Your search within this document for 'na,man' resulted in 164 matching pages.
 
1

“...DE NEEF VAN CURACAO. I. KARIKATUREN. Tk kan mij niet begrijpen, baas, hoe.gij dat den ganfchen dag uithoudt, fprak Jan van der. Stap een voormalig Hollandsch koopvaardij-kapi* tein, tot den Heer Rnuppei.busch zijnen kleer- maker, terwijl deze hem de maat voor een nieuwen manteljas nam. Wat bedoelt Ed., als ik mag vragen? hernam de beleefde man. Wel! dat heidensch leven daar boven. Wat beduidt dat getier? Het is of zij den ganfchen bol dditr kort en klein Haan. A o Hel...”
2

“...er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein jodenkind iemand op den weg. ,, Splt w zoon morgen avond ook mede? Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg- gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij beftaat mij te na om hem te prijzen: maar ik ,, verzeker UEd., onze Snoek heeft zijnen man in hem gevonden. Zulk fplen als van onzen ,, Jojakim is nooit in Amjlerdam gezien: daar (laat elk over verrukt. Die van' onzen ftads Schouwburg mogen er den hed voor af nemen, 4, of mijn naam zal geen Knuppelbusch zijn! , Dan...”
3

“...zijne meesters kon met hem uit den weg; alle verklaarden uit net *> mond, dat zij nooit zulk een wispelturig fchep- fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel* > men wist niet welk chenie er in den jongen fiak; zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op ,, het touw is: dat moet paardewerk zijn Maar het ding is niet...”
4

“...DE NEEF VAN CURASAO. 9 ty Sakkerloot! baas, wat moet er van zulk een liederlijken knaap eindelijk worden ? Ha! ha! UEd. maakt het waarlijk wat erg. Doch ik bemerk wel, UEd. begrijpt dit alles zoo niet. Nu! dat is tot daaraan toe. Maar voor onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra- gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden komen altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich...”
5

“...zuster Hor- tense in eene aangrenzende kamer gezeten, het gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed. is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert verftand te hebben; maar hij taleert geen grein ducatle, de man heeft geeri manire de yivre. 4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte, j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men- ,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa- renieerd te zijn; het is toch al fpoedig: Ehlest ce Monsieur vtre pre, Mademoiselle ,, Dat is het, wat ook mij dikwijls embarras- seert. Heet dat zich maintineren / welk eene ,, contenance! Ik heb mij het hart vast gehouden, zoo bevreesd was ik, dat er een fatfoenlijk be- kende op inkwame. Oh- ciel!1.... verbeeld...”
6

“...het portier, en vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die maandelijks , ten minfte een paar malen, den Heer Knuppelbusch van ambtswege bezocht. Hij kwam, om eene akte van protest te pasferen, wegens het van de hand wijzen eens wisfelbriefs uit...”
7

“...portier open: waarna de notaris en getuigen uit het rolkoetsje flapten en, onder het ftatig gevolg der dienstmaagd, die als een oud burger-vaandrig het regenfcherm om- hoog hief, door den Heer des huizes werden naar binnen geleid. De jonge Jufvrouwen' Knuppel- busch, die zediglijk in de zijdkamer verfcholen zaten, lieten, toen zij den Heer Sperwer za- gen binnen treden, behendig de glasgordijn vallen, om niet door zijn Ed. te worden opgemerkt, daar zij den notaris kenden als een oud regtzinnig man, die een gezworen vijand van het danfen was; en bovendien begrepen, dat haar bal-kostuum, hoe lgant anders vervaardigd, niets hoegenaamd met het protest eens wisfelbriefs had te maken....”
8

“...uitoefening zijner eerbied* ,, waardige bediening te befpotten, hem over. luid na te baauwen?.. Ik ben nu finds dertig jaren aan de praktijk; maar, zoo iets verregaands, is mij nooit overkomen dat zeg ik u!. i Ei lieve! Het is volftrekt niet op UEd. ge* munt. Zij zijn dddr boven met Mahomet be- s zig* Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup- plbusch zijt gij befchonken? of., of wat.. wat fcheelt u? Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn, tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie hebben, merkte een der getuigen, die een ongemeen fchrander man was, aan. Mahomet is immers geen Joodfchc naam, maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere, die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe- geven.- Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper- wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte weder in zijne brieventasch borg. ,, Wij zullen maar weder heen flappen, man* ,, nen! want, ronduit gezegd het is hier een apenfpei. Aptnfptl?hernam...”
9

