Your search within this document for '8,ménos,ta,6' resulted in 29 matching pages.
 
1

“...ijke Balans . j. Hoofdstuk II. STATISTISCHE GEGEVENS................................. 17 Hoofdstuk III. DE VERPLICHTINGEN EN VORDERINGEN VAN HET ALGE- MEEN CURAgAOSCH PENSIOENFONDS . . . - 25 Hoofdstuk IV. TECHNISCH GEDEELTE . 00 Zo 1. Sterfte- en andere tafels . . . 2. Verhoogingsgetallen en andere gebezigde grootheden ... 29 3. Rentevoet en'waardeering der beleggingen................. 4. Berekeningen voor het eigen pensioen . . ... . 30 5. Berekeningen voor het weduwen- en weezenpensioen ... 6. Beheerskosten . ........................ 7. De benoodigde bijdragepercentages............... 3g Hoofdstuk V. DE WETENSCHAPPELIJKE BALANS .... 41 Hoofdstuk VI. SLOTOPMERKINGEN .... ,0 STATEN I. Activiteitstafel Mannen . . 50 II. Activiteitstafel Vrouwen . . . . . 51 III. Sterftetafel Mannen ... co * Dz-53 IV. Sterftetafel Vrouwen .... 54-55 V. Berekening benoodigd bijdragepercentage .................. 56 59 VI. Samenvatting der beleggingen ...........................................”
2

“...8 § 3. Tot versterking van het fonds zijn in de artikelen 4 en 5 van het K.B. van 27 April 1936 bepalingen gemaakt omtrent voorloopig aan het fonds te verstrekken jaarlijksche uitkeeringen ten laste van de Curagaosche geldmiddelen. Art. 4 lid (1) schrijft een bedrag voor, tenminste gelijk aan de bijdragen der deelgenooten, art. 5 lid (3) een bedrag, gelijk aan de som der in een jaar uitbetaalde pensioenen, art. 4 lid (2) een bedrag, gelijk aan het batig saldo van de begrootings- rekening over een vorig dienstjaar. Het laatstgenoemde artikellid is echter inge- trokken bij K.B. van 24 December 1941 (Ned. Stbl. B 97, P.B. No. 162). Behalve deze middelen van gouvernementswege ontvangt het fonds van de deelgenooten bijdragen volgens de pensioenverordeningen (zie § 10). Ingevolge art. 6 van het oprichtingsbesluit zijn de gelden in het fonds gestort, welke reeds in de jaren 1930 t/m 1936 uit de bijdragen voor pensioen gereserveerd waren. § 4. Staat VII bevat een overzicht van de inkomsten en uitgaven...”
3

“...alle na balansdatum in Nederland betaalbare pensioenen in Curagaosche guldens voldaan zullen worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor de pensioenen, betaalbaar in Neder- land van 1 Januari tot 1 April 1945; deze blijven in Nederlandsche guldens uitbe- taald en zijn ten laste van Nederlandsch bezit gekomen. Derhalve moet op de wetenschappelijke balans onder de activa een correctie- post aangebracht worden ad 0,28912 X de in dat tijdvak vervallen pensioenen of 15.312. 2. De Pensioenregelingen. § 6. Als deelgenoot zijn in het fonds aanvankelijk alleen opgenomen de burgerlijke landsdienaren, de onderwijzers bij het bijzonder onderwijs en de gepensionneerden uit beide genoemde groepen; ingaande 1 April 1938 zijn ook de politiemilitairen, hierbij, inbegrepen de gepensionneerde militairen van de landmachttroepen in Curagao, die ten laste van de Rijksbegrooting gepensionneerd zijn geworden, voor zoover zij op of na 1 Januari 1931 bij de militaire politietroepen dienst hadden ge- daan, in het fonds...”
4

