Your search within this document for 'subi,bai,haltu,man,ku,pia' resulted in 103 matching pages.
 
1

“...DE NEEF VAN CURACAO. I. KARIKATUREN. Tk kan mij niet begrijpen, baas, hoe.gij dat den ganfchen dag uithoudt, fprak Jan van der. Stap een voormalig Hollandsch koopvaardij-kapi* tein, tot den Heer Rnuppei.busch zijnen kleer- maker, terwijl deze hem de maat voor een nieuwen manteljas nam. Wat bedoelt Ed., als ik mag vragen? hernam de beleefde man. Wel! dat heidensch leven daar boven. Wat beduidt dat getier? Het is of zij den ganfchen bol dditr kort en klein Haan. A o Hel...”
2

“...UEd. de Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein jodenkind iemand op den weg. ,, Splt w zoon morgen avond ook mede? Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg- gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij beftaat mij te na om hem te prijzen: maar ik ,, verzeker UEd., onze Snoek heeft zijnen man in hem gevonden. Zulk fplen als van onzen ,, Jojakim is nooit in Amjlerdam gezien: daar (laat elk over verrukt. Die van' onzen ftads Schouwburg mogen er den hed voor af nemen, 4, of mijn naam zal geen Knuppelbusch zijn! , Dan...”
3

“...hand gehad, s Maar, ja wel! het eene wilde zoo min opnemen it als het andere; geen van zijne meesters kon met hem uit den weg; alle verklaarden uit net *> mond, dat zij nooit zulk een wispelturig fchep- fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel* > men wist niet welk chenie er in den jongen fiak; zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot kunnen zien, als er zulk...”
4

“...DE NEEF VAN CURASAO. 9 ty Sakkerloot! baas, wat moet er van zulk een liederlijken knaap eindelijk worden ? Ha! ha! UEd. maakt het waarlijk wat erg. Doch ik bemerk wel, UEd. begrijpt dit alles zoo niet. Nu! dat is tot daaraan toe. Maar voor onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra- gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden komen altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich...”
5

“...zuster Hor- tense in eene aangrenzende kamer gezeten, het gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed. is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert verftand te hebben; maar hij taleert geen grein ducatle, de man heeft geeri manire de yivre. 4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte, j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men- ,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa- renieerd te zijn; het is toch al fpoedig: Ehlest ce Monsieur vtre pre, Mademoiselle ,, Dat is het, wat ook mij dikwijls embarras- seert. Heet dat zich maintineren / welk eene ,, contenance! Ik heb mij het hart vast gehouden, zoo bevreesd was ik, dat er een fatfoenlijk be- kende op inkwame. Oh- ciel!1.... verbeeld...”
6

“...het portier, en vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die maandelijks , ten minfte een paar malen, den Heer Knuppelbusch van ambtswege bezocht. Hij kwam, om eene akte van protest te pasferen, wegens het van de hand wijzen eens wisfelbriefs uit...”
7

“...portier open: waarna de notaris en getuigen uit het rolkoetsje flapten en, onder het ftatig gevolg der dienstmaagd, die als een oud burger-vaandrig het regenfcherm om- hoog hief, door den Heer des huizes werden naar binnen geleid. De jonge Jufvrouwen' Knuppel- busch, die zediglijk in de zijdkamer verfcholen zaten, lieten, toen zij den Heer Sperwer za- gen binnen treden, behendig de glasgordijn vallen, om niet door zijn Ed. te worden opgemerkt, daar zij den notaris kenden als een oud regtzinnig man, die een gezworen vijand van het danfen was; en bovendien begrepen, dat haar bal-kostuum, hoe lgant anders vervaardigd, niets hoegenaamd met het protest eens wisfelbriefs had te maken....”
8

“...op UEd. ge* munt. Zij zijn dddr boven met Mahomet be- s zig* Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup- plbusch zijt gij befchonken? of., of wat.. wat fcheelt u? Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn, tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie hebben, merkte een der getuigen, die een ongemeen fchrander man was, aan. Mahomet is immers geen Joodfchc naam, maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere, die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe- geven.- Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper- wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte weder in zijne brieventasch borg. ,, Wij zullen maar weder heen flappen, man* ,, nen! want, ronduit gezegd het is hier een apenfpei. Aptnfptl?hernam de Heer Knppelbusch, die op dit woord, ook vuur begon te vatten. Ik zal befchaamd flaan, als UEd., het fluk ooit gezien hebt! de Heer Ossbpoot zegt, dat het...”
9

