Your search within this document for 'supstansia,ku,kurpa,di,ta,desechá' resulted in 22 matching pages.
 
1

“...kande Qordcelen. J)och elk, die niet geheel vreemdeling in Amftcrdam, en met de Amfterdamfche zeden niet onbekend js, zal gevoefen 9 dtft ik van dat kluchtig patois, jargon of hoe meti het noemer} w\lx alleenlijk gebruik gemaakt heb x om hier en daar een koddig tooneeltje meer in deszelfs karakteristiek licht te doen uit komen. Tot hetzelfde einde heb ik, nu ert dan, van den Gelderfchen tongval en fs>m~ mige fpraakw ondingen elders in omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge- arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van enig ligt...”
2

“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas te...”
3

“...het gezelfchap, en hij zal , het nog wel verder brengen. Tusfchen ons, in ,, vertrouwen gezegd! ~~ de groote fchouwburg moet er onder, als mijn zoon zich denzelvenniet aantrekt: daar loopt het hard naar toe. Doch , onze Jojakim heeft gezworen, dat hij geenen , voet op het ftadstooneel zet, of zij moeten hem aandeel in het beftuur en het heft in handen geven. . Is uw zoon dan zulk een meester in dat vak? Mijn lieve Heer Sperwer! zulk fpelen, als ,*de jongen doet, dat gaat alle geloofbaarheid ta boven. Zie! er op te roemen zegt niet met al; " maar UEd. moet hem, met uwe eigene oogen, 59...”
4

“...CURASAO, den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en opregter menfchen kennis maken! Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling, zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een- maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte...”
5

“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri. Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong: Zij moest met hare zuster tot het befluit komen, om langs denzelfden weg naar huis terug te keeren. Dat is weder een grapje van onzen Ba- rend fprak hare zuster, grimlagchende. Mijn man mag met zulke grappen wel te huis i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal- der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven. Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil- len houden? fprak de fleper, om wendende. Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens bakker op doof. De kekebakker bevond zich juist in zijn voor- huis, toen de flede, die nu weder haren ouden flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor- bij toog. Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win- keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd ,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg geweest zijn ? Ik dacht het wel! Ei wat, met uw denken! gromde de koe.- 9>...”
6

“...\ DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel- man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond flaande. Willen de Heeren maar hier komen, en op de eerile bank bij het orkest te gaan zitten? vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne plaatfen aanwijzende. Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten? vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend en Robbetje plaats nemende. j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek! zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert ,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt! gromde de orkestmeester, die twee violisten, een klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn kommandement had. ,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt, dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte Prouwelman aan. 55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap , den bol in het rond kijkende, tot iemand, die naast hem zat....”
7

“...'To DE-NEEF VAN CURASAO. Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak! as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot, haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j fee vhan de rigchel his het! Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk- baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge- rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid. Schwijg toch dhaar hachter! roept eene ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop te ghaan! Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan- nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel- leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging -in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe- den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen! Eene Oude winkelkast vervangt...”
8

“...95 D£ NEEF VAN CURASAO. mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent',' ,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
9

“...iemand, die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts ,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig beftaan heb ik niet! ,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op ,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht, Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij als goud zoo getrouw.... ,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk . . eenen...”
10

“...hield zij naauwelijks' zoa veel over, als genoegzaam was, om voor eenigeit tijd in haat onderhoud te kunnen voorzien. Het vooruitzigt was voor Henrictta' allezins zorgelijk. Zij was. ng te jong om in eene be- trekking als de mijne te worden geplaatst, ook was zij, ffchoon van haren vader eene zeer befchaafde opvoeding genoten hebbende niet tot Gouvernante opgeleid. Wij moesten derhalve om een ander vak van beftaan denken. Zij kende, behalve', hare moe- dertaal het Fransch en Hoogduitsch; zij was ta- melijk bedreven in vrouwelijke handwerken n het L bloem-...”
11

