|
|
|
1 |
|
“...INHOUD
Bladz.
Hoofdstuk I. INLEIDING ................................................ ^
1. Historisch Overzicht ...
2. De Pensioenregelingen ....................................... g
3. Aard van een Wetenschappelijke Balans . j.
Hoofdstuk II. STATISTISCHE GEGEVENS................................. 17
Hoofdstuk III. DE VERPLICHTINGEN EN VORDERINGEN VAN HET ALGE-
MEEN CURAgAOSCH PENSIOENFONDS . . . - 25
Hoofdstuk IV. TECHNISCH GEDEELTE . 00
Zo
1. Sterfte- en andere tafels . . .
2. Verhoogingsgetallen en andere gebezigde grootheden ... 29
3. Rentevoet en'waardeering der beleggingen.................
4. Berekeningen voor het eigen pensioen . . ... . 30
5. Berekeningen voor het weduwen- en weezenpensioen ...
6. Beheerskosten . ........................
7. De benoodigde bijdragepercentages............... 3g
Hoofdstuk V. DE WETENSCHAPPELIJKE BALANS .... 41
Hoofdstuk VI. SLOTOPMERKINGEN .... ,0
STATEN
I. Activiteitstafel Mannen . .
50
II. Activiteitstafel Vrouwen . .
. . . 51
III. Sterftetafel...”
|
|
2 |
|
“...NDS NAAR DEN TOESTAND OP
31 DECEMBER 1944
I. INLEIDING.
§ 1. De toelichtende tekst van de Wetenschappelijke Balans is verdeeld over een
zestal hoofdstukken, waarvan deze inleiding het eerste vormt en waarin vervolgens
behandeling vinden:
II. De Statistische gegevens,
III. De verplichtingen en vorderingen van het Algemeen Curagaosch Pensioen-
fonds,
IV. Technische gedeelte,
V. De Wetenschappelijke Balans,
VI. Slotopmerkingen.
Hij is vergezeld van een negental staten, genummerd I t/m IX.
Dit hoofdstuk bevat in de eerste plaats een historisch overzicht met betrek-
king tot het fonds, vervolgens een bespreking van de pensioenregelingen, terwijl
tenslotte een algemeene uiteenzetting wordt gegeven omtrent aard, opzet en be-
teekenis eener wetenschappelijke balans van een overheidspensioenfonds.
1. Historisch overzicht.
§ 2. Bij Koninklijk Besluit van 27 April 1936 (Ned. Stbl. No. 941, Publicatieblad
1936, No. 66) werd met ingang van 1 Januari 1937 opgericht een pensioenfonds
voor de Curagaosche...”
|
|
3 |
|
“...8
§ 3. Tot versterking van het fonds zijn in de artikelen 4 en 5 van het K.B. van
27 April 1936 bepalingen gemaakt omtrent voorloopig aan het fonds te verstrekken
jaarlijksche uitkeeringen ten laste van de Curagaosche geldmiddelen.
Art. 4 lid (1) schrijft een bedrag voor, tenminste gelijk aan de bijdragen der
deelgenooten, art. 5 lid (3) een bedrag, gelijk aan de som der in een jaar uitbetaalde
pensioenen, art. 4 lid (2) een bedrag, gelijk aan het batig saldo van de begrootings-
rekening over een vorig dienstjaar. Het laatstgenoemde artikellid is echter inge-
trokken bij K.B. van 24 December 1941 (Ned. Stbl. B 97, P.B. No. 162).
Behalve deze middelen van gouvernementswege ontvangt het fonds van de
deelgenooten bijdragen volgens de pensioenverordeningen (zie § 10).
Ingevolge art. 6 van het oprichtingsbesluit zijn de gelden in het fonds gestort,
welke reeds in de jaren 1930 t/m 1936 uit de bijdragen voor pensioen gereserveerd
waren.