“...bekomt, uit hoofde UEd. alhier woon- achtig en evenwel geen inteekenaar zijt. Hoor maar eens! ik geloof, dat hij, op dit oogen- blik, juist bezig is, zijne rol te ribbeteren.n Ik zal geen gebruik van uw aanbod maken, mijn goede Knuppelbusch Ik voor mij behoef, om treurfpel en te zien, niet naar den fchouw- burg te gaan: wij beleven aanhoudend treurfpe- len in ons notariele vak, waarin zij iemand zoo goddeloos doen bloeden, dat hem de oogen er van overloopen. Dat regt van registratie, mijn goede man! is de dood aan de praktijk! Er gaan geene drie maanden om, of zij houden mij voor eenige franken wegens boeten aan het been; dat zijn tooneelen, waarbij ik wel zou kunnen fchreijen, offchoon het anders een knappe vent mogt zijn, al had hij honderd jaren lang treur- fpelrollcn vervuld, die dit van mij gedaan krijgt! Daar verzie ik een half anker rijnwijn onder, dat mijn zoop, als hij op zijn dreef is, UEd. zoo bewogen maakt, dat UEd. het van loutere aandoening moet uitbulken! Nu! laten wij...”
10

“...*4 DE NEEF VAN CURASAO. bragt, verzocht, hij mogt, uit hoofde van den naauwen doortogt, zijn paard en rijdtuig een wei- nig ter zijde leiden; doch was, toen de andere zulks onbefchoft weigerde, er met een frisfchen draf op doorgezet en had, in zijn onbefuisden ren, den geheelen augurken-winkel het onderst boven gereden, hetwelk de zuurverkooper thans den voer- man die door zijne weigering oorzaak van dit ongeval was, met een duchtig pak Dagen betaald zette. Van paard en brommertje was geen ipoor meer te zien. Eenige dozijnen ftraatjongens had- den zich intu&fchen van beide meester gemaakt; waren er toen, vrolijk en wel, onder een uitbun- dig feest-gejuich, mede heen gedraafd; en hadden, daar niemand den glansrijken optogt tegenhield, bereids lang de Kalverflraat verlaten. Een erger noodlot nogtans verbreidde het brommertje, waarin de Jufvrouwen Knuppelbusch zaten. Het paard, door den onzachten (chok tegen de augurkjes-kraam, fchic-htig geworden, was aan het hollen geraakt en, een groot...”
11

“...naaste wijnhuis gebragt: waar haar Edelens, door een vijftigtal menfchenvrienden, met jenever en ftroop tot zich zelven werde gebragt en aan de maatfchappij teruggegeven. Oh ciel!.... ma pauvrf garniture!,'' - Dit waren de eerfte, fmartelijke woorden, met welke Jufvrouw Hortense, een diepen zucht {la- kende en de oogen wild in het rond flaande, van uit hare bezwijming herkwam. ,, C est tout chiffonnt, gdt, derang!... liet hare zuster, die ook zoo even in dit onder- maanfche leven was teruggekeerd, na eene benaauw- de ademhaling, tot antwoord hooren. Zij leven beide nog als alen! fprak een koopman in paling en zoutevisch, die menschlie- vend eene behulpzame hand had geboden, om de Jufvrouwen weder tot zich zelve te brengen. Weldra hadden de meisjes zich geheel herileld. Gelukkig had geene van haar ccnig lettel opgedaan. Beider hart hunkerde naar de Elanllftraat. Doch kapfel en balkostuum waren in een zoo deeruis- waafdigea toeftand geraakt, dat er geen fmijten met B 5 de'...”
12

“...DE NEEF VAN CURASAO. *7 men geest dier heerlijke tijden I Maar ziet, lieve menfehen! daar komt n nieuwigheidzoe- ker met zulk een pothuis op rollen door Am fiets ftraten, en dadelijk volgt eene wufte menigte zijn ligtzinnig voorbeeld na! Een nieuwtje! ,, roepen aanftonds duizend ftemmen. En duizend ftemmen antwoorden: ja, ook al een zegenrijk gevolg der doorbrekende verlichting in alle vak- t, ken van kunst en wetenfehap, deze uitvin- ding!.,., Ja wel! lieve vrienden, dat nie- mand u wegflepe! Voorloopers van den anti- ,, christ, die in ons midden opgroeit, deze wandelende gevaarten! Werktuigen van den hoog- ,, moedsduivel, die al hooger en hooger tim- ,, mert, het nederig Amfterdamfche toefleedje 9, tot een veel geruchtsmakenden brommert verheft, en ook dezen weldra op hoogere wielen zal zetten! Maar!,, daar zijn er nog in den lande, die, met de onzalige zucht tot navolging niet befmet, dien nieuwigheidsgeest zullen trach- ten te fmoren, waar zij hem ook op het fpoor...”
13