“...Ook ik liep er' juist niet hoog mede, daar ik hier wel eens ge- ruchten aangaande deze vrouw' gehoord had, dief mij geen zeef gunftig denkbedd van haar inboe- zemden, maar Veel meer Voor het toekomftig lot Van Henrietta bekommering baarden* Hare tante' hield echter niet op haar te fchrijvenj zij noodigder zoo dringend minzaam, dat er fchier geen ontwijken aan was* Hare fchoone beloften, gevoegd bij het dringend befef aan onzen kant, dat wij van den nood eene deugd moesten maken, deden Henriet- ta eindelijk befluiten zich tot haar te begeven. Het was in het begin van den herfst toen zij naaf Deventer vertrok. Ik Zal nooit vergeten boe zij te moede was, toen zij de pastorij en het dorp ver- liet, Wat haar nog opbeurde, was het denkbeeld, dat...”
12

“...om te vermoeden, dat hij zijn kopijtje naar dit origineel ontleend had. Bij deze vrouw Griesgram zoo als ik haar, fchertfenderwijze, gewoonlijk noem, offehoon zij eigenlijk Barta van Punten heet, heeft mijne lieve vriendin het nu anderhalf jaar uitgehou- den. Indien ik u al de harde bejegingen en grie- vende vernederingen konde verhalen, welke dit fchijnheilge wijf hare nicht gedurende al dien tijd heeft doen ondergaan; dan, Koos, zoudt gij van verontwaardiging gloeijen. De brief van Henrict- ta, welke hier is ingefloten, moge u er eenig denkbeeld van geven. Maar, zult gij mogelijk vra-...”
13

“...integendeel heloven, dat gij veel vermaak in elkanders omgang zoudt vin- den. En wat uwe ouders betreft, met deze lieve, gulhartige menfchen! zoude Henrktta het inzon- heid wel kunnen vatt.en en fpoedig hunne vriend- fchap winnen* Het fpreekt overigens van zelven, lieve Koos, dat gij, indien er belemmeringen in den weg mog- ten zijn, mij daarvan gul weg verwittigt, en open- hartig meldt, dat de zaak niet kan doorgaan. Wat ik u inmiddels wil gebeden hebhen: zie naar eene gelegenheid voor HenriS-i-ta uit. Tracht hier of daar op een kransje of theehezoek iets optefchom- rnelen. En geef ook uwe kepnisfen en vriendin- netjes last, dat zij eens voor u rondzien. Men is toch in uwe woonftad nog al hulpvaardig en deel- nemend. En nu! ik heh u de zaak op het hart gehondep. Boe wat gij kunt, beste Koos! gij weet nu, waarnaar gij u te rigten hebt. Thans, wil ik tot iets apders overgaan. Eerftelijk moet ik u de vriendelijke groetenis van ?ene oud bekende mededeelen. Ik ben name- lijk, gisteren avond...”
14

“...DE NEEF VAN CURASAO. 187 het bosch; het was eqn heerlijke avndftnd ..., o! het ftaat mij alles nog zoo klaar voor, of het eerst gisteren gebeurd ware. Ook hebt gij mij in der tijd met een woord iets van het overlijden dier brave menfchen gemeld Wie had- kunnen denken, dat hunne lieve dochter daarna zulk een treurig lot te beurt zoude vallen'! Waarlijk, Betje ik heb uwen brief en dien van Henriet- ta niet zonder aandoening kunnen lezen; ik heb hartelijk medelijden met haar; en ook mijne ou- ders aan wie ik de beide brieven heb voorgelezen, zijn met het meisje bitterlijk begaan. Dat arme fchaap! zuchtte mijne goede, teerhartige moeder; terwijl .zij tranen ftortte bij het lezen; eii mijn va- der was getroffen van verontwaardiging over die kwezel van eene tante;- foei!... welkeen boos- aardig fchijnheilig wijf moet dat zijn! Hoor, lieve Bet gij hebt wel gedaan, dat gij het zoo overlegd, en u maar aanftonds, vertrou- welijk tot mij gewend hebt. Maar waartoe al die pligtplegingen, welke gij...”
15

