Your search within this document for 'laman,ta' resulted in twelve matching pages.
1

“...kande Qordcelen. J)och elk, die niet geheel vreemdeling in Amftcrdam, en met de Amfterdamfche zeden niet onbekend js, zal gevoefen 9 dtft ik van dat kluchtig patois, jargon of hoe meti het noemer} w\lx alleenlijk gebruik gemaakt heb x om hier en daar een koddig tooneeltje meer in deszelfs karakteristiek licht te doen uit komen. Tot hetzelfde einde heb ik, nu ert dan, van den Gelderfchen tongval en fs>m~ mige fpraakw ondingen elders in omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge- arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van enig ligt...”
2

“...het gezelfchap, en hij zal , het nog wel verder brengen. Tusfchen ons, in ,, vertrouwen gezegd! ~~ de groote fchouwburg moet er onder, als mijn zoon zich denzelvenniet aantrekt: daar loopt het hard naar toe. Doch , onze Jojakim heeft gezworen, dat hij geenen , voet op het ftadstooneel zet, of zij moeten hem aandeel in het beftuur en het heft in handen geven. . Is uw zoon dan zulk een meester in dat vak? Mijn lieve Heer Sperwer! zulk fpelen, als ,*de jongen doet, dat gaat alle geloofbaarheid ta boven. Zie! er op te roemen zegt niet met al; " maar UEd. moet hem, met uwe eigene oogen, 59...”
3

“...hield zij naauwelijks' zoa veel over, als genoegzaam was, om voor eenigeit tijd in haat onderhoud te kunnen voorzien. Het vooruitzigt was voor Henrictta' allezins zorgelijk. Zij was. ng te jong om in eene be- trekking als de mijne te worden geplaatst, ook was zij, ffchoon van haren vader eene zeer befchaafde opvoeding genoten hebbende niet tot Gouvernante opgeleid. Wij moesten derhalve om een ander vak van beftaan denken. Zij kende, behalve', hare moe- dertaal het Fransch en Hoogduitsch; zij was ta- melijk bedreven in vrouwelijke handwerken n het L bloem-...”
4

“...Ook ik liep er' juist niet hoog mede, daar ik hier wel eens ge- ruchten aangaande deze vrouw' gehoord had, dief mij geen zeef gunftig denkbedd van haar inboe- zemden, maar Veel meer Voor het toekomftig lot Van Henrietta bekommering baarden* Hare tante' hield echter niet op haar te fchrijvenj zij noodigder zoo dringend minzaam, dat er fchier geen ontwijken aan was* Hare fchoone beloften, gevoegd bij het dringend befef aan onzen kant, dat wij van den nood eene deugd moesten maken, deden Henriet- ta eindelijk befluiten zich tot haar te begeven. Het was in het begin van den herfst toen zij naaf Deventer vertrok. Ik Zal nooit vergeten boe zij te moede was, toen zij de pastorij en het dorp ver- liet, Wat haar nog opbeurde, was het denkbeeld, dat...”
5

“...om te vermoeden, dat hij zijn kopijtje naar dit origineel ontleend had. Bij deze vrouw Griesgram zoo als ik haar, fchertfenderwijze, gewoonlijk noem, offehoon zij eigenlijk Barta van Punten heet, heeft mijne lieve vriendin het nu anderhalf jaar uitgehou- den. Indien ik u al de harde bejegingen en grie- vende vernederingen konde verhalen, welke dit fchijnheilge wijf hare nicht gedurende al dien tijd heeft doen ondergaan; dan, Koos, zoudt gij van verontwaardiging gloeijen. De brief van Henrict- ta, welke hier is ingefloten, moge u er eenig denkbeeld van geven. Maar, zult gij mogelijk vra-...”
6

“...integendeel heloven, dat gij veel vermaak in elkanders omgang zoudt vin- den. En wat uwe ouders betreft, met deze lieve, gulhartige menfchen! zoude Henrktta het inzon- heid wel kunnen vatt.en en fpoedig hunne vriend- fchap winnen* Het fpreekt overigens van zelven, lieve Koos, dat gij, indien er belemmeringen in den weg mog- ten zijn, mij daarvan gul weg verwittigt, en open- hartig meldt, dat de zaak niet kan doorgaan. Wat ik u inmiddels wil gebeden hebhen: zie naar eene gelegenheid voor HenriS-i-ta uit. Tracht hier of daar op een kransje of theehezoek iets optefchom- rnelen. En geef ook uwe kepnisfen en vriendin- netjes last, dat zij eens voor u rondzien. Men is toch in uwe woonftad nog al hulpvaardig en deel- nemend. En nu! ik heh u de zaak op het hart gehondep. Boe wat gij kunt, beste Koos! gij weet nu, waarnaar gij u te rigten hebt. Thans, wil ik tot iets apders overgaan. Eerftelijk moet ik u de vriendelijke groetenis van ?ene oud bekende mededeelen. Ik ben name- lijk, gisteren avond...”
7

“...DE NEEF VAN CURASAO. 187 het bosch; het was eqn heerlijke avndftnd ..., o! het ftaat mij alles nog zoo klaar voor, of het eerst gisteren gebeurd ware. Ook hebt gij mij in der tijd met een woord iets van het overlijden dier brave menfchen gemeld Wie had- kunnen denken, dat hunne lieve dochter daarna zulk een treurig lot te beurt zoude vallen'! Waarlijk, Betje ik heb uwen brief en dien van Henriet- ta niet zonder aandoening kunnen lezen; ik heb hartelijk medelijden met haar; en ook mijne ou- ders aan wie ik de beide brieven heb voorgelezen, zijn met het meisje bitterlijk begaan. Dat arme fchaap! zuchtte mijne goede, teerhartige moeder; terwijl .zij tranen ftortte bij het lezen; eii mijn va- der was getroffen van verontwaardiging over die kwezel van eene tante;- foei!... welkeen boos- aardig fchijnheilig wijf moet dat zijn! Hoor, lieve Bet gij hebt wel gedaan, dat gij het zoo overlegd, en u maar aanftonds, vertrou- welijk tot mij gewend hebt. Maar waartoe al die pligtplegingen, welke gij...”
8

