Your search within this document for 'no-saturá' resulted in nine matching pages.
1

“...omtrent aard, opzet en be- teekenis eener wetenschappelijke balans van een overheidspensioenfonds. 1. Historisch overzicht. § 2. Bij Koninklijk Besluit van 27 April 1936 (Ned. Stbl. No. 941, Publicatieblad 1936, No. 66) werd met ingang van 1 Januari 1937 opgericht een pensioenfonds voor de Curagaosche burgerlijke landsdienaren, de onderwijzers bij het bijzonder onderwijs en hunne weduwen en weezen. Reeds bij K.B. van 7 Maart 1938 (Ned. Stbl. No. 941, P.B. No. 61) is het op- richtingsbesluit gewijzigd en zijn met ingang van 1 April 1938 de politiemilitairen in het fonds opgenomen. Over een verdere wijziging, bij K.B. van 24 December 1941, zie men § 3. Het pensioenfonds, oorspronkelijk Curagaosch ambtenaren pensioenfonds genaamd, heet nu Algemeen Curagaosch Pensioenfonds (zie Regelen voor het beheer enz., P.B. 1938, No. 44). In art. 3 van eerstgenoemd K.B. is voorgeschreven, dat om de vijf jaar een wetenschappelijke balans van het fonds moet worden opgesteld en openbaar ge- maakt, de eerste naar...”
2

“...werden in Curagao in Curagaosche, in Nederland in Nederlandsche guldens betaald. De oorlog heeft hierin verandering gebracht en sedert de monetaire over- komst met Engeland is de waarde van het Engelsche pond in Curagao 7,60 en in Nederland 10,691 *). *) Vgl. de financiele overeenkomst voor Suriname en Curasao tusschen het Konink- rijk der Nederlanden en het Vereenigd Koninkrijk gesloten op 25 Juli 1940 en de monetaire overeenkomst tusschen die beiden van 7 September 1945 (Ned. Stbl. No. G 248, P.B. 1946 No. 191)....”
3

“...Jozef deelgenoot in het fonds geworden ingevolge K.B. van 12 Mei 1945 (Ned. Stbl. F 74, P.B. No. 109). In dit K.B. is ook het personeel van het beheerskantoor der Indische Pensioenfondsen in Curagao genoemd. Dit perso- neel werd echter in feite reeds als deelgenoot beschouwd. De pensioenen dergenen, die tot dit personeel behooren, zijn op dezelfde wijze geregeld als die der burger- lijke landsdienaren en komen ten laste van het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds. (Art. 6 van de Regelen voor het beheer van het fonds, P.B. 1937 No. 9). § 7. Voor de regeling van de pensioenen der gouvernementsambtenaren en van die hunner weduwen en weezen gelden drie verschillende pensioenverordeningen, te weten die van 1868, van 1899 en van 1938. De laatste is vervat in P.B. 1938 No. 15, gewijzigd bij, P.B. 1942 No. 160 en, na balansdatum doch gedeeltelijk met terugwerkende kracht, bij P.B. 1945 No. 71 en P.B. 1945 No. 137. Bij de invoering van de pensioenverordening 1938 zijn van diegenen, die on- der de oude...”
4

“...10 De pensioenverordening voor onderwijzers bij, het gesubsidieerd bijzonder on- derwijs is vervat in P.B. 1937 No. 130 en gelijk aan die van de ambtenaren; die voor de Curagaosche politiemilitairen in P.B. 1939 No. 22, na balansdatum gewijzigd bij P.B. 1945 No. 67 en 68, nadat een voorloopige regeling getroffen was in P.B. 1938 No. 7, gewijzigd bij P.B. 1938 No. 34. De wijziging bij P.B. 1945 No. 67 bezit terug- werkende kracht tot 1 Juli 1943, den datum van ingang van de nieuwe bezoldigings- regeling. De voorloopige regeling is behouden voor de weduwen en weezen van hen, die in of na 1931 bij de militaire politietroepen dienst hebben gedaan, doch vr 1 Januari 1939, den datum van de inwerkingtreding dezer verordening, gepension- neerd zijn. Komt de tegenwoordige regeling in het algemeen overeen met die voor de burgerlijke landsdienaren, de vroegere regeling is die van de Europeesche militai- ren beneden den rang van officier van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger (art. 43 van de...”
5