“...weduwen en weezen van hen, die in of na 1931 bij de militaire politietroepen dienst hebben gedaan, doch vr 1 Januari 1939, den datum van de inwerkingtreding dezer verordening, gepension- neerd zijn. Komt de tegenwoordige regeling in het algemeen overeen met die voor de burgerlijke landsdienaren, de vroegere regeling is die van de Europeesche militai- ren beneden den rang van officier van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger (art. 43 van de pensioenverordening voor politiemilitairen 1939). § 8. Over het algemeen hebben de deelgenooten recht op pensioen na het berei- ken van een leeftijd van 50 jaren en een diensttijd van 20 jaren. Het pensioen bedraagt na 20 dienstjaren de helft van de middelsom van de pensioengrondslagen gedurende de laatste twee jaren, na een korteren diensttijd een evenredig deel daarvan, terwijl na meer dienstjaren het pensioen stijgt met V30 deel van die halve middelsom per jaar, totdat, na 30 dienstjaren in totaal, het maxi- mum wordt bereikt, zijnde 2/s van de...”
5

“...5 976 pensioen. De drie hierna volgende staten geven nadere bijzonderheden. Gepensionneerde mannelijke deelgenooten Pensioen- veror- dening Aan- tal Pensioen Pensioen- grondslag Gehuwd (van wie met verzekering) Ongeh. met kin- deren Gouv. ambtenaren 1868 16 f 36 327 f 54 462 9 ( 9) 1899 92 203 787 370 303 75 (11) 3 99 1938 28 58 756 143 101 23 ( 8) 1 Bijz. onderwijzers 1899 1 2 850 5 340 1 R.K. geestelijken 1899 3 3 413 6 600 . 99 99 1938 1 996 1 212 R.K. ordebroeders 1899 4 9 216 14 643 99 99 1938 3 4 707 9 676 148 f 320 052 f 605 337 108 (28) 4 Politiemilitairen Indische 28 f 21 546 22 regeling 1939 6 4 692 5 34 f 26 238 27 Tezamen op 31 Dec. 1944 182 f 346 290 f 605 337 135 (28) 4 Pensioen. veror- dening Aan- tal Pensioen Pensioen- grondslag Gouv.- ambt. Bijz. onderw. R.K. or- dezusters Gepensionneerde \ vrouwelijke 1868 1899 1 19 f 2 604 26 808 f 3 600 48 796 1 13 1 5 deelgenooten ] 1938 12 15 045 39 254 7 5 Tezamen op 31 Dec. 1944 32...”
6

“...31 December 1934 loopende pensioenen: ' " ; Gepensionneerde Aantal Pensioen per jaar Mannelijke | Gouvernements- 132 f 255 334 Vrouwelijke j ambtenaren 11 17 899 Weduwen 139 114 571 Weezen 4 2 574 Tezamen op 31 December 1934 286 f 390 378 § 23. Verloop onder de mannelijke in dienst zijnde gouvernementsambtenaren. Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst 1937 415 8 7 6 2 1938 408 64 9 8 1 1939 454 31 14 9 1 1940 461 4 6 8 1941 451 10 4 5 3 1942 449 116 6 1943 559 . 17 9 5 1 1944 561 47 6 4 1945 598 297 61 45 8...”
7

“...21 Verloop onder de mannelijke in dienst zijnde bijzondere onderwijzers. .Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst 1937 75 2 1 1 1938 75 14 1 1 1 1939 86 6 1 2 1940 89 19 2 1941 1U6 2 2 1 1942 105 1 2 1 1943 103 1 1 1 1944 102 5 2 1945 105 50 8 9 3 Verloop onder de in dienst zijnde politiemilitairen. Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden xn dienst 1939 107 3 1 1940 109 '4 2 3*) 1 1941 107 1 1 1**) 1942 106 1 2 1943 103 4 1 1 1944 105 8 1 n 1945 111 20 5 7 4 *) w.o. n gouvernementsambtenaar geworden. **) gepensionneerd in 1943. SSTRA1E QOEKERU )...”
8

“...22 Verloop onder de vrouwelijke in dienst zijnde gouvernementsambtenaren. Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst 1937 47 1 2 1 1938 45 13 1 2 1939 55 2 1 1940 52 4 1 1941 47 3 3 2 1 1942 44 13 2 6 1943 49 3 2 3 1944 47 11 2 5 1945 51 44 14 24 2 Verloop onder de in dienst zijnde bijzondere onderwijzeressen. Kalender- jaar Begin Bij Gepen- sionneerd Ontslagen zonder pensioen Overleden in dienst 1937 168 12 3 11 1 1938 165 10 3 7 1939 165 12 2 2 1 1940 172 5 7 1941 170 1 8 1 1942 160 1 6 1943 153 1 1 11 1944 142 7 1 2 1945 146 47 12 54 3...”
9

