Tezamen Aantal Pensioen- grondslag Aantal Pensioen- grondslag eigen pens. Pensioen- grondslag verzekering Aantal Pensioen- grondslag Aantal Pensioen- grondslag Gouv. ambtenaren . . * , 4 { 26 035 8 f 52 186 f 27 703 1232 f 6 218 635 1244 f 6 296 856 Bijz. onderwijzers . . ? gehuwd 176 1 110 700 176 1 110 700 Gouv. ambtenaren . . . . i niet gehuwd Y met kind 1 10 800 i n 18 91 680 19 102 480 Bijz. onderwijzers . . . . ) Gouv. ambtenaren . . ... | niet gehuwd 1 10 800 174 537 060 175 547 860 Bijz. onderwijzers . . i zonder kind 13 45 588 13 45 588 R.K. geestelijken . . 28 100 800 28 100 800 R.K. ordebroeders . . 100 473 172 100 473 172 6 f 47 635 8 f 52 186 f 27 703 1741 f 8 577 635 1755 f 8 677 456 ) Onder de pensioenverordening van 1899 was het mogelijk voor zijn weduwe en wezen een hoger pensioen te verzekeren dan de helft van het...”
3

“...gekort. Twee van de 12 mannen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 van genoemde pensioenverordening een vrijwillig deelgenootschap aangegaan ten behoeve van uitkering van pensioen aan hun vrouw en kinderen ingeval van overlijden gedurende de tijd, dat hun pensioen nog niet is ingegaan. Op 31 december 1949 waren er nog 8 zonder pensioen ontslagen ambtenaren, die hun volgens de pensioenverordening 1899 gesloten verzekering in stand hebben gehouden- Van dezen is sindsdien n overleden, terwijl voor n het uitzicht op pensioen voor zijn vol- brachte dienst zich gerealiseerd heeft en deze dus onder de gepensioneerden is opgenomen, zodat er op 31 december 1954 nog 6 van deze personen waren met een verzekerd bedrag van f 5 715 aan weduwenpensioen. § 3. Verloop onder de in dienst zijnde en gepensioneerde ambtenaren en onder de gepensioneerde weduwen Mannelijke gouvernementsambtenaren Kalenderjaar Begin Bij Gepen- sioneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst Ontslagen met recht...”
4

“...Vergelijking van de verwachting met de waarneming Aantal waarnemingen Waargenomen Verwacht aantal sterfgevallen Tijdvak 1950/54 Mannelijke gepensioneerden .... 15t2 54 57,7 Vrouwelijke gepensioneerden .... 308 6 8,0 Gepensioneerde weduwen 776 25 34,6 Tijdvak 1937/54 Mannelijke gepensioneerden .... 4069 160 158,8 Vrouwelijke gepensioneerden .... 710 19 19,0 Gepensioneerde weduwen 2607 103*) 117,5 Uit deze cijfers is de conclusie getrokken, dat voor de mannen de leeftijdsverlaging van n jaar kon gehandhaafd blijven, terwijl voor de vrouwen de verlaging van 2 op 3 jaar gebracht is. Het aantal verwachte sterfgevallen onder de vrouwelijke gepensioneerde ambtenaren is dan 17,7 en onder de weduwen 108,6. Uit de cijfers blijkt,-dat de afwijking tussen waargenomen en verwachte sterfte in de verschil *) Zij zijn gebaseerd op een rentevoet van 3 %. 2) Dit aantal is 1 lager dan het op grond van de op blz. 17 van de tweede wetenschappelijke balans opgenomen staat moest zijn, daar in 1946...”
5

“...22 overlijden na te laten weduwen en wezen. Daarvoor dragen zij gedurende het uitstel 6 % van de laatste pensioengrondslag, daarna 3 % van het pensioen bij. Voor de berekening moesten nog formules opgesteld worden. De contante waarde der lasten aan weduwenpensioen worden gevonden met de overlevings- rente a^ a De fofmule voor de contante waarde der bijdragen per eenheid van te genieten pensioen is 0,03 j2axy ^+f\ x ~ + Dx"+l-y+n+\*x+n+y+n+\ ~ *>{ f vx+\-y+\ ) Hierin is O bedoelde pensioengrondslag, P het toe te kennen eigen pensioen van bedoelde per- sonen. De contante waarden zijn individueel berekend. § 9. Beheerskosten Ter dekking van de toekomstige beheerskosten zijn op de tweede wetenschappelijke balans opgebracht 2 % van de in de toekomst te betalen pensioenen en 1 % van de pensioengrondslagen, welke voor de op de balansdatum aanwezige actieve deelgenoten tijdens hun diensttijd naar ver- wachting zullen gelden. Bij vergelijking van de in de jaren 1950 t/m 1954 op deze wijze beschikbaar...”
6

