|
|
Your search within this document for 'na,kustia' resulted in 89 matching pages.
|
1 |
|
“...Hemel! die van het Leidfche plein is
er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de
Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis
het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein
jodenkind iemand op den weg.
,, Splt w zoon morgen avond ook mede?
Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het
blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj
en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg-
gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef
plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij
beftaat mij te na om hem te prijzen: maar ik
,, verzeker UEd., onze Snoek heeft zijnen man
in hem gevonden. Zulk fplen als van onzen
,, Jojakim is nooit in Amjlerdam gezien: daar
(laat elk over verrukt. Die van' onzen ftads
Schouwburg mogen er den hed voor af nemen,
4, of mijn naam zal geen Knuppelbusch zijn!
, Dan...”
|
|
2 |
|
“...nooit zulk een wispelturig fchep-
fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel*
> men wist niet welk chenie er in den jongen fiak;
zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim
s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot
t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la-
t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een
,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt*
s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken.
, Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel
it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet
te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ?
* Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge-
heelen dag uit, baas?
Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd.
,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb-
ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan.
,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot
kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op
,, het touw is: dat moet paardewerk zijn Maar
het ding is niet zoodra in de wereld, of onze
Jojakim gaat aan het rollen; dan zien wij henj
foms...”
|
|
3 |
|
“...t8 DE NEEF VAN CEA£AO.
baar ambtenaar, in de uitoefening zijner eerbied*
,, waardige bediening te befpotten, hem over.
luid na te baauwen?.. Ik ben nu finds
dertig jaren aan de praktijk; maar, zoo iets
verregaands, is mij nooit overkomen dat zeg
ik u!. i
Ei lieve! Het is volftrekt niet op UEd. ge*
munt. Zij zijn dddr boven met Mahomet be-
s zig*
Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup-
plbusch zijt gij befchonken? of., of wat..
wat fcheelt u?
Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn,
tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie
hebben, merkte een der getuigen, die een
ongemeen fchrander man was, aan.
Mahomet is immers geen Joodfchc naam,
maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere,
die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe-
geven.-
Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper-
wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij
den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte
weder in zijne brieventasch borg.
,, Wij zullen maar weder heen flappen, man*
,, nen! want, ronduit...”
|
|
4 |
|
“...naaste wijnhuis gebragt: waar haar Edelens,
door een vijftigtal menfchenvrienden, met jenever
en ftroop tot zich zelven werde gebragt en aan
de maatfchappij teruggegeven.
Oh ciel!.... ma pauvrf garniture!,'' -
Dit waren de eerfte, fmartelijke woorden, met
welke Jufvrouw Hortense, een diepen zucht {la-
kende en de oogen wild in het rond flaande, van
uit hare bezwijming herkwam.
,, C est tout chiffonnt, gdt, derang!...
liet hare zuster, die ook zoo even in dit onder-
maanfche leven was teruggekeerd, na eene benaauw-
de ademhaling, tot antwoord hooren.
Zij leven beide nog als alen! fprak een
koopman in paling en zoutevisch, die menschlie-
vend eene behulpzame hand had geboden, om de
Jufvrouwen weder tot zich zelve te brengen.
Weldra hadden de meisjes zich geheel herileld.
Gelukkig had geene van haar ccnig lettel opgedaan.
Beider hart hunkerde naar de Elanllftraat. Doch
kapfel en balkostuum waren in een zoo deeruis-
waafdigea toeftand geraakt, dat er geen fmijten met
B 5 de'...”
|
|
5 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO. *7
men geest dier heerlijke tijden I Maar ziet,
lieve menfehen! daar komt n nieuwigheidzoe-
ker met zulk een pothuis op rollen door Am fiets
ftraten, en dadelijk volgt eene wufte menigte
zijn ligtzinnig voorbeeld na! Een nieuwtje!
,, roepen aanftonds duizend ftemmen. En duizend
ftemmen antwoorden: ja, ook al een zegenrijk
gevolg der doorbrekende verlichting in alle vak-
t, ken van kunst en wetenfehap, deze uitvin-
ding!.,., Ja wel! lieve vrienden, dat nie-
mand u wegflepe! Voorloopers van den anti-
,, christ, die in ons midden opgroeit, deze
wandelende gevaarten! Werktuigen van den hoog-
,, moedsduivel, die al hooger en hooger tim-
,, mert, het nederig Amfterdamfche toefleedje
9, tot een veel geruchtsmakenden brommert verheft,
en ook dezen weldra op hoogere wielen zal
zetten! Maar!,, daar zijn er nog in den
lande, die, met de onzalige zucht tot navolging
niet befmet, dien nieuwigheidsgeest zullen trach-
ten te fmoren, waar zij hem ook op het fpoor...”
|
|
6 |
|
“...Een fpion!.. Een verkleed gens darme!..