“...23 § 24. Verloop onder de mannelijke gepensionneerde gouvernementsambtenaren, bijzondere onderwijzers en politiemilitairen. (politiemilitairen achter het + teeken). Kalender- jaar Begin Bij, Overleden 1937 146 9*) 13 1938 142 10 6 1939 146 + 31 15+1 5 1940 156 + 32 6+2 7 1941 155 + 34 4+1 8' 1942 151 + 35 8 10 + 1 1943 149 + 34 10 + 1*) 12 + 2 1944 147 + 33 8 + 1 7 1945 148 + 34 70*)+ 6*j 68 + 3 *) w.o. n met pensioen niet aansluitend bij ontslag. Verloop onder de vrouwelijke gepensionneerde gouvernementsambtenaren en bijzondere onderwijzeressen. Kalender- jaar Begin Bij, Overleden 1937 15 5 1 1938 19 4 1 1939 22 4 1940 26 1 1941 25 4 2 1942 27 3 1 1943 29 3 2 1944 30 3 1 1945 32 26 9...”
10

“...24 Verloop onder de gepensionneerde weduwen. Kalender- jaar Begin Bij Overleden 1937 125 11 9 1938 127 5 6 1939 126 6 2 1940 130 6 3 1941 133 8 4 1942 137 9 8 1943 138 11 '7 1944 142 5 4 1945 143 61 43...”
11

“...Pensioenfonds over het jaar 1944, Bijlage VI. In Curasao was f 74 300 belegd in de door Curasao uitgeschreven 3 /o obli- gatielening. Welk deel van de inschrijving op de in 1943 in Suriname uitgegeven leening voor rekening van het Algemeen Curagaosch Pensioenfonds zou komen, was bij het opstellen van de wetenschappelijke balans nog niet bekend. 4. Berekeningen voor het eigen pensioen. § 35. De contante waarde van de loopende pensioenen is gevonden met behulp van de lijfrentefactoren ax _j_ 1/ 3/8, berekend met de in § 28 genoemde sterftetafels. De breuk s/s wordt van ax _j_ u afgetrokken op grond van de prae-nume- rando betaling per maand en de uitkeering van n maand extra pensioen na de maand van overlijden. Er waren op den balansdatum 182 mannelijke deelgenooten, gewezen amb- tenaren en politiemilitairen, met tezamen f 346 290 jaarlijksch pensioen. De con- tante waarde daarvan bedroeg f 3 498 0C0. Voor de som der pensioenen van de 32 vrouwelijke gepensionneerden ad f 44 457 per jaar is...”
12

“...31 mannelijke zoowel als vrouwelijke deelgenooten is berekend door vermenigvuldi- ging van de pensioengrondslagen met de pensioenfactoren 2 v V X + 1 (a + 'l>VxGx + l ( x + 1 r- 3/s) X 1 V2 \r 1 V* + 'k x + 'k Hierin is v = ,-qj (§ 32). De grootheden pa en la komen voor in de activiteitstafels (§ 29). V is het verhoogingsgetal (§ 30). P : G stelt de verhouding voor van pensioen tot middelsom der pensioen- grondslagen op het tijdstip van pensionneering (§ 31). a 3/8 is de lijfrentefactor voor de gepensionneerden. Door in den teller van de formule het verhoogingsgetal voor den leeftijd x en niet dat voor den leeftijd x. + 1 te nemen, wordt in rekening gebracht, dat over het algemeen de middelsom voor de berekening van het pensioen het gemid- delde is van de grondslagen in de twee afgeloopen jaren, zoodat de verhouding van middelsom tot grondslag vrijwel gelijk is aanV^ ; Vx+\: Op den balansdatum waren 814 mannelijke deelgenooten in dienst met teza- men f 3 668 824 pensioengrondslag. Als...”
13