“...Een fpion!.. Een verkleed gens darme!.. ,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat- jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge- had hadden, en wier oogen reeds gulzig op s mans pruik te gast gingen. Onder een daverend hoezee, nam de menigte den Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden , en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws- gierigen te lokken, die iemand op de handen kij- ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel, des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal- verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In een oogenblik vliegt alles uit! winkels, kelders, koffijhuizen alles loopt uit! het ftroomt tnen- fchen, die brandend nieuwsgierig, van alle zijden komen toelchieten. Wat is dat! vraagt elk. Eene vechtpartij! zegt de eene. Een dronken vent! meent de andere. Een pot te verteren! gelooft een derde. En duizenden helpen het feest, den Heere Sperwer welmeenend toegewijd...”
14

“...drt moest uitroepen: H Ontaard gedacht, dat op verlichting, vrijheid roemt I ,, Wie is hij die uw trots, uw wrevIen aard niet doemt ? Watdurfc ge op menfchenwaarde, op volksvereediirtg brallen! Wat doft ge op.*. op,., op ... Daar wilde mij geen gepast eindrijmwoord Voof den geest komen J anders Zoude ik tr eehs een fiksch ftukje op geleverd hebben. Groote mannen ortderfcheiden elkander fpoedig. -* Mijnheer ook ahti-liberdal naar ik bemerk ? * Vroeg de Heer Sperwr die al dadelijk zijnen man gevat had* ,, Tot in het overdreVene, mijnheer! Ut zo 4, Jezuit knnen worden, om mij zelven in die grondftellingen meer te Volmaken! Want buiten w deze eerbiedwaardige orde, is al onze onver- 4, draagzaamheid, op den keper befchouwd, maar ,, ftukwerk. ,, Mijnheer fpreekt moet ik zeggen voor treffelijk! Zulk eene taal had ik niet gedacht in dit huis te zullen hoorn: Want om er voor 44 uit te komen op uw hoofd, Mijnheer Knup- ,, pelbsch rust de fchuld van al het voorgeval- lene,.....”
15

“...3<5 DE NEEF VAN CURASAO, ,, onze paters inkwifiteurs, onze auto-da-fs riiet hebben, beteugelen wij den heilloozen pestvloed ,, niet; halve maatregelen, gelijk zulk eene ellen- dige boek-cenfuur als zij elders hebben, zijn mij geen koperen duit waard. Daar is iemand met eene hoeden- en pruike* doos! kwam de dienstmaagd zeggen. En de andere man is ook terug; de fleper ftaat voor* de deur te wachten. ,, Laat binnen komen! gelastte de Heer Knuppelbusch. Hoeden- en pruikedoos werden binnen gebragt. Weldra had de Heer Sperwer zich het achtbaar kapfel ordelijk opgezet. Met inachtneming der ver- eischten, bij de wet voorgefchreven, werd nu de akte van protest, in welker voorlezing de notaris was blijven fteken, ter wereld gebragt: waarna de Heer Sperwer eindelijk affcheid nam, en, daar het vast hard doorregende, met de flede zijne terug- reize aanvaardde. ,, Nu kan ik n ding niet opkrijgen, fprak de Heer Knuppelbusch tot zijnen boekhouder, nadat de notaris en getuigen vertrokken waren...”
16

“...Dat zeg ik ook! fprak de Heer Knup- pelbusch. Wij moeten voet bij iluk hou- den. Ik heb toch anders mijn gezond oordeel ,, ook.... Daar holt gij weder heen!' hernam de Heer Ossepoot. Er komt hier geen oordeel, geen verftand te pas: dit bezit een boer ook. Gij moet niet redeneren; gij moet aannemen, vasthouden, ,, doordrijven.... . Ei, wat viel Jufvrouw Gronne hem in de rede. Zijt gij dan onfeilbaar?... ,, Ja! ja! riep de Heer Ossepoot, die ge- voelde, dat men de eer van zijn ftelil te na kwam.- / CA Het )...”
17