“...bekomt, uit hoofde UEd. alhier woon- achtig en evenwel geen inteekenaar zijt. Hoor maar eens! ik geloof, dat hij, op dit oogen- blik, juist bezig is, zijne rol te ribbeteren.n Ik zal geen gebruik van uw aanbod maken, mijn goede Knuppelbusch Ik voor mij behoef, om treurfpel en te zien, niet naar den fchouw- burg te gaan: wij beleven aanhoudend treurfpe- len in ons notariele vak, waarin zij iemand zoo goddeloos doen bloeden, dat hem de oogen er van overloopen. Dat regt van registratie, mijn goede man! is de dood aan de praktijk! Er gaan geene drie maanden om, of zij houden mij voor eenige franken wegens boeten aan het been; dat zijn tooneelen, waarbij ik wel zou kunnen fchreijen, offchoon het anders een knappe vent mogt zijn, al had hij honderd jaren lang treur- fpelrollcn vervuld, die dit van mij gedaan krijgt! Daar verzie ik een half anker rijnwijn onder, dat mijn zoop, als hij op zijn dreef is, UEd. zoo bewogen maakt, dat UEd. het van loutere aandoening moet uitbulken! Nu! laten wij...”
10

“...*4 DE NEEF VAN CURASAO. bragt, verzocht, hij mogt, uit hoofde van den naauwen doortogt, zijn paard en rijdtuig een wei- nig ter zijde leiden; doch was, toen de andere zulks onbefchoft weigerde, er met een frisfchen draf op doorgezet en had, in zijn onbefuisden ren, den geheelen augurken-winkel het onderst boven gereden, hetwelk de zuurverkooper thans den voer- man die door zijne weigering oorzaak van dit ongeval was, met een duchtig pak Dagen betaald zette. Van paard en brommertje was geen ipoor meer te zien. Eenige dozijnen ftraatjongens had- den zich intu&fchen van beide meester gemaakt; waren er toen, vrolijk en wel, onder een uitbun- dig feest-gejuich, mede heen gedraafd; en hadden, daar niemand den glansrijken optogt tegenhield, bereids lang de Kalverflraat verlaten. Een erger noodlot nogtans verbreidde het brommertje, waarin de Jufvrouwen Knuppelbusch zaten. Het paard, door den onzachten (chok tegen de augurkjes-kraam, fchic-htig geworden, was aan het hollen geraakt en, een groot...”
11

“...drt moest uitroepen: H Ontaard gedacht, dat op verlichting, vrijheid roemt I ,, Wie is hij die uw trots, uw wrevIen aard niet doemt ? Watdurfc ge op menfchenwaarde, op volksvereediirtg brallen! Wat doft ge op.*. op,., op ... Daar wilde mij geen gepast eindrijmwoord Voof den geest komen J anders Zoude ik tr eehs een fiksch ftukje op geleverd hebben. Groote mannen ortderfcheiden elkander fpoedig. -* Mijnheer ook ahti-liberdal naar ik bemerk ? * Vroeg de Heer Sperwr die al dadelijk zijnen man gevat had* ,, Tot in het overdreVene, mijnheer! Ut zo 4, Jezuit knnen worden, om mij zelven in die grondftellingen meer te Volmaken! Want buiten w deze eerbiedwaardige orde, is al onze onver- 4, draagzaamheid, op den keper befchouwd, maar ,, ftukwerk. ,, Mijnheer fpreekt moet ik zeggen voor treffelijk! Zulk eene taal had ik niet gedacht in dit huis te zullen hoorn: Want om er voor 44 uit te komen op uw hoofd, Mijnheer Knup- ,, pelbsch rust de fchuld van al het voorgeval- lene,.....”
12