§ 4. Staat VII bevat een overzicht van de inkomsten en uitgaven...”
|
|
4 |
|
“...hen gulden geacht op 1 April 1945 te zijn ingegaan. Om-
dat op de balans de pensioenlasten geheel in Curagaosch courant zijn uitgedrukt
evenals de bezittingen van het fonds door de vermenigvuldiging van de waarde in
Nederlandsche guldens met 0,71088, is er op gerekend, dat alle na balansdatum in
Nederland betaalbare pensioenen in Curagaosche guldens voldaan zullen worden.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de pensioenen, betaalbaar in Neder-
land van 1 Januari tot 1 April 1945; deze blijven in Nederlandsche guldens uitbe-
taald en zijn ten laste van Nederlandsch bezit gekomen.
Derhalve moet op de wetenschappelijke balans onder de activa een correctie-
post aangebracht worden ad 0,28912 X de in dat tijdvak vervallen pensioenen of
15.312.
2. De Pensioenregelingen.
§ 6. Als deelgenoot zijn in het fonds aanvankelijk alleen opgenomen de burgerlijke
landsdienaren, de onderwijzers bij het bijzonder onderwijs en de gepensionneerden
uit beide genoemde groepen; ingaande 1 April 1938 zijn ook de...”
|
|
5 |
|
“...het gesubsidieerd bijzonder on-
derwijs is vervat in P.B. 1937 No. 130 en gelijk aan die van de ambtenaren; die
voor de Curagaosche politiemilitairen in P.B. 1939 No. 22, na balansdatum gewijzigd
bij P.B. 1945 No. 67 en 68, nadat een voorloopige regeling getroffen was in P.B. 1938
No. 7, gewijzigd bij P.B. 1938 No. 34. De wijziging bij P.B. 1945 No. 67 bezit terug-
werkende kracht tot 1 Juli 1943, den datum van ingang van de nieuwe bezoldigings-
regeling.
De voorloopige regeling is behouden voor de weduwen en weezen van hen,
die in of na 1931 bij de militaire politietroepen dienst hebben gedaan, doch vr
1 Januari 1939, den datum van de inwerkingtreding dezer verordening, gepension-
neerd zijn.
Komt de tegenwoordige regeling in het algemeen overeen met die voor de
burgerlijke landsdienaren, de vroegere regeling is die van de Europeesche militai-
ren beneden den rang van officier van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger
(art. 43 van de pensioenverordening voor politiemilitairen 1939)...”
|
|
6 |
|
“...betaald worden.
Bij het verkrijgen van pensioengerechtigde betrekkingen is voor weduwen-
en weezenpensioen 3% op gelijksoortige wijze over allen vroegeren dienst ver-
schuldigd.
Bij een huwelijk met een meer dan vier jaar jongere vrouw wordt nog een
extra bijdrage geischt.
§ 11. Op 1 Juli 1943 is een nieuwe bezoldigingsregeling ingevoerd, die een aan-
zienlijke verhooging, van 25 tot 30%, van de bezoldigingen met zich mee bracht.
Doordat de pensioenen en de bijdragen voor pensioen afhankelijk zijn van de bezol-
diging, werden de baten en de lasten van het pensioenfonds grooter, echter de las-
ten meer dan de baten.
Evenals vr deze wijziging zijn de bezoldigingen voor gehuwden hooger
dan voor ongehuwden.
§ 12. Sinds 1 Januari 1942 worden, in overeenstemming met den gewijzigden
levensstandaard, in Curagao op de pensioenen en op de bezoldigingen tijdelijke
duurtetoeslagen toegekend (P.B. 1942, No. 146 en 195). De op den balansdatum gel-
dende toeslagen zijn vastgelegd bij de gouvernementsbeschikking...”
|
|
7 |
|
“...het pensioen tot den pensioengrondslag heeft en de kans op gehuwd zijn, ook weer
voor eiken leeftijd. *
§16. Rentevoet.