,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat-
jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge-
had hadden, en wier oogen reeds gulzig op
s mans pruik te gast gingen.
Onder een daverend hoezee, nam de menigte den
Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden ,
en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant
rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws-
gierigen te lokken, die iemand op de handen kij-
ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel,
des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal-
verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te
doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In
een oogenblik vliegt alles uit! winkels, kelders,
koffijhuizen alles loopt uit! het ftroomt tnen-
fchen, die brandend nieuwsgierig, van alle zijden
komen toelchieten. Wat is dat! vraagt elk.
Eene vechtpartij! zegt de eene. Een dronken
vent! meent de andere. Een pot te verteren!
gelooft een derde. En duizenden helpen het feest,
den Heere Sperwer welmeenend toegewijd...”
|
|
7 |
|
“...Dat zeg ik ook! fprak de Heer Knup-
pelbusch. Wij moeten voet bij iluk hou-
den. Ik heb toch anders mijn gezond oordeel
,, ook....
Daar holt gij weder heen!' hernam de Heer
Ossepoot. Er komt hier geen oordeel, geen
verftand te pas: dit bezit een boer ook. Gij moet
niet redeneren; gij moet aannemen, vasthouden,
,, doordrijven....
. Ei, wat viel Jufvrouw Gronne hem in de
rede. Zijt gij dan onfeilbaar?...
,, Ja! ja! riep de Heer Ossepoot, die ge-
voelde, dat men de eer van zijn ftelil te na kwam.-
/ CA Het
)...”
|
|
8 |
|
“...i, Het eene vloeit immers uit het andere voort?
Wie met ons eenftemmig denkt - let wel!
verfchilt daarom van ons niet, dewijl hij zich
,, wel wacht dit te betwijfelen, En wie van ons
durft: verfchillen, durft ook deze vraag doen, en
,, huldigt onze onfeilbaarheid niet; die is een Ub.e-
,, raai^ een confiitutioneel, dien geven wij aan den
duivel en zijne engelen over! Wat helieft
,, UEd. mijnheer Knuppelbusch ? ...
,, Dat is zekerlijk ilout gefproken! antwoord-
de zijn Ed., dien het vuur na aan de fchenen be-
gon te leggen.
Hoe is het nu mogelijk, fprak Jufvrouw
Gronne ,, dat iemand zich zelven zoo on gelijk
kan worden!
Wat bedoelt gij daarmede ? vroeg de Heer
Ossepoot in het volle genot zijner zegepraal.
,, Jufvrouw Gronne fpreekt van inconsequent
zijn, merkte de Heer Jojakim ophelderend
aan.
,, Wat ik bedoel? hernam de Jufvrouw, Dat
gij, die te voren altijd den mond vol hadt van
verlichting, van vrijheid en verdraagzaamheid,
nu zoo geheel tegenovergeftelde gevoelens...”
|
|
9 |
|
“...krediet fielt ons in
ftaat, nieuwe beflellingeh te doen....
Met uw verlof! viel de Heer Knuppelbusch,
opftaande, zijnen boekhouder in de rede. Er wordt
aangefcheld: ik moet mij naar voren begeven.
Ik zal u van dien Van der Stap ftraks nader
fpreken.
Hier ging de Heer Knuppelbusch naar de
fpreekkamer: waardoor het' gefprek werd afgebro-
ken.