“...3<5 DE NEEF VAN CURASAO, ,, onze paters inkwifiteurs, onze auto-da-fs riiet hebben, beteugelen wij den heilloozen pestvloed ,, niet; halve maatregelen, gelijk zulk eene ellen- dige boek-cenfuur als zij elders hebben, zijn mij geen koperen duit waard. Daar is iemand met eene hoeden- en pruike* doos! kwam de dienstmaagd zeggen. En de andere man is ook terug; de fleper ftaat voor* de deur te wachten. ,, Laat binnen komen! gelastte de Heer Knuppelbusch. Hoeden- en pruikedoos werden binnen gebragt. Weldra had de Heer Sperwer zich het achtbaar kapfel ordelijk opgezet. Met inachtneming der ver- eischten, bij de wet voorgefchreven, werd nu de akte van protest, in welker voorlezing de notaris was blijven fteken, ter wereld gebragt: waarna de Heer Sperwer eindelijk affcheid nam, en, daar het vast hard doorregende, met de flede zijne terug- reize aanvaardde. ,, Nu kan ik n ding niet opkrijgen, fprak de Heer Knuppelbusch tot zijnen boekhouder, nadat de notaris en getuigen vertrokken waren...”
13

“...D NEEF VAN CURASAO. 4* Heer Knuppelbusch die als een verftandig man altijd met de rijzende partij naar omhoog ging, er op volgen. Tot de keukenmeid toe hebt gij aan het lezen geholpen. Op den winkel gaat gij mijne ,, knechts verzen voorlezen, en hen daarmede uren ,, lang van hun werk houden.... Stop, flop als het u gelieft, mijnheer Knup- pelbusch viel de beklaagde zijnen befchul- diger in de rede: Dat mag ten minde veertien dagen geleden zijn, toen gij mij dit zaagt doen. Maar, mijnheer! ik krijg mijne jaren; men dien- de, op zekeren leeftijd, tot vaste beginfelen te zijn gekomen, zich een vast ftelfel te hebben gekozen.... enfin, mijnheer 1 er zijn dikwijls geheime fpringveren, die op onze keuze, een beflisfenden invloed oefenen.... enfin, mijnbeer Knuppelbusch er bevinden zich vaak verbor- gene, onzigtbare draden, waaraan wij ons weef- fel vast fpinnen.....* Ha, ha! fprak Jufvrouw Gronne die wel zag hoe laat het met den Heer Ossepoot was; terwijl zij met een zegevierend*...”
14

“.... enfin .... Maar voor de vuist, mijnheer Ossepoot! hoe kwam dit alles te pas ? ik- vat het niet l r> In vertrouwen, onder ons! Zie hier de aan- leiding! Een man van aanzien en gezag, had mij zijne befcherming en zijnen invloed toegezegd. Wat gebeurt ? De gelegenheid doet zich Nop, dat ik die noodig heb. Ik maak hem zijn woord indachtig. Wat doet hij ? Hij heeft zijne gunst bereids aan eefien anderen gefchonkn. Het m geval komt andermaal, dat hij mij dienen kan. Ik meld mij wederom aan. Hetzelfde antwoord : hij kan zijne gunst geen tweemaal wegfchenken. Het valt eene derde, eene vierde reis voor. Ik houd aan; maar word niet opgemerkt; men gaat mij voorbij. Zich zelven te gevoelen en te worden voorbijgegaan,... flik mij die pil eens door, mijnheer Knuppelbusch Wat heb ih te doen ? Ik kende mijnen man, als iemand van zeer...”
15

“...voorfta. Zoo ? fprak de Heer Knuppelbusch eene nieuwe prop op den vuurpijl (lekende. Dat is toch alles, behalve regt door zee te gaan., / Enfin, mijnheer 1 hernam de boekhouder., die, thans aan lager wal zittende, een laatfte'zeil bijfpande, om weder in het ruime fop te komen, Doch.,., daar van zee gefprken: hebt gij dien varensman al bij u gehad? ft Gij bedoelt den zeekapitein Van der Stap ?... Ja. Een paar uren geleden, was hij hier. > Doch!... gij brengt mij,juist op eenen inval__ Die man is fchatrijk; hij fchijnt goedhartig, rond- ft borftig, niet karig: wat dunkt u, wanneer ! wij hem tot een voorfchot konden bewegen?... ,, ik bied, des noodig, zes ten honderd?.,. Die inval is niet kwaad. Er Ioopen nog ver-...”
16

“...de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling, zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een- maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte zijn naam zoo wat...., Stap- VOET, Of......... ^ _ ' Jan van der. Stap is zijn naam. * Ik ga U nader met den man in kennis brengen. Hup-...”
17