“...jaar gesteld wordt. Immers alleen dan wordt de aanvullende bijdrage afgestemd op de nieuw tot het fonds toetredende deelgenoten. In het volgende zijn de technische bijzonderheden vermeld, waarna in § 12 een bespreking van de op deze gegevens gebaseerde wetenschappelijke balans volgt. § 4. Grondslagen der berekeningen Bij de bepaling van de verschillende te gebruiken grootheden moest uitgegaan worden van de toestand op 31 december 1954 en van het verloop in de aan die datum voorafgaande periode(n) van 5 jaren. Bij de aan te brengen wijzigingen is*getracht zich zo veel mogelijk op de realiteit te baseren en niet in willekeurige veronderstellingen te vervallen. Een exact beeld, hoe de mutaties onder de ambtenaren en het verloop van hun bezoldigingen en pensioenen zullen worden, is niet te krijgen, daar daarvoor eerst de invloed van de incorporatie op de pensioneringskansen, op de pensioenen enz. waargenomen zou moeten zijn. Die invloed werkt bovendien geleidelijk door. Het is mogelijk, dat...”
7

“...el samengesteld, welke opgen&nen is als staat IV. § 7. Verhogingsgetallen De bepaling van de verhogingsgetallen op de vorenomschreven wijze uit de pensioengrond- slagen, zoals die in elk jaar van de periode 1948 t/m 1954 geweest zijn, zou meer arbeid gevraagd hebben dan verantwoord was. Er is daarom gezocht naar een andere methode van benadering. Die is gevonden in de meer eenvoudige, maar minder betrouwbare methode om de verhogingsgetallen te bepalen uit de ge- middelde pensioengrondslagen op n balansdatum. De verhouding van deze gemiddelden geeft ook een aanwijzing voor de stijging van de pensioengrondslagen met de leeftijd. Daar hier de grondslagen van personen uit verschillende perioden met elkaar vergeleken worden en niet de in enige jaren gestegen grondslagen van dezelfde personen, zijn de promotie aangevende groot- heden, d.z. de verhogingsgetallen, met deze methode minder zuiver te bepalen. Het gaat hier echter om de mate, waarin de incorporatie de verhogingsgetallen, zoals die...”
8

“...de incorporatie kan aan hen, die op het tijdstip van invoering daarvan reeds in dienst zijn, pensioen toegekend worden na het voldoen aan de leef- en diensttijdeisen, welke thans gelden. Het bedrag van het pensioen wordt echter berekend volgens de nieuwe bepalingen en gebaseerd op de nieuwe pensioengrondslagen. De verhouding van pensioen tot grondslag is van de diensttijd afhankelijk. Zonder het be- rekenen van gemiddelden kan de invloed van de verlaging van het percentage van de grondslag, dat n jaar dienst aan pensioen oplevert, op genoemde verhouding gevonden worden. Voor minder dan 20 dienstjaren daalt het percentage van 2,5 op 1,8 of in verhouding F8 2,5 0,72. Na 25 jaren dienst bedraagt het pensioen volgens de oude regeling 58J %, volgens de nieuwe 45 % van de grondslag of de nieuwe PjG is 0,772 maal de oude. Voor 30 jaren zijn deze grootheden resp. 67 %, 50 % en 0,75. Door vermenigvuldiging van de bestaande verhoudingen pensioen tot grondslag met voor de verschillende leeftijden van...”
9

“...NASCHRIFT De sterfte in de Nederlandse Antillen Juist voor het afsluiten van de tekst is een artikel verschenen van de hand van E. N. Pelham, P.I.A. met als onderwerp: The mortality of assured lives in the West Indies and British Guiana, 1925-1947 (Journal of the Institute of Actuaries Vol. 82 Part II, september 1956, blz. 256). Het gaat over de sterftervaring onder de verzekerden, welke twee levensverzekeringmaat- schappijen, the Barbados Mutual Life Assurance Society en the Demerara Mutual Life Assurance Society, welke in Brits Guiana en geheel Brits West-Indi, vooral Barbados en Trinidad werken. De waarnemingen van beide maatschappijen zijn gecombineerd. De eerste twee jaar na het sluiten van de verzekering zijn uitgesloten, ter vermijding van de selectie-invloed. Uit de overige waarnemingen is een sterftetafel samengesteld. Met voorbijgaan van hetgeen overigens over de samenstelling van de tafel medegedeeld wordt, wat in deze tekst niet op haar plaats is, zijn hieronder de afgeronde...”