Straks begaven zich de Heeren Ossepoot- en
Jojakim weder naar boven, om hunne tooneeloefe-
ning te hervatten. En ook wij nenrcn deze gele-
genheid waar, na hun Edelens wel vriendelijk
te hebben gegroet, in de hoop van nog eens een
van hen allen in gezondheid te mogen wederzien,
om tot eene volgende afdeeling over te gaan, waar
ons andere tooneelen verbeiden, en de ontmoeting
van nieuwe bekenden te wachten (laat....”
|
|
10 |
|
“...46 DE NEEF VAN CURASAO
lend, op ftukken na, geen jool, daar men maat*
Zoo wat mede heen kon leven t daar fcheelde veel
aan! hij maakte, als het er op aankwam, korte
norgenfpraak, en wist zijn ontzag zeer Wel, zon-
der vloeken of zweren, te doen gelden; wie aan
boord niet wilde oppasfen, of bij herhaling zijnen
pligt verzuimde, die kon er op rekenen, dat hij,
in kapitein Van der. Stap met geenen gemakke-
lijken te doen had; voor een braven matroos daar-
entegen had hij alles over. Hij had ook, door de
bank, gefchikt volk in zijnen dienst, en werd door
zijne matrozen als op de handen gedragen: want of
men te Am fier dam of aan den Helder te Ports-
mouth of te Curasao naar hem vroeg: overal wis-
ten de zeelieden dat het een baantje was, aan boord
van den Reinier Klaasfen te varen.
Met. dit al had onze Jan toch een leelijk gebrek:
bij had zoo zijne bujjen; hij kon, als hem de muts
foms fcheef ftond, geweldig op den bezem rijden;
en dan deed men maar wijsfelijk, er niets tegen in
te leggen:...”
|
|
11 |
|
“...Prouwelman oud-opperftuurman
ten diende der voormalige Oostindifche kompagnie,
kamer Amjlerdam ten wiens huize thans Jan ,
na zijne gelukkige terugkomst in het vaderland,
bij voorraad zijn verblijf.... Maar! daar zou-
de ik bijna, onder al dat gekeuvel, de voornaamfie
merkwaardigheid nog vergeten aan te dippen.
Wat eigenlijk de deur digt deed, Kapitein van
der Stap was iemand, die er tot over de ooren
toe in zat: hij had hoeden af, dddr! geld!.;.
Hemelfche klank! Hij was fchatrijk. Dit zegt
-nog niets! Hij berekende zijn armoedje, bij ton-
.nen, zegge Hollandfche tonnen gouds!... Wat
(belieft UEd., nicht evrrsteel ?...
. O! neef, men vindt overal brave en achting-
waardige menfchen, tot op zee toe.
Nu verder! Het was nu zestien jaren geleden,
.dat Kapitein van der Stap het vaderland had
verlaten. Thans, keerde hij daarin terug, van het
eiland Curasao, alwaar hij na .dertien jaren in de
vereenigde Staten van Noord-Amerika gevestigd te
zijn geweest, zich in de laatile jaren had opge-...”
|
|
12 |
|
“...
Om zijn aanvankelijk verworven vermogen niet
geheel aan de onzekere kanfen van handel' en zee-
f&iade bloot te dellen, belegde hij een aanmerke-
lijk gedeelte daarvan in een meer zeker fonds en
werd een der voornaamde deelhebbers in eene
maatfchappij van 'kolonifatie en ontginning van
gronden in Louifeana ,, welke jaarlijks. hooge renten
opleverde. Het overig gedeelte zijner winden
bleef in den handel belegd, of tot aankoop van
voordeelige grondeigendommen bedeed. Het
eene hielp het anderer. Na weinige jaren had zich
te Nieuw-Tork een klein koopmans kantoor geves-
tigd dat op alle markten in ndi zijne zaakgelas-
tigden had-, en aanwijzingen op de eerde haBdel-...”
|
|
13 |
|
“...BV
56 DE NEEP VAN CURASAO.
fland, aldaar, na eene korte ongefteldheid, zeer
onverwacht overleden. De bedroefde man was in
den 'beginne over zijn verlies ontroostbaar. Van
nu af aan begon zijn jvoelig en bedrijfvol leven
hem tegen te liaan; hij kwam daarenboven merke-
lijk op zijn jaren; tegen zware vermoeijenisfen en
ongemakken kon hij zoo niet meer praten, als wel
voorheen, toen hij nog, gelijk een jong konijn,
langs het touwladdrtje en wip! in den mast
klouterde; een ftiller beweegkring'en geruster wijr
ze van leven werden hem tot behoeften. Hij had
ook, finds zijne Eva was geftorven, niemand om-
trent zich, met wien hij eens te rade kon gaan ;
wel is waar, RobbetJe, zijn negerknecht, die
yan kindsbeen af bij hem was geweest, was eene
getrouwe, deelnemende ziel en beminde zijnen
meester hartelijk, maar veel heul of toefpraak zat
er niet bij; te Amfierdam integendeel had de Ka-
pitein bekenden in overvloed: daar woonde zijn
oude vriend Prouwelman een fnedige vro-
lijke vent, die regt...”