Een factor van geheel anderen aard, die een zeer belangrijke rol speelt bij de
berekeningen, is de intrest, die men verwacht op het belegde kapitaal te zullen
maken.
Met een eenvoudig voorbeeld kan haar werking verduidelijkt worden.
Om over een jaar f 1 000 te kunnen betalen, behoeft men thans nog niet over
het volle bedrag te beschikken, maar kan men met zooveel minder volstaan als het
geld, in dien tijd rentegevend belegd, aan rente opbrengt. Met de rente samen heeft
men dan aan het eind van het jaar 1 000. In het algemeen is de huidige waarde
van een gegeven som, die over eenige jaren betaald moet worden, gelijk aan een
zoodanig bedrag, dat het met bijberekening van rente op rente gedurende dat be-
paald aantal jaren juist de gegeven som vormt. Men noemt die waarde de con-
tante waarde van de toekomstige verplichting.
Hieruit blijkt, dat naarmate de rente, vergoed op...”
|
|
8 |
|
“... 27 104 472
R.K. ordebroeders en ordezus- ters 62 254 244 96 295 686
Tezamen op 31 December 1944 814 3 668 824 197 562 374
Tezamen op 31 December 1934 (Alleen Gouvernementsambte- naren en R.K. geestelijken; de overige groepen hadden nog geen pensioenrechten ten laste van de Curagaosche begroo- ting) 383 1 419 943 55 126 300
*) Van hen genoten drie politiemilitairen volgens de Nederlandsch-Indische regeling
pensioen, tezamen f 1 686 per jaar.
2) De pensioengrondslagen van de brigadiers en soldaten zijn gesteld op de bedragen,
die op grond van de wijziging der Pensioenverordening Politiemilitairen 1939 bij P.B. 1945
No. 67 vastgesteld zijn met terugwerkende kracht tot 1 Juli 1943....”
|
|
9 |
|
“...tal Pensioen- grond- slag . Aan- tal Pensioen- grondslag eigen pensioen Pensioen- grondslag verzekering Aan- tal Pensioen- grondslag Aan- tal Pensioen- grondslag
Gouv. ambtenaren 24 f 168 240 30 f 197 737 f 142 916 402 f 1 924 730 456 f 2 290 707
Bijz. onderwijzers tt it 37 it 181 320 37 ti 181 320
Politiemilitairen 0) it it ~~~ 84 ti 361 284 84 it 361 284
Gouv. ambtenaren o Ij M 9 it 2 it 12 480 10 680 10 tt 51 660 12 64 140
Bijz. onderwijzers it it )) 1 tt 2 760 1 It 2 760
Politiemilitairen | I (1 tt it 4 ft 15 120 4 it 15 120
Gouv. ambtenaren 11 1 ' it 3 144 2 a 16 200 ti 100 tt 299 677 103 ti 319 021
Bijz. onderwijzers £ a & Si . it 5 it 13 212 5 it 13 212
Politiemilitairen ll it it 23 ti 62 544 23 V 62 544
R.K. geestelijken 1 tt 11 520 a it 26 it 92 952 27 it 104 472
R.K. ordebroeders 4 >* 20 496 tt it 58 it 233 748 62 tt 254 244
30 f 203 400 34 f 226 417 f153 596 750 f 3 239 007 814 f 3 668 824
*) Zie voor de beteekenis hiervan § 9....”