“...DE NEEF VAN CURAQAO. 19 i sannemen, over Utrecht of Harderwijk name- lijk ; dan wilde ik ht vermaak hebben zelve haar van het fchip of den postwagen af te halen. In: dien het nu onverhoopt mogt gebeuren, dat er aan een van beide kanten eenige verhindering in den weg kwame, dan verwittigen wij elkander daar- van nader. .Hartelijk verlang ik de lieve HenriSt- ta van wier aangenamen omgang gij mij zoo veel verhaald hebt, en die ik ook uit haren brief innig heb leeren hoogachten in perfoon te ontmoeten en de reeds in het hart gemaakte vriendfchap, door eene perfoonlijke verkeering naauwer aan te knoo- pen. Ten einde zij van mijne opregte belangftel- ling in hare vriendfchap en mijn verlangen naar ha- re komst, te meer overtuigd zij, fluit ik hier een lettertje- voor haar in, hetwelk gij haar wel ter hand zult Hellen. Wat heb ik opgezien, dat Saartje reeds ge- huwd en moeder is! Waar is die tijd gebleven! __ Het doet mij pleizier, dat het haar zoo wel gaat. Doe haar, als gij haar fpreekt of...”
16

“...Wordt uwe buuijufvrouw dus geheeten? Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften man eene Officiers-weduwe te zijn. Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik herinner mij dit. Ga voort! Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als 'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op- gewasfen; maar voor het overige . ,, Nu voor het overige?... wat is het dan? Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich zoo min mogelijk met haar in te laten. Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan. Nu,...”
17

“...hem-finds, ,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-, misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt: -want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar, die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom -zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,. Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu ;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1. 01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij- ne ziel!., , Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden, m van den huisfelijken omgang met Burnagel verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka- 'V mer....”
18

“...weinig werd -Opgewekt. Korteiing geledenhernam Jufvrouw Gronnei n heb! ik hief; 'tt tweemalen te, een meisje ont- n moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw- de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta. Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict- ta wel zelve zijn ?* Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!... n waarom nmogelijkvroeg ik, haar in de tede vallende,' atwk ;.'1 zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA ,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, % ,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken- nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier , gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin- ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel >1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be- grijpt?... Ik verfta wat gij...”
19

“...27 DE NEEF VAN CURASAO. vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge verwondering aan zag, Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven buisd, antwoordde de kruijer. Verhuisd ?.,. Waarheen dan ? Ja! naar Denemarken of dat oord uit, - j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de lui, die er nu wonen ns naar te vragen; mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten. Wel bedankt, vriendje! De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf* vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in* dien hare ouders verhuisd waren ?.., Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel* lende dat de kruijer had misgetast. Wij traden den floep van het aangewezene huis Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver- schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis* je, dat de deur opende, UEd...”
20

“...apS DE' NEEF VAN CURASAO. Antje Dalman gehandeld hebt. Sakkerloot* ,y de zwabber op een oorlogfchip is er een prins bij, in vergelijking van zulk een leven, als hier befchrevcrt ftaat. Ik ben een oude zeekarbon- ,y:k§l} maar de henker hale, als let mij niet tot: in de ziel getroffen heeft! Arme Henrict- TA! was neef van der Stap hiergeweest / ik verzeker: uwe tante Barta zou het hart niet gehad hebben, u zoo te behandelen. Doch het ,, is mij niet in mijne koude kleren gaan zitten , ,, wat ik daar gelezen heb. Gelukkig, dat mij de oogen zijn opengegaan, en ik weet, waar het ,, rif in zee fchuilt! Wist ik intusfehen maar, waar gij ergens voor anker laagt, lieve nicht Dalman hoe vind ik u weder!... Wacht ,, ns!daar valt mij iets in! misfehien kan ,, wel die oud-Bootsman, dien ik in het koffijhuis ,, ontmoet heb, mij op den weg helpen; hij heeft n toch, bij.Barta op de kamer gewoond en za) dus wel weten wat er met nicht Dalman al j, zoo omgegaan is, en ... - Juist hoorde Kapitein...”