|
|
14 |
|
“...E NEEF VAN CURACAO. S7
Van waar hij zich, na al zijne vaste eigendommen
tot geld te hebben gemaakt met zijn getrouwen
Robbij en eene talrijke verzameling van apen, pa-
pegaaijen en ander gedierte, aan boord van he.t
vaartuig begaf, met Welk hij, na eene afwezigheid
van ruim zestien jaren, behouden in het lieve va-
derland aankwam. - Maar.... luister! daar
flaat het op den Zuiderkerkstoren juist.vijf ure; het
wordt tijd, dat wij ons naar den Neef van Guade-
loupe begeven ; de Heer Knuppelbusch heeft laten
zeggen, dat men ftiptelijk te zes ure op het too7
neel verfchijnt; fpoedig derhalve! want wij moe-
ten door al dien tegen, nog naar de Vinkenbuurt {
Neen, Barend het is niet te doen voor d$
vrouwen, om door dik en dun, in zulk een
'y, weder hn te .fjokken, fprak Kapitein van
der Stap fot zijnen vriend, terwijl zij, na ge-
wacht te hebben, of de vervaarlijke regenbui mogt
opgehouden, nu eindelijk gereed ftonden, zich naar
dn liefhebberij fchouwburg te begeven.
Dat zeg ik ook , hernam...”
|
|
15 |
|
“...5
DE NEEF VAN CURASAO.
n Wacht! ik bedenk er iets op. Kbus kom
eens als de wind hier!
Daar ben ik al, Stuurman! fprak Kobus,
Wat is er van uwen, dienst ?.,
* Loop eens fatansch gaauw naar den krommen
Pouwelsen hier om den hoek, en beitel eene
, llede! 4- Maar.., op het oogenblik hier voor
de deur!..,. hoort gij wel!
Voort was Kobus al; en na korte o.ogenblikken
Hond er eene llede voor de deur, De knecht IcheL
de aan. Zeg eens dat de lleper er is!
Prouwelman kwam naar voren. ,, Is u baas
dronken of gek? gromde hij tegen den knecht,
Wie bedoelt er nu zulk ene llede! die zou wel
wat helpen tegen het nat worden!. Het
was eene opene vrachtllede,
De jongen, die haar beitelde, fprak de knecht 3
zei: ,, hij geloofde, dat er eene vracht kabeltouw
naar den Harlinger lleiger moest gebragt wor-,
den.
Loop naar de Hottentotten, vent! Zeg aan
uwen baas, dat hij dadelijk eene toellede zen-
de. Mijne vrouw en hare nicht moeten naar
den fchouwburg, Span er dus niet zulk een
ouden...”
|
|
16 |
|
“...5; DE NEEF VAN CURASAO.
ontdaan, waar gevoegelijk een paard en aschkar tut
fchen door kunnen,
Ai wai! ai wai! heen hapering hin het fchirm 1n
roept de ontfielde tooneclmeester,
Nho es his geene fchwarigheid, Brham-,
,, toetje voert de voorzittende beftuqrder hem
gerustftellende te gemoet.
Een man, die tegenwoordigheid van geest en
fielsfterkte bezit, vermag alles. De voorzitter
peinst, overlegt, befluit; hij wenkt.... en na
korte oogenblikken, heeft een turfzak met eene
bos hooi de ruimte der onzalige opening ingeno-
men. Wie achter aan zit en een weinig kippig is,
weet niet eens dat er fcheur of fcheursgelijken in
de gordijn is geweest.
,, Waar of toch de vrouwen blijven? zegt
Prouwelman. De flede kon er lang geweest
zijn,
Dat zal aan dien druiloor van een fleper hg-
peren, meent kapitein Van der Stap.
,, Het is dood jammer J zegt Prouwelman,
,, Nu komen zij daaraan, terwijl het fpel reed?
lang aan den gang is. Konden wij intusfchen
y% maar iets tot ververfching bekomen!
Ja...”
|
|
17 |
|
“...eene
dem.
