Your search within this document for 'meta,di,plan,di' resulted in 20 matching pages.
1

“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas te...”
2

“...CURASAO, den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en opregter menfchen kennis maken! Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling, zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een- maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte...”
3

“...tot op de hoogte, waar hij zich thans bevond. En daar was hij, niet langs flinkfche wegen en bijpaden, maar door betamelijke middelen en op eene eerlijke wijze gekomen. Hij genoot dan ook zijn verworven rijkdom in ru.st en met zegen; en ftreelde zich aangenaam met het uitzigt, dat hij op zijn ouden dag het zijne nog eens in vrede zou genieten. Elk heeft zoo zijn ftokpaardje, Dat .van van per Stap hield zich bij het walletje langs, zon- der veel geruehts in de wereld te maken, s Mans geliefkoosd plan was namelijk, om nog eens naar het vaderland terug te keeren, en in zijne geboor- teftad jhmficrdam, zijne dagen in ftilte ten einde te brengen. Dadr wilde hij dan, in de nabijheid van den Buitenkant of op het eiland Kattenburg, zich een fraai en welingerigt huis koopen, waar hij zoo dagelijks onder het roken van zijne pijp en de zoete herinnering van vorige dagen, het voor hem vermakelijk gezigt van het IJ genieten, en onderhands zijn kieltje, dat telkens een dagje ouder begon te worden, tot...”
4

“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri. Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong: Zij moest met hare zuster tot het befluit komen, om langs denzelfden weg naar huis terug te keeren. Dat is weder een grapje van onzen Ba- rend fprak hare zuster, grimlagchende. Mijn man mag met zulke grappen wel te huis i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal- der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven. Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil- len houden? fprak de fleper, om wendende. Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens bakker op doof. De kekebakker bevond zich juist in zijn voor- huis, toen de flede, die nu weder haren ouden flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor- bij toog. Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win- keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd ,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg geweest zijn ? Ik dacht het wel! Ei wat, met uw denken! gromde de koe.- 9>...”
5

“...\ DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel- man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond flaande. Willen de Heeren maar hier komen, en op de eerile bank bij het orkest te gaan zitten? vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne plaatfen aanwijzende. Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten? vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend en Robbetje plaats nemende. j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek! zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert ,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt! gromde de orkestmeester, die twee violisten, een klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn kommandement had. ,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt, dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte Prouwelman aan. 55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap , den bol in het rond kijkende, tot iemand, die naast hem zat....”
6

“...'To DE-NEEF VAN CURASAO. Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak! as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot, haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j fee vhan de rigchel his het! Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk- baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge- rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid. Schwijg toch dhaar hachter! roept eene ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop te ghaan! Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan- nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel- leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging -in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe- den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen! Eene Oude winkelkast vervangt...”
7

“...95 D£ NEEF VAN CURASAO. mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent',' ,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
8

“...i io DE NEEF VAN CURASAO.: Maar hadden zij er mij ofe geerie teden-toe ge-. ,, geven? Af'zijne.'-dagend daar had men het ,j leven gaande fiet fpeet hen geweldig, dat.de ,'j" mijn dezen middag 'zoo lelijk was afgefprongen* -Zij verzonnen" eohtfer weder eene andere list, en ,, fprakeh m;et elkander af, dat zij riiij den volgen- den1 morgen -bij het ontbijt .in de:val zoude lok-. i, ken; Huh plan was: namelijk om .mij, daar het ,, de nachts reeds tamelijk vroor,. voor ..het invrie.-. ,V;zn- bang te maken. Ja! daartoe hadden zij den regtn in mij voor. Den volgenden ochtend, aan het ontbijt zittende, hadden wij de grap. ,, ,, De lucht Haat vrij helder; het zt- zich regt ,, ,] tot vriezenmerkte nerf, naar buiten kijken- d;''-aar|.v ,, i, Wat zegt gij daar-, Bodewjjn !: vroeg nicht, Wet zet zich 'tot. vriezen? .. .. Wel! het heeft ,v m -eehig nachten reeds < zo. fterk gevroren, II dat r drie dtiirah dik ijs in de floot ligt/ . "'J&! hernam nerf, Wij zijn reeds ver. j,, in October. ;Er...”
9

