Your search within this document for 'splet,bos' resulted in two matching pages.
1

“...5; DE NEEF VAN CURASAO. ontdaan, waar gevoegelijk een paard en aschkar tut fchen door kunnen, Ai wai! ai wai! heen hapering hin het fchirm 1n roept de ontfielde tooneclmeester, Nho es his geene fchwarigheid, Brham-, ,, toetje voert de voorzittende beftuqrder hem gerustftellende te gemoet. Een man, die tegenwoordigheid van geest en fielsfterkte bezit, vermag alles. De voorzitter peinst, overlegt, befluit; hij wenkt.... en na korte oogenblikken, heeft een turfzak met eene bos hooi de ruimte der onzalige opening ingeno- men. Wie achter aan zit en een weinig kippig is, weet niet eens dat er fcheur of fcheursgelijken in de gordijn is geweest. ,, Waar of toch de vrouwen blijven? zegt Prouwelman. De flede kon er lang geweest zijn, Dat zal aan dien druiloor van een fleper hg- peren, meent kapitein Van der Stap. ,, Het is dood jammer J zegt Prouwelman, ,, Nu komen zij daaraan, terwijl het fpel reed? lang aan den gang is. Konden wij intusfchen y% maar iets tot ververfching bekomen! Ja...”
2

“...DE NEEF VAN CURASAO. 149 m^s gij fpreekt tfan de oude religie, naar de 33 de formulieren en canons van... Jufvrouw van Punten wilde in haren ijver voortgaan; doch werd hier in de rede geftoord, door hare dienstmaagd, die binnen trad en haar iets aan het oor zeide. Zij begaf zich hierop onver- wijld naar achteren, en kwam na eenige oogenblik- ken in de kamer terug, gevolgd door hare meid, die de koffij opdroeg. Zij haalde vervolgens een bos fleutels te voorfchijn. Brood en boter werden uit de huiskas van achter het ilot gehaald en op de tafel gezet. Nicht maakte boterhammen voor de vrienden, en men zette zich, om iets te gebruik ken. Onder het koffij drinken vond Kapitein van der Stap ongezocht gelegenheid tot het doen eener vraag, welke hem' reeds eenige malen, in den loop van het vorig gefprek, op de tong had ge* zweefd. 9 Zeg mij toch eens, nicht! hoe hebben hef 33 onze neef en nicht Dalman? En hoe vele kin- deren hebben zij al ? ,, Hoe zij het hebben?* iprak Barta, eene diepe zucht...”