Hier fchijnt het met emmers te gelijk van bo-
ven te komen! luidt het berigt van eene andere
zijde.
Zet her dan photten bonder, om t whater
hop te fangen! gelast de voorzittende beduur-
der.
Ja wel, Mijnheer von Meseritz gij moogt
nog wel met potten aankomen. Het baat niet! de
fchroomelijke lekkaadje neemt hand over hand toe:
er is geen doppen aan. Het raadzaamst is maar, dat
de toefchouwers een weinig van plaats veranderen,
ten einde zich voor den indroomenden regen te
beveiligen.
Na eenige verpoozing neemt het derde of laatde
bedrijf eenen aanvang.
Bravo, bravo! z mag ik het hebben!roept
Kapitein van der Stap bij eiken trek, waarmede
Vanglenne, in de laatde tooneelen des derden be-
drijfs, Mijnheer en Mevrouw Dortigni, hunne
trotschheid en ongevoeligheid betaald zet. Men
as tot aan het laatde tooneel gevorderd: juist komt
de Notaris, die de akte van overgifte heeft ge-
maakt. Hoor!... hemel! wat is dat?... wat
jaag dit zijn? Welk een verfchrikkelijk gedreun,
fchok-...”
|
|
18 |
|
“...aan-
vangt te klimmen; de eene vindt den ftand der
ladders te fchuin; de -andere vindt dien te fteil;
deze wenscht-, dat de fporten breeder waren; gene
fchimpt op derzelver ngeoorloofden afftand van
elkander* Zoo komen de eerften naar beneden,
waaronder ook Kapitein van der Stap Prou-
welman en Robbij met jufvrouw Gronne zich
bevinden; welke laatfte den hemel dankt >, dat zij
behouden de ftraat betreedt* De overige toefchou-
wers volgen n voor n; het klimmen heeft geen
einde $ het wordt twee uren na middernacht; toen
heeft de laatfte de gehoorzaal verlaten en de ftraat
bereikt.
Kapitein vAn der Stap heeft zijne oude beken-
de intusfchn niet verlaten-. Hij biedt Jufvrouw
Gronne zijnen arm ten geleide aan, en vergezelt
haar naar het huis van den Heer Knuppelbusch
in de Kalverftraat, terwijl Prouwelman met Rob-
bij den weg naar de Gelderlche kaai inflaat.
j, De verwarring en dat wilde huishouden dddt
fchijnt u geweldig verfchrikt te hebben? zegt
Kapitein van der Stap tot Jufvrouw Gronne ;
nu...”
|
|
19 |
|
“...dert zou nog al gezorgd hebben, teg'en eene
kwade reis ?...
Ja, Heer Kapitein! mijn lieve man had ook
wel getrouw voor zijne vrouw gezorgd; UEd.
weet, hij hield niet van het over boord te
gooijen, maar was altijd voor de fpaarzaamheid.
Toen mijn brave Eldert kwam te fterven,
liet hij mij een matig vermogen na; kinderen
hadden wij niet; ik was eene vrouw alleen en
kon dus, voor eene weduwe van mijnen (land,
deftig burgerlijk leven. Maar mijn beste Gron-
ne had zijn geheele vermogen in lands papieren
belegd; daar werd ons vaderland in Frankrijk
ingelijfd en de publieke fchuld tot op een derde
der werkelijke waardij gebragt. Even te voren
had een neef van mijn overleden man dien ik
na-
99...”
|
|
20 |
|
“...mij, tot het waarnemen van dien post bij hpm,
, aan; en ik ging onder billijke voorwaarden daar-
toe over.
M Maar kondt gij dan ook geene betere getegen-
heid vinden ?
In welk eenen zin meent UEd. dat ?... voor-
deeliger ? ... aanzienlijker ..
Hoor, Jufvrouw! gij kent mij; met achter-
klap of oude wijvenpraat houde ik mij niet op.
Verduiveld! wat raakt mij, hoe een ander de
" vloot Huurt. Maat ik hoorde dezen avond, bij
* toeval, zeggen, dat het.dien patroop Knuppel-
busch, op geene Hukken na voor den wind
ging, en het fchip er geweldig fcheef oyer Zjjde
* ging. Daarom zpide ik>, dat gij wpl iets tytfers
had kunnen, vinden.
' Wat zal ik UE4* zeggm, IJepr Jvapifpn? Tot...”
|
|
|