|
|
10 |
|
“...wie met verzekering) Ongeh. met kin- deren
Gouv. ambtenaren 1868 16 f 36 327 f 54 462 9 ( 9)
1899 92 203 787 370 303 75 (11) 3
99 1938 28 58 756 143 101 23 ( 8) 1
Bijz. onderwijzers 1899 1 2 850 5 340 1
R.K. geestelijken 1899 3 3 413 6 600
. 99 99 1938 1 996 1 212
R.K. ordebroeders 1899 4 9 216 14 643
99 99 1938 3 4 707 9 676
148 f 320 052 f 605 337 108 (28) 4
Politiemilitairen Indische 28 f 21 546 22
regeling
1939 6 4 692 5
34 f 26 238 27
Tezamen op 31 Dec. 1944 182 f 346 290 f 605 337 135 (28) 4
Pensioen. veror- dening Aan- tal Pensioen Pensioen- grondslag Gouv.- ambt. Bijz. onderw. R.K. or- dezusters
Gepensionneerde \ vrouwelijke 1868 1899 1 19 f 2 604 26 808 f 3 600 48 796 1 13 1 5
deelgenooten ] 1938 12 15 045 39 254 7 5
Tezamen op 31 Dec. 1944 32 f 44 457 f 91.650 21 1 10...”
|
|
11 |
|
“...van de op 31 December 1934
loopende pensioenen: ' " ;
Gepensionneerde Aantal Pensioen per jaar
Mannelijke | Gouvernements- 132 f 255 334
Vrouwelijke j ambtenaren 11 17 899
Weduwen 139 114 571
Weezen 4 2 574
Tezamen op 31 December 1934 286 f 390 378
§ 23. Verloop onder de mannelijke in dienst zijnde gouvernementsambtenaren.
Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst
1937 415 8 7 6 2
1938 408 64 9 8 1
1939 454 31 14 9 1
1940 461 4 6 8
1941 451 10 4 5 3
1942 449 116 6
1943 559 . 17 9 5 1
1944 561 47 6 4
1945 598
297 61 45 8...”
|
|
12 |
|
“...21
Verloop onder de mannelijke in dienst zijnde bijzondere onderwijzers.
.Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst
1937 75 2 1 1
1938 75 14 1 1 1
1939 86 6 1 2
1940 89 19 2
1941 1U6 2 2 1
1942 105 1 2 1
1943 103 1 1 1
1944 102 5 2
1945 105
50 8 9 3
Verloop onder de in dienst zijnde politiemilitairen.
Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden xn dienst
1939 107 3 1
1940 109 '4 2 3*) 1
1941 107 1 1 1**)
1942 106 1 2
1943 103 4 1 1
1944 105 8 1 n
1945 111
20 5 7 4
*) w.o. n gouvernementsambtenaar geworden.
**) gepensionneerd in 1943.
SSTRA1E QOEKERU )...”
|
|
13 |
|
“...22
Verloop onder de vrouwelijke in dienst zijnde gouvernementsambtenaren.
Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst
1937 47 1 2 1
1938 45 13 1 2
1939 55 2 1
1940 52 4 1
1941 47 3 3 2 1
1942 44 13 2 6
1943 49 3 2 3
1944 47 11 2 5
1945 51
44 14 24 2
Verloop onder de in dienst zijnde bijzondere onderwijzeressen.
Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst
1937 168 12 3 11 1
1938 165 10 3 7
1939 165 12 2 2 1
1940 172 5 7
1941 170 1 8 1
1942 160 1 6
1943 153 1 1 11
1944 142 7 1 2
1945 146
47 12 54 3...”
|
|
14 |
|
“...23
§ 24. Verloop onder de mannelijke gepensionneerde gouvernementsambtenaren,
bijzondere onderwijzers en politiemilitairen.
(politiemilitairen achter het + teeken).
Kalender- jaar Begin Bij, Overleden
1937 146 9*) 13
1938 142 10 6
1939 146 + 31 15+1 5
1940 156 + 32 6+2 7
1941 155 + 34 4+1 8'
1942 151 + 35 8 10 + 1
1943 149 + 34 10 + 1*) 12 + 2
1944 147 + 33 8 + 1 7
1945 148 + 34
70*)+ 6*j 68 + 3
*) w.o. n met pensioen niet aansluitend bij ontslag.
Verloop onder de vrouwelijke gepensionneerde gouvernementsambtenaren en
bijzondere onderwijzeressen.