“...van den vorm a, a De kans op overlijden van het kind is dus weer ver- n I ,xn|. waarloosd. Ook op geboorte van kinderen na den balansdatum is niet gerekend. § 41. De pensioenverordening van 1868 was van toepassing op 9, die van 1899 op 76, die van 1938 op 23 gehuwde gepensionneerden. Als contante waarde der pen- sioenlasten met inbegrip van die van weezenpensioenen is resp. gevonden f 62 000, f 514 000 en f 210 000, tezamen f 786 000. Van de gepensionneerde politiemilitairen vielen er slechts 6 onder de eigen- lijke bepalingen van de pensioenverordening van 1939. Voor de overige 28 gold voor weduwen- en weezenpensioen de Nederlandsch-Indische regeling. Als contante waarde voor de aanwezige betrekkingen is op overeenkomstige wijze als voor de ambtenaren f 97 000 gevonden. Behalve deze lasten kunnen nog lasten verwacht worden van vrouwen, waar- mee de gepensionneerde politiemilitairen zullen huwen. Volgens de Nederlandsch- Indische regeling geven na pensionneering gesloten huwelijken pe...”
14

“...35 Het product van deze grootheden en de verhouding van weduwenpensioen tot pensioengrondslag is Wx genoemd. Hieronder volgen eenige waarden van genoemde grootheden. Leeftijd in. volle jaren X (1) Leeftijds- verschil xy (2) Gehuwd deel + 1 (3) Wed. pens. Grondslag (4) a 11 y 24 (5) C.W., las- ten wee- zenpens. p. gehuwde p. f 1. wed. pensioen (6) Lasten p . eenheid van wed. pensioen U5) + (6)) ( X (3) \ (7) van grondslag (7) X (4) W ... X + V* (8) 30 2Vs 0,73 0,310 22,910 2,60 18,62 5,77 40 3V2 0,87 0,290 20,931 3,40 21,17 6,13 50 5 0,90 0,275 18,389 2,60 18,89 5,18 60 5V2 0,90 0,267 14,955 1,50 14,81 3,95 De pensioenfactor f a , x -\ j. waarmede de pensioengrondslagen van de x- jari- gen vermenigvuldigd moeten worden om de contante waarde der lasten te vinden, bestaat uit twee deelen. In het eerste stuk komen de lasten tot uitdrukking, die ont- staan bij overlijden in dienst, in het tweede die, welke ontstaan bij overlijden na pensionneering. De pensioenfactor bestaat dus uit twee...”
15

“...37 De contante waarde van de bijdragen over pensioen is berekend met behulp van een verbindingsrente a . Gelet op de zooveel geringere be- x + 72- y + 1/2 24 dragen zijn deze contante waarden niet individueel berekend, zooals die van de pen- sioenlasten, maar per geboortejaar met gebruik van een gemiddeld leeftijdsverschil van 5V2 jaar. Voor de contante waarden is gevonden : gepensionneerde ambtenaren, P.V. 1899 : f 29 500, idem P.V. 1938 : f 8 100, gepen- sionneerde politiemilitairen f 12 800. De contante waarde der bijdragen van alle ge- pensionneerden tezamen is rond f 50 000. §47. De b ij dragen voor weduwen- en weezenpensioen van mannel ij ke in dienst zijnde deelgenooten. De nog in dienst zijnden, op wie de pensioenverordening van 1899 van toepas- sing is, betalen na hun pensionneering slechts 2% van hun pensioen. Als contante waarde daarvan is met behulp van verbindingsrenten gevonden een bedrag van f 22 000. Van de overige nog in dienst zijnden is een bijdrage van 3% te verwachten...”
16

“...Wegens de anders aanmerkelijk meer omslachtige berekening is bij, het bepalen der contante waarde van deze schulden geen acht geslagen op de mogelijkheid van overlijden, voordat de schuld betaald is. De schulden bedroegen op den balansdatum: aan buitengewone bijdragen van 185 schuldenaars in Curasao f 78 909, van 2 schul- denaars in Nederland f 162 en aan restanten van rentelooze voorschotten van 12 personen in Curasao f 4 164. . De contante waarde van deze bedragen tezamen is op f 77 400 becijferd. 6. Beheerskosten. § 53. Op grond van de overwegingen, in § 26 uiteengezet, zijn de beheerskosten gesteld op 2% van de som der loopende en toekomstige pensioenen + 1/2/0van de pensioengrondslagen. Dienovereenkomstig wordt voor de contante waarde der beheerskosten ge- vonden 0,02 X f 31 080 000 (c.w. loopende en toekomstige pensioenen) + 0,005 X f 50 800 000 (c.w. pensioengrondslagen) = f 875 000. 7. De benoodigde bijdragepercentages. § 54. Zooals in' § 19 is uiteengezet, moet men uitgaan van een gemiddeld...”
17