“...DE NEEF VAN CURASAO. 4? Hupfcher, rondborftiger vent,, dan kapitein Ja van der Stap had er wel nimmer ter koopvaardij gevaren. Daar had men den ouden Barend Prou- welman over moeten hooren, die lange jaren, als ftuurman, aan boord van den Keinier Klaasjen had gediend, en menigmaal met onzen Jan om de noord en de linie onder door was geweest! En als men zoo te Ramen eens eenige togtjes naar het Pe- perland bf de IJsbeeren heeft gedaan en nu en dan den mageren man onder de oogen gezien heeft: dan kan men eerst naar regt zeggen, dat men een Ichepel zout met elkander heeft gegeten, en men elkaar niet van heden of gisteren kent. Opregt was kapitein Van der Stap in een hoogen graad* dit kon men hem aanzien; hij fprak gelijk hij dacht; met hooffche vleitaal of pligtplegingen kon hij zich niet ophouden; en kwam hij er ook fom- tijds eens wat plomp verloren voor uit, dat moest men hem niet ten kwade duiden: want hij meende het in zijn hart goed; kortom hij was een echt origineel van oud-vaderlandfche...”
18

“...bujjen; hij kon, als hem de muts foms fcheef ftond, geweldig op den bezem rijden; en dan deed men maar wijsfelijk, er niets tegen in te leggen: want maakte men hem het hoofd warm, dan kon het er rooken! en fchoon hij anders een gezworen vijand van vloeken was - dan had hij wel eens de leelijke hebbelijkheid van een geducht woord bij wind en Weder te zeggen. Overigens was JAN VAN der Stap toch een regtfchapen en godsdienftig mensch, een Warm voorftander van regt en billijkheid, met een woord, een man * wiens braafheid wel eenvoudig en ruw, maat on- gekunfteld en hartelijk was: zie daar hem, als mensch! Als kundig en bevaren zeeman behoefde...”
19

“...50 DE NEEF VAN 'CURASAO. geheele takelaadj in zulk eene vervloekte draai- ,, kolk vrzeild! En dan willen ze hedendaags ,, zeggn-, dat s menfchen hart nog al zoo kwaad niet is, en de wijze^Koning Salomo daarin ette- lijke mijlen van de koers af is!... Ja, wel bekome het hun! dat heb ik daar weder anders ondervonden. Een glukkig man, wie de mousfon te boven is-, het liev vaderland t>e- reikt en den bodem behouden, binnen gaats heeft! Ten allen geluk had onze trouw- hartige .Jan nog al nooit zoo erge fchipbreuk be* loopen, of hij had er het hachtj afgebragt, en daarmede zijn geloof aan goede trouw en eerlijkheid van het wrak gered; de geledene -fchad aan tuig en want, werd door den kordatn zeerob fpoedig vergeten; en dan was ook de kwade muts, welke hij den menfchen een oogenblik toedroeg, even fpoedig afgezet: want lang te wrokken daar was s mans inborst niet naar gefteld. Men hebbe evenwel uit dit geftelde niet af te leiden, dat Jan van der Stap zulk een dood onnoozele hals ...”
20

“...overfchieten, Toen de dertienjarige Jan vlug lezen en fchrijven kon en tamelijk uit artjes be- gon te cijferen, diende er een beroep voor den jongen gekozen; hij was een Berke, gezonde kne- vel : er kon een knappe zeebonk uit groeijen, en Zijn hart ging toch open, als er van de vaart werd gefproken. Naast zijne ouders woonde een buur- man daar Jan in de winter avonden, dikwijls kwam, om op het ganzenbord te fpelen en uit de rei- ze van Bontekoe te lezen; deze buurman had eenen neef, die koopvaardijfchippcr in dienst der kom- pagnie was, en p dit tijdflip met zijn fcliip juist zeilre lag, om naar Ceilon te flevenen, De Ka* pitein was een allergefchiktst man; hij zag, dat er een goed hart in den jongen Bak; en nam aan, hem tot zijn beroep op te leiden. Zoo was Jan als kajuitwachter aan boord gekomen; had fiks pgepast; 'en was al verder en verder geklommen, tot 5-...”