Kalender- jaar Begin Bij, Overleden
1937 15 5 1
1938 19 4 1
1939 22 4
1940 26 1
1941 25 4 2
1942 27 3 1
1943 29 3 2
1944 30 3 1
1945 32
26 9...”
|
|
15 |
|
“...uitgedrukt in de
eenheid van in het heden genoten grondslag, wederom leeftijdsgewijs. Deze be-
dragen worden daarna opgeteld.
c. b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioen van
reeds gepensionneerde deelgenooten.
De c.w. hiervan is bepaald als product van 3 %, c.q. 2 % van het pensioen en
de contante waarde van een z.g. verbindingsrente, d.w.z. van een jaarlijksche
betaling van de eenheid gedurende den tijd, dat zoowel man als vrouw in leven zijn.
§ 26. Behalve deze posten komen op de balans voor:
1. De c.w. der beheerskosten.
De jaarlijksche beheerskosten zijn afhankelijk van den omvang der werk-
zaamheden. Aangenomen wordt, dat deze evenredig zijp met het bedrag der uitbe-
taalde pensioenen en met de som der pensioengrondslagen van in dienst zijpde
deelgenooten.
De percentages zijn zoodanig gekozen, dat het totale verkregen bedrag onge-
veer gelijk is aan hetgeen gedurende de laatste jaren aan beheerskosten is uitgege-
ven en dat de kosten, verbonden aan de uitbetaling van de pensioenen inclusief...”
|
|
16 |
|
“...28
IV. TECHNISCH GEDEELTE.
1. Sterfte- en andere tafels.
§ 27. Uit de getallen, voorkomende in de §§ 23 en 24 omtrent het verloop van de in
dienst zijnde en gepensionneerde deelgenooten, is te zien, dat de waargenomen
frequenties van pensionneering, sterfte enz. in de verschillende kalenderjaren sterk
schommelen. Hoe het verloop in de toekomst zal zijn, is daaruit dus slechts met
een groote mate van onzekerheid af te leiden.
De aantallen waarnemingen zijn bovendien klein, zelfs heel klein, als men de
verschillende leeftijdsgroepen afzonderlijk beschouwt.
Om het materiaal wat te vergrooten is ook de statistiek in beschouwing ge-
nomen, die van de Curagaosche landsdienaren over de jaren vr de oprichting van
het fonds van 1910 af is opgesteld, al is die statistiek dan ook niet volledig en door
zijn ouderdom minder bruikbaar.
§ 28. Inzonderheid voor de bepaling van de sterfte zijn de gegevens te schaarsch.
Daarom is omgezien naar een bestaande sterftetafel, die een sterfte aanwijst, die
vrijwel...”
|
|
17 |
|
“...hierachter opgenomen als de staten I en II.
Hertrouwingskansen van de weduwen zijn verwaarloosd; zij zijp van weinig
belang, daar er zoo goed als geen jonge weduwen zijn. In de laatste 10 jaren is
geen enkel geval van hertrouwen bekend geworden.
2. Verhoogingsgetallen en andere gbezigde grootheden.
§ 30. Met ingang van 1 Juli 1943 zijn de bezoldigingen aanmerkelijk verhoogd. Om
na te gaan, hoe de bezoldigingen bij, ongewijzigde bezoldigingsregeling gedurende
den loop van den diensttijd zullen stijgen, zijn van de deelgenooten mannen en
vrouwen afzonderlijk , die van 1 Juli 1943 tot het einde van 1944 onafgebroken
in dienst zijn geweest, de bezoldigingen vergeleken op de tijdstippen 1 Juli 1943, 31
December 1943 en 31 December 1944.
Daaruit zijp de verhoogingsgetallen der bezoldigingen afgeleid. Deze zijn als
laatste kolom toegevoegd aan de activiteitstafels.