“...fcherlieden zijn, die met een opgezetten haai of zeekat te kijk, het land afloopen. Bravo! Laat ons daar eens op drinken! Uwe goede reis en behoudene terugkomst, Jan! Top! zegt van der Stap, den Stuurman befcheid doende. ,, Dat wij elkander in gezonde heid mogen wederzien ! Op den anderen morgen was de reis van Kapitein van der Stap naar Deventer bepaald. De dag verfcheen. De Kapitein had voorgenomen, de reis over Utrecht te nemen; en daarna over Har- derwijk terug te keeren. Gelijk het plan was vastgefield, wilde Kapitein van der Stap onder de vermomming van een armen zeeman reizen, en bij zijne maagfchap, die hij ging bezoeken, voor- geven dat hij zijn fchip en vermogen op zea ver- loren had, en thans genoodzaakt was, bij zijne vrienden in het vaderland hulp en onderfleuning te gaan zoeken. Hij en Robbij, die medeging, waren geheel overeenkomftig de te fpelene rpl uit- gedost; beide hadden zich in eene oude fcheeps- plun-...”
10

“...iemand, die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts ,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig beftaan heb ik niet! ,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op ,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht, Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij als goud zoo getrouw.... ,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk . . eenen...”
11

“...wij beleven hier wat met dat lange rol* paard! hij is acht en twintig jaren oud, en ftaat nog uren lang, met alle aandacht langs de ftraat naar Jan Klaasfen in de poppekas te kijken! ook kan hij aardige knipfeltjes maken; hij is zoo zachtaardig als een lam, en heet Roelof Tur- kenschrik <.. Is het niet om er kronijken van te dichten ?... Om nu op Henrictta*s komst terug te komen! Onze Noordhollandfche vrienden denken niet, dan over drie weken te vertrekken: want gij moet we- ten, zij zijn van plan, nog eerst een uitfiapje naar het Stichtfche te doen Zeist, Soestdijk en die omftreken te bezoeken; terwijl mijn va- der en ik dan met hen zullen gaan. Wij raken hen dus niet kwijt, dan met de helft van Mei. Hoe gaarne ik nu Jufvrouw Jetje eerder verwach- ten zou, want ik zou aan haar gczclfchap voor- zeker meer hebben, dan aan dat van mijne bejaar- de nichten en Roelof Turkenschrik ; zoo is het echter niet wel mogelijk haar Ed. voor den twintigften van Mei hier te ontvangen. Ik heb het daarom...”
12

“...tegenwoordige kastelein en zijne vrouw waren beide uit het Overmaasfche; en hadden mij dus niet ge- kend zoodat ik naar allen konde vragen, zonder herkend te worden. Verbeeld u mijne ontroering, toen'ik hoorde, dat de brave Domin Dalman en zijne vrouw beide, voor anderhalf jaar reeds over- heden waren, en hunne dochter finds het dorp had verlaten en zich bij eene:tante te beventer bevond. Hoe deerlijk was mijn wensch, om deze lieve fa- milie in welftand te ontmoeten, teleurgefteld; en mijn geliefkoosd plan, om haar door mijne onver- wachte terugkomst aangenaam te verrasfen, ver- O 4 ydeld!...”
13

“...Wordt uwe buuijufvrouw dus geheeten? Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften man eene Officiers-weduwe te zijn. Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik herinner mij dit. Ga voort! Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als 'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op- gewasfen; maar voor het overige . ,, Nu voor het overige?... wat is het dan? Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich zoo min mogelijk met haar in te laten. Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan. Nu,...”
14

“...hem-finds, ,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-, misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt: -want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar, die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom -zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,. Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu ;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1. 01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij- ne ziel!., , Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden, m van den huisfelijken omgang met Burnagel verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka- 'V mer....”
15

“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw- de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta. Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict- ta wel zelve zijn ?* Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!... n waarom nmogelijkvroeg ik, haar in de tede vallende,' atwk ;.'1 zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA ,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, % ,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken- nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier , gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin- ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel >1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be- grijpt?... Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik. Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart m ni?t V...”
16

“...Hen- RiTTA incognito een bezoek te geven, en de huishouding daar bij Mevrouw Palonnier eens in oogenfchouw te nemen? Welaan! bedenk u niet lang; ik wil de gelegenheid daartoe ver fchaffen. Zij droomt niet dat gij hier zijt; in- tusfchen, ik ben bij Palonnier bekend; wij loopen derhalve, kwanswijs als in het voorbij- gaan, even bij haar aan ; wij maken er tegen het vallen van den avond te zijn; de fchemering, deze uniform, uwe veranderde gelaatstrek- ken, kortom, dit alles zal ons plan begun- ftigen en u niet door HenrktTa doen herken- nen. Willen wij deze grap eens hebben, Renberg? ... Pc aarzelde eene wijl; en dacht: zoude ik mij wel harentwege zoo veel moeite geven? Eensdeels had ik toch gelijk van zelven fpreekt alle achting voor het meisje dat zoo laag kon zinken , verloren, en was mijne vorige, hartelijke genegen- heid jegens haar, in gloeijende verontwaardiging overgegaan; maar aan den anderen kant, deed toch eene zekere nieuwsgierigheid of moet ik het een heimelijk...”
17