“...eigen pensioenen gefinancierd worden. Ook hier moet nog rekening gehouden worden met den opslag van 2% voor beheerskosten, met de bijdragen, die gehuwde toetredende deelgenooten over vroe- geren diensttijd verschuldigd zijn en met de bijdragen, welke gehuwd toetredende en in dienst huwende deelgenooten verschuldigd zijn, wanneer him vrouw meer dan vier jaar jonger is dan zij zelf. Voor de contante waarde van de laatste bijdragen is op grond van de uitkom- sten der jaren 1938-1945 een bedrag van f 8 300 aangenomen. Houdt men rekening met deze drie factoren, dan blijkt het benoodigd bruto bijdragepercentage te zijn 6,13 %....”
18

“...42 Wetenschappelijke Balans per 31 Decemher 1944, indien de baten van het fonds slechts bestonden uit 10 % resp. 6 % (c.q. 4 %) van pensioengrondslag en pensioen. (In duizenden guldens) Bezittingen, vorderingen . 5 00 00 Schulden ... 148 C.w. bijdragen eigen pensioe- C.w. loopende eigen pensioenen 4 112 nen (10%) ..... 5 o 00 o C.w. loopende weduwen- en C.w. bijdragen weduwen- en weezenpensioenen . 1 534 weezenpensioenen (6 of 4 %) 1 798 C.w. toekomstige eigen pen- C.w. bijdragen bij, huwelijk 20 sioenen 20 229 Tekort . , ... 19 398 C.w. toekomstige weduwen- en weezenpensioenen 5 281 C.w. begrafenisgelden . 1 C.w. beheerskosten . . . 875 32 180 32 180 De thans gegeven verdubbeling der bijdragen maakt het tekort op de weten- schappelijke balans nog geen 3 millioen gulden kleiner. Met opzet is in deze balans geen rekening gehouden met de vergoeding der pensioenen door het Gouvernement, daar dan het inzicht in de beteekenis van het tekort vertroebeld zou worden. § 58. Uit...”
19

“...nieuw toe- tredende deelgenooten te weinig ontvangen zal worden ter dekking van de lasten, die zij meebrengen. Volgens dein § 54 en § 55 behandelde berekeningen wordt dit tekort in een jaar voor de eigen pensioenen gelijk aan de contante waarde der lasten, verminderd met 5 maal de contante waarde van een bijdrage van 1 % en met de inkoopsom voor vroegeren dienst, d.i. f 713 300 5 X f 27 580 f 18 000 = f 557 400, en voor we- duwen- en weezenpensioen op gelijke wijze f 161 000 3 X f 24 900 f 8 300 = f 78 000. Tezamen is dit een toeneming van het tekort in een jaar met f 635 400. Wanneer dus in 1945 de nieuwe toetredingen in overeenstemming zijn ge- weest met de veronderstellingen voor de berekeningen, is het tekort, op de weten- f...”
20

“...vorderingen 5 884 Schulden . . . 148 C.w. der bijdragen 27,9 /o C.w. loopende eigen pensioe- voor eigen pensioen . 14 200 nen mann. ambtenaren . 4 900 7,3 /o voor weduwen-en wee- politiemilitairen .... 65 zenpensioen ..... 3 900 vrouw el. ambtenaren 916 C.w. extra bijdragen bij huwe- C.w. loopende weduwen- en lijk (leeftijdsverschil) 26 weezenpensioenen 2 340 C.w. toekomstige eigen pensioe- nen mannen 25 230 vrouwen . . . 3 700 C.w. toekomstige weduwen- en weezenpensioenen . 8 080 C.w. begrafeniskosten 1 Tekort 22 365 C.w. beheerskosten 995 46 375 46 375...”