Bij de mannen is een sterker verhooging in bezoldiging waargenomen dan bij
de vrouwen, waarschijnlijk voornamelijk toe te schrijven aan...”
|
|
18 |
|
“...guldens omgerekend door vermenigvuldiging met 0,71088.
De hypotheken zijn behandeld, alsof zij alle na 2Va jaar afgelost worden. Zij,
worden n.1. in den regel voor 5 jaar gesloten.
§ 34. Een samenvatting van de beleggingen van het fonds in Nederland is opgeno-
men in staat VI.
De volledige specificatie is te vinden in het verslag omtrent het Algemeen
Curagaosch Pensioenfonds over het jaar 1944, Bijlage VI.
In Curasao was f 74 300 belegd in de door Curasao uitgeschreven 3 /o obli-
gatielening. Welk deel van de inschrijving op de in 1943 in Suriname uitgegeven
leening voor rekening van het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds zou komen,
was bij het opstellen van de wetenschappelijke balans nog niet bekend.
4. Berekeningen voor het eigen pensioen.
§ 35. De contante waarde van de loopende pensioenen is gevonden met behulp van
de lijfrentefactoren ax _j_ 1/ 3/8, berekend met de in § 28 genoemde sterftetafels.
De breuk s/s wordt van ax _j_ u afgetrokken op grond van de prae-nume-
rando betaling per...”
|
|
19 |
|
“...31
mannelijke zoowel als vrouwelijke deelgenooten is berekend door vermenigvuldi-
ging van de pensioengrondslagen met de pensioenfactoren
2 v
V X + 1 (a
+ 'l>VxGx + l (
x + 1
r- 3/s)
X 1 V2 \r 1
V* + 'k x + 'k
Hierin is v = ,-qj (§ 32).
De grootheden pa en la komen voor in de activiteitstafels (§ 29).
V is het verhoogingsgetal (§ 30).
P : G stelt de verhouding voor van pensioen tot middelsom der pensioen-
grondslagen op het tijdstip van pensionneering (§ 31).
a 3/8 is de lijfrentefactor voor de gepensionneerden.
Door in den teller van de formule het verhoogingsgetal voor den leeftijd x
en niet dat voor den leeftijd x. + 1 te nemen, wordt in rekening gebracht, dat
over het algemeen de middelsom voor de berekening van het pensioen het gemid-
delde is van de grondslagen in de twee afgeloopen jaren, zoodat de verhouding van
middelsom tot grondslag vrijwel gelijk is aanV^ ; Vx+\:
Op den balansdatum waren 814 mannelijke deelgenooten in dienst met teza-
men f 3 668 824 pensioengrondslag. Als...”
|
|
20 |
|
“...P.B. 1945 No. 71 tot
1 Januari 1938 gerekend, dat alle weezenpensioenen tot het 21ste jaar worden uit-
gekeerd. Op overlijden of huwelijk vr het bereiken van dien leeftijd is eenvou-
digheidshalve niet gerekend. Het geldelijke verschil is gering. Ook is de mogelijk-
heid verwaarloosd, dat het pensioen van de halve weezen door het overlijden van
de moeder zou stijgen, wat volgens de pensioenverordening 1938 het geval is.
Reeds in § 9 is vermeld, dat onder vigueur van de pensioenverordening 1899
de weezen slechts pensioen krijgen, indien beide ouders overleden zijn.
§ 39. De loopende pensioenen. De contante waarde van de loopen-
de weduwenpensioenen is berekend met de lijfrentefactoren ax + 11/24, daar
zij praenumerando per maand worden betaald.
Er waren op den balansdatum 144 weduwen met in totaal f 129 982 pensioen
per jaar. De contante waarde daarvan is becijferd op f 1 494 000.
Voor de berekening van de weezenpensioenen zijn tijdelijke rentefactoren
(12) *) ** 1 1
a---t +A, 2 Y (12 Jfc)...”
|
|
|