“...wezen, om van een zoo onfculdigen engel, als zij te voren plagt te zijn, tot de laagte eener openbare ligtekooi te geraken! Wat dacht ik zeggen eene goede opvoeding, wat ouderlijk yoorbeeld en ouderlij* ke lesfen; wat zeggen eene veelbelovende jeugd,-n de beminnelijkheid eens engels en de voortreffelijk- fte aanleg, wanneer onreine togten de ziel bezo&r deld hebben, en het heiligdom van het vrouwelijk hart, de onfchuld is verloren gegaan Tel- kens wilde ik terugkeeren en mijn avontuurlijk plan opgeven; maar telkens voerde eene geheime too verkracht mij longevoelig mede; en ik bleef Boone die zich inmiddels weinig aan mijne wijs* geerige overpeinzingen liet gelegen zijn, onwille- keurig volgen.- Eindelijk alsof het zoo gemikt ware, de fchemering viel merkbaar, toen wij de woning van Palonnier bereikt hadden. Zij bewoont een gedeelte van een bovenhuis. Gij zijt te Am ft er dam niet onbekend en weet derhalve hoe deze foort van woonvertrekken is ingerigt. Na- dat wij aangefcheld en,...”
18

“...27 DE NEEF VAN CURASAO. vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge verwondering aan zag, Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven buisd, antwoordde de kruijer. Verhuisd ?.,. Waarheen dan ? Ja! naar Denemarken of dat oord uit, - j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de lui, die er nu wonen ns naar te vragen; mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten. Wel bedankt, vriendje! De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf* vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in* dien hare ouders verhuisd waren ?.., Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel* lende dat de kruijer had misgetast. Wij traden den floep van het aangewezene huis Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver- schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis* je, dat de deur opende, UEd...”
19

“...*88 DE NEEF VAN CURASAO, drag en karakter aan ons mededeelde, maakte de deelneming en het medelijden van allen gaande. Toen de fchurk merkte, dat aller gemoederen gun- llig tot bereiking van zijn doel gedeind waren, maakte hij van dat oogenblik gebruik, om een plan van inteekening voor te (laan, waarin elk der le- den zou deelnemen, om aan de ongelukkige Offi- ciers-weduwe, uit de gezamenlijke bijdragen, een vast jaarlijksch inkomen te verfchafFen. Fachte had mijne ligtgeloovigheid dermate weten te verfchalken, dat ik een der ijverigde begunftigers van zijn voor- del werd. Ziedaar, waarom ik in mijnen vorigen zeide, dat Mevrouw Palonnier nog al eenige verpligting aan mij had. Toen ik Fachtes gewezen vriend over de zaak onderhouden had, gaf hij mij te kennen, dat deze guit ook hem dergelijke dreken had gefpceld, waarom hij alle betrekkingen met hem had afgefne- den; voorts bevestigde hij, dat Fachtes voorge- wende Officiers weduwe een flecht voorwerp was ; hij had dit finds lang geweten...”
20

“...DE NEEF VAN CURASAO. 33! jonge lieden zich voor de eerfte maal weder zou- den aantreffen, de verrasfing des te treffender, en het genot van dit fchouwfpel voor de aanwezigen - des te aangenamer mogt zijn. Jan die, gelijk wij zeiden, van zulk een grapje niet vreemd was, en dit aanzoek van de vriendelijke Mevrouw Swarthoven de weldoenfter van zijne nicht! niet van de hand kon wijzen, gaf haar trouwhar- tig zijn woord, en volgde in alles het plan, het- welk zij hem tot het voormelde einde mededeelde. Overeenkom (lig hetzelve moest hij tegen den vol- genden avond dien van heden eene kleine partij te zijnent geven, onder het voorwendfel van zulks op den gedanen aankoop van het huis te doen; en niet vergeten, daarop onder anderen de Heeren Renberg en Burnagel t noodigen: waarbij dan ook zij, Mevrouw Swarthoven, als de vorige eigenares van het gekochte huis, zoude verfchijnen, en met haar, eene der twee belang- rijkfte hoofdperfonen - Mejufvrouw Henrietta Dalman! Het kostte Jan van der Stap...”