“...DE NEEF VAN CURAQAO. 19 i sannemen, over Utrecht of Harderwijk name- lijk ; dan wilde ik ht vermaak hebben zelve haar van het fchip of den postwagen af te halen. In: dien het nu onverhoopt mogt gebeuren, dat er aan een van beide kanten eenige verhindering in den weg kwame, dan verwittigen wij elkander daar- van nader. .Hartelijk verlang ik de lieve HenriSt- ta van wier aangenamen omgang gij mij zoo veel verhaald hebt, en die ik ook uit haren brief innig heb leeren hoogachten in perfoon te ontmoeten en de reeds in het hart gemaakte vriendfchap, door eene perfoonlijke verkeering naauwer aan te knoo- pen. Ten einde zij van mijne opregte belangftel- ling in hare vriendfchap en mijn verlangen naar ha- re komst, te meer overtuigd zij, fluit ik hier een lettertje- voor haar in, hetwelk gij haar wel ter hand zult Hellen. Wat heb ik opgezien, dat Saartje reeds ge- huwd en moeder is! Waar is die tijd gebleven! __ Het doet mij pleizier, dat het haar zoo wel gaat. Doe haar, als gij haar fpreekt of...”
9

“... dc: dat kan,ook 'onniogelijk zoo zijn! ' Dat wil zeggen?.. .' vroeg ik, terwijl mijn nieuwsgierigheid niet weinig werd -Opgewekt. Korteiing geledenhernam Jufvrouw Gronnei n heb! ik hief; 'tt tweemalen te, een meisje ont- n moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw- de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta. Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict- ta wel zelve zijn ?* Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!... n waarom nmogelijkvroeg ik, haar in de tede vallende,' atwk ;.'1 zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA ,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, % ,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken- nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier , gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin- ning beftaat...”
10

“...apS DE' NEEF VAN CURASAO. Antje Dalman gehandeld hebt. Sakkerloot* ,y de zwabber op een oorlogfchip is er een prins bij, in vergelijking van zulk een leven, als hier befchrevcrt ftaat. Ik ben een oude zeekarbon- ,y:k§l} maar de henker hale, als let mij niet tot: in de ziel getroffen heeft! Arme Henrict- TA! was neef van der Stap hiergeweest / ik verzeker: uwe tante Barta zou het hart niet gehad hebben, u zoo te behandelen. Doch het ,, is mij niet in mijne koude kleren gaan zitten , ,, wat ik daar gelezen heb. Gelukkig, dat mij de oogen zijn opengegaan, en ik weet, waar het ,, rif in zee fchuilt! Wist ik intusfehen maar, waar gij ergens voor anker laagt, lieve nicht Dalman hoe vind ik u weder!... Wacht ,, ns!daar valt mij iets in! misfehien kan ,, wel die oud-Bootsman, dien ik in het koffijhuis ,, ontmoet heb, mij op den weg helpen; hij heeft n toch, bij.Barta op de kamer gewoond en za) dus wel weten wat er met nicht Dalman al j, zoo omgegaan is, en ... - Juist hoorde Kapitein...”
11

“...zoude toelaten, van uwe uitnoodiging gebruik te maken. Maar, ik hoop toch, in alle gevallen, naar uwen welftand te komen zien. Wel! dan zult gij mij, moet ik zeggen, uit- ftekend veel pleizier doen. Maar kom mij dan een weinig vroegtijdig opzoeken: opdat wij on- y> ^er een g^as morgenwijn de gemaakte vriendfchap 9, nader aanknoopen. . y> Met vermaak! Hoe laat zal ik het genoegen hebben u te huis.... a? Ten twee ure of half drie, gaan zij, gewoon- 55 lijk 5 bij mijnen vriend Prouwelman aan ta .55 fel 5 derhalve hoop ik u tegens 'een ure te zien. En nu, vaarwel, Mijnheer Renberg! tot we- derziens op morgen! *5 Mijnheer van der Stap ik blijf uw onder- 55 danigen dienaar en houd mij in uwe vriendfchap bevolen! Daar zijn wij er! zegt Kapitein van der Stap bij zijnen vriend Prouwelman ten huize in- tredende: Hoe hebt gijlieden het hier al dien tusfchentijd, gemaakt? Ha welkom! welkom, Kapitein! zegt Prou- welman, hem hartelijk de hand fchuddende; ter- wijl...”
12

“...gezelfchap van Jufvrouw Engener ontmoet. Zeer vroeg in den morgen Hond aan het huis van dezen landman gekomen zijnde., had zij aldaar eenen brief aan hare tante gelchrevn^ welke Kapitein van der Stap zich dadelijk her- innerde 'dat dezelfde was geweest, dien hij, on- geveer drie maanden daarna bij Barta van Pun- ten zeer toevallig, onder eenige peperhuisjes en ander icheurpapier, op den rand van den fchoor- fteenmantef gevonden hadden uit welks inhoud hem toen gebleken was, hoe de deugdzame Bar- | ta zijne nicht Dalman had behandeld, gelijk hem dit daarna ook door zekeren Oud-Bootsman, dien hij te Deventer in het koffijhuis fprak , was bevestigd geworden. Volgens de fchikkingen der huisbewaarfter van den Heer Hoogbrand be- raamd, had Gerrit Jan Holterink zoo heette d...”