“...i, Het eene vloeit immers uit het andere voort? Wie met ons eenftemmig denkt - let wel! verfchilt daarom van ons niet, dewijl hij zich ,, wel wacht dit te betwijfelen, En wie van ons durft: verfchillen, durft ook deze vraag doen, en ,, huldigt onze onfeilbaarheid niet; die is een Ub.e- ,, raai^ een confiitutioneel, dien geven wij aan den duivel en zijne engelen over! Wat helieft ,, UEd. mijnheer Knuppelbusch ? ... ,, Dat is zekerlijk ilout gefproken! antwoord- de zijn Ed., dien het vuur na aan de fchenen be- gon te leggen. Hoe is het nu mogelijk, fprak Jufvrouw Gronne ,, dat iemand zich zelven zoo on gelijk kan worden! Wat bedoelt gij daarmede ? vroeg de Heer Ossepoot in het volle genot zijner zegepraal. ,, Jufvrouw Gronne fpreekt van inconsequent zijn, merkte de Heer Jojakim ophelderend aan. ,, Wat ik bedoel? hernam de Jufvrouw, Dat gij, die te voren altijd den mond vol hadt van verlichting, van vrijheid en verdraagzaamheid, nu zoo geheel tegenovergeftelde gevoelens...”
18

“...D NEEF VAN CURASAO. 4* Heer Knuppelbusch die als een verftandig man altijd met de rijzende partij naar omhoog ging, er op volgen. Tot de keukenmeid toe hebt gij aan het lezen geholpen. Op den winkel gaat gij mijne ,, knechts verzen voorlezen, en hen daarmede uren ,, lang van hun werk houden.... Stop, flop als het u gelieft, mijnheer Knup- pelbusch viel de beklaagde zijnen befchul- diger in de rede: Dat mag ten minde veertien dagen geleden zijn, toen gij mij dit zaagt doen. Maar, mijnheer! ik krijg mijne jaren; men dien- de, op zekeren leeftijd, tot vaste beginfelen te zijn gekomen, zich een vast ftelfel te hebben gekozen.... enfin, mijnheer 1 er zijn dikwijls geheime fpringveren, die op onze keuze, een beflisfenden invloed oefenen.... enfin, mijnbeer Knuppelbusch er bevinden zich vaak verbor- gene, onzigtbare draden, waaraan wij ons weef- fel vast fpinnen.....* Ha, ha! fprak Jufvrouw Gronne die wel zag hoe laat het met den Heer Ossepoot was; terwijl zij met een zegevierend*...”
19

“.... enfin .... Maar voor de vuist, mijnheer Ossepoot! hoe kwam dit alles te pas ? ik- vat het niet l r> In vertrouwen, onder ons! Zie hier de aan- leiding! Een man van aanzien en gezag, had mij zijne befcherming en zijnen invloed toegezegd. Wat gebeurt ? De gelegenheid doet zich Nop, dat ik die noodig heb. Ik maak hem zijn woord indachtig. Wat doet hij ? Hij heeft zijne gunst bereids aan eefien anderen gefchonkn. Het m geval komt andermaal, dat hij mij dienen kan. Ik meld mij wederom aan. Hetzelfde antwoord : hij kan zijne gunst geen tweemaal wegfchenken. Het valt eene derde, eene vierde reis voor. Ik houd aan; maar word niet opgemerkt; men gaat mij voorbij. Zich zelven te gevoelen en te worden voorbijgegaan,... flik mij die pil eens door, mijnheer Knuppelbusch Wat heb ih te doen ? Ik kende mijnen man, als iemand van zeer...”
20

“...voorfta. Zoo ? fprak de Heer Knuppelbusch eene nieuwe prop op den vuurpijl (lekende. Dat is toch alles, behalve regt door zee te gaan., / Enfin, mijnheer 1 hernam de boekhouder., die, thans aan lager wal zittende, een laatfte'zeil bijfpande, om weder in het ruime fop te komen, Doch.,., daar van zee gefprken: hebt gij dien varensman al bij u gehad? ft Gij bedoelt den zeekapitein Van der Stap ?... Ja. Een paar uren geleden, was hij hier. > Doch!... gij brengt mij,juist op eenen inval__ Die man is fchatrijk; hij fchijnt goedhartig, rond- ft borftig, niet karig: wat dunkt u, wanneer ! wij hem tot een voorfchot konden bewegen?... ,, ik bied, des noodig, zes ten honderd?.,. Die inval is niet kwaad. Er Ioopen nog ver-...”