“...bijdragen voor pensioen afhankelijk zijn van de bezol- diging, werden de baten en de lasten van het pensioenfonds grooter, echter de las- ten meer dan de baten. Evenals vr deze wijziging zijn de bezoldigingen voor gehuwden hooger dan voor ongehuwden. § 12. Sinds 1 Januari 1942 worden, in overeenstemming met den gewijzigden levensstandaard, in Curagao op de pensioenen en op de bezoldigingen tijdelijke duurtetoeslagen toegekend (P.B. 1942, No. 146 en 195). De op den balansdatum gel- dende toeslagen zijn vastgelegd bij de gouvernementsbeschikking van 20 Mei 1944 (P.B. No. 84) en worden toegekend aan alle buiten vroeger bezet gebied vertoe- vende gepensionneerden, weduwen en weezen. De toeslagen worden tegelijk met de pensioenen uitbetaald, maar door het Gouvernement gerestitueerd. Zij behooren dus niet tot de verplichtingen van het fonds, en zijp bij de berekeningen buiten beschouwing gelaten. In § 64 is een schatting gegeven van den toestand van het fonds in het .geval, dat de duurtetoeslagen als...”
6

“...Tezamen op 31 December 1934 (Alleen Gouvernementsambte- naren en R.K. geestelijken; de overige groepen hadden nog geen pensioenrechten ten laste van de Curagaosche begroo- ting) 383 1 419 943 55 126 300 *) Van hen genoten drie politiemilitairen volgens de Nederlandsch-Indische regeling pensioen, tezamen f 1 686 per jaar. 2) De pensioengrondslagen van de brigadiers en soldaten zijn gesteld op de bedragen, die op grond van de wijziging der Pensioenverordening Politiemilitairen 1939 bij P.B. 1945 No. 67 vastgesteld zijn met terugwerkende kracht tot 1 Juli 1943....”
7

“...ambtenaren en de onderwijzeressen in het algemeen bij huwelijk uit vasten dienst worden ontslagen, is er niet op gerekend, dat zij pen- sioengerechtigde kinderen krijgen kunnen. Wel is op lasten en baten gerekend voor 4 vrouwelijke deelgenooten, die reeds kinderen hebben (zie § 42). Hoewel p den balansdatum nog de bepaling van kracht was, dat het pen- sioen aan jongens slechts tot hun achttiende jaar werd uitgekeerd, is op grond van de terugwerkende kracht van de desbetreffende wijziging in P.B. 1945 No. 71 tot 1 Januari 1938 gerekend, dat alle weezenpensioenen tot het 21ste jaar worden uit- gekeerd. Op overlijden of huwelijk vr het bereiken van dien leeftijd is eenvou- digheidshalve niet gerekend. Het geldelijke verschil is gering. Ook is de mogelijk- heid verwaarloosd, dat het pensioen van de halve weezen door het overlijden van de moeder zou stijgen, wat volgens de pensioenverordening 1938 het geval is. Reeds in § 9 is vermeld, dat onder vigueur van de pensioenverordening 1899 de weezen slechts...”
8

“...veel ongunstiger worden, omdat de toeslagen op de pensioenen percentsgewijs hooger zijn dan die op de be- zoldigingen. Voor de mannelijke ambtenaren bedragen deze percentages resp. 42 en 29; de duurtetoeslagen op de eigen pensioenen der vrouwen zijn gemiddeld 50 /o, die op de weduwen- en weezenpensioenen gemiddeld 53 %. De bezoldigingen zijn dus veel minder verhoogd dan de pensioenen. Bij. de berekeningen is uitgegaan van de rege- lingen van P.B. 1945, No. 178 voor de duurtetoeslagen op bezoldiging, ingegaan 1 November 1945, en van P.B. 1944, No. 84 voor die op pensioen, ingegaan 1 Maart 1943. Een ruwe berekening liet zien, dat ten gevolge van dergelijke verhoogingen het bijdragepercentage voor eigen pensioen met ca. 2,7 %, dat voor weduwen- en weezenpensioen met ca. 1,2 % wordt verhoogd. De wetenschappelijke balans van staat VIII zou het volgende beeld vertoonen, indien de duurtetoeslagen als vaste bestanddeelen opgenomen werden: (In duizenden guldens) Bezittingen en vorderingen 5 884 Schulden...”
9

“...rschil....................... Tekort .......................... Nederlandsch courant 168 017 13 472 53 000 675 000 350 000 75 221 1 407 600 1 886 600 335 000 4 963 910 PASSIVA Curagaosch courant Curagaosch courant Nederlandsch courant Curagaosch courant Curagaosch courant f 153 868 Crediteuren f 47 687 f 52 419 236 231 Teveel ontvangen uitkeering uit de Curagaosche middelen ex art. 4 en art. .5 lid 3 81 673 Saldo nog te betalen wegens gebruikmaking van art. 2 P.B. 1945 no. 71 3 724 Passiva in Nederl. courant 129 360 = 91 959 Tezamen schulden 148 102 f 148 000 74 300 Contante waarde loopende eigen pensioenen mannelijke ambtenaren 3 461 000 Gepensionneerde politie-militairen .... 37 000 15 376 In actieven dienst zijnde politie-militairen . 5 000 1 122 781 Vrouwelijke ambtenaren 609 000 4 112 000 Contante waarde looppnde weduwen- en wee- 659 972 zenpensioenen weduwen 1 494 000 weezen 40 000 1 534 000 77 418...”