1 |
|
“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan-
bood.
H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer
Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap
wendende.
Is voor als nog ten huize van Barend Prou-
y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe
, Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie-
winkel,
Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf,
vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren
Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap
even de huisdeur achter zich had. Fidonc /
herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen
verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer
Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens
zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet-
te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas
te...”
|
|
2 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO.
s8
zucht er voor meer algemeen is geworden. Wie
,, opgang wil maken, maar het klimmen fchuwt
uit hoofde het kruipen hem gemakkelijker valt,
*/oo gelijk de kwakzalvers en kome in een afgc-
,, fletcn pakje, */ dat uitjleekt, £ /
menigte gelijkt den boeren : zij hecht aan al wat
,, kakelbont isy al was het overigens zoo oud als
,, de weg naar Rome. Verklaren wij ons der*
,, halve tot voorjlanders van een ander nieuw t
dat zegt van het oude! verwijderen wij ons
,, van den weg, die thans jan alleman bewan-
,, delt! Men zal onze ftoutheid bewonderen. Zcld-
zamen, die wij zijn, zullen we, o/ oze zo-
,, derlinghcidy aan floot lijden. Maar tien tegen
int zoo wij niet, op onze beurt, oz* navol-
,, gorr hebben. ..
,, Dat is toch eene vrij duistere taal! Dus-
viel de Heer Knuppelbusch die met wijsgeerige
fcherpzinnigheid .had toegeluisterd, den Notaris in
de rede.
,, Begint gij ook al voor duisterlingen te fchel*
,, den ? hernam de Heer Sperwer in edelo
drift ontdoken...”
|
|
3 |
|
“...CURASAO,
den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die
evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze
ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en
opregter menfchen kennis maken!
Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling,
zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een-
maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of
meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe!
k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig
voorkomen, een kort pruikje op, en een
blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo
even no'g-, met eenen neger te praten; op dit
oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer-
ftraat in.
, Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig.
Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer-
maker in de Ralverftraat aan, voof wiens
M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht
plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I
5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om-
dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn
man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont-
houden, flapte...”
|
|
4 |
|
“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri.
Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong:
Zij moest met hare zuster tot het befluit komen,
om langs denzelfden weg naar huis terug te
keeren.
Dat is weder een grapje van onzen Ba-
rend fprak hare zuster, grimlagchende.
Mijn man mag met zulke grappen wel te huis
i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij
gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal-
der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven.
Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de
j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil-
len houden? fprak de fleper, om wendende.
Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens
bakker op doof.
De kekebakker bevond zich juist in zijn voor-
huis, toen de flede, die nu weder haren ouden
flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor-
bij toog.
Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win-
keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd
,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg
geweest zijn ? Ik dacht het wel!
Ei wat, met uw denken! gromde de koe.-
9>...”
|
|
5 |
|
“...\
DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel-
man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond
flaande.
Willen de Heeren maar hier komen, en op
de eerile bank bij het orkest te gaan zitten?
vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne
plaatfen aanwijzende.
Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten?
vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend
en Robbetje plaats nemende.
j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek!
zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert
,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt!
gromde de orkestmeester, die twee violisten, een
klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn
kommandement had.
,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt,
dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte
Prouwelman aan.
55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap ,
den bol in het rond kijkende, tot iemand, die
naast hem zat....”
|
|
6 |
|
“...'To DE-NEEF VAN CURASAO.
Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak!
as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot,
haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j
fee vhan de rigchel his het!
Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk-
baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats
en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge-
rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid.
Schwijg toch dhaar hachter! roept eene
ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop
te ghaan!
Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan-
nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel-
leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het
tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging
-in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe-
den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles
hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld
hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam
de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des
eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen!
Eene Oude winkelkast vervangt...”
|
|
7 |
|
“...95
D£ NEEF VAN CURASAO.
mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij
ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een
neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht
Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij
te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to
regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi
gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent','
,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
|
|
8 |
|
“...aantggen. .Gij gevoelt, ik
v> ,9. i moet de kwade man niet bij hem worden.,.
want dan was het glad afgedaan; en ik be-,
39 99 hoefde nooit weder bij hem aan te komen.
Verbruidt gij, het integendeel, bij hem, .dit
93 9, is van minder beteekenis; ikj ka) evenwel de
ij ,, vriendfchap onderhouden, en u kWanswijs iri
i, het ongelijk ftellen,.. *j:
Waar moet die fraaije redenering op uit?
komen?*
n:,, ,j Luister!,; Gij braadt morgen middag de
osferib., doch zorg, dat zij niet: al te gaar
-pp tafoj kome. Om het voorzigtig te doen.,
zoodat PiIowelman niets merke, maakt gij
dat het vleesch, iets meer dan half gaar,
,, worde opgedischt. Als wij ons dan aan
tafel zetten, zal ik voorfnijden, en., u bekjj-
ven, omdat gij het .vleesch niet behoorlijk
,, .gaar, braadt. Dan verdedigt gij u; het komt
tot hooge woorden tusfchen ons; en wanneer
,, de twist op het' hopgst js, rpcp ik hem ais
fcheidsman in. Nu gaat .ook -hij .aan het. fnij-
den, vindt dat het vleesch niet gaar is; en
ftelt'...”
|
|
9 |
|
“...iemand,
die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij
a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de
booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts
,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig
beftaan heb ik niet!
,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte
Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op
,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den
hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht,
Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij
als goud zoo getrouw....
,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind
mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk
. . eenen...”
|
|
10 |
|
“...Wordt uwe buuijufvrouw
dus geheeten?
Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften
man eene Officiers-weduwe te zijn.
Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik
herinner mij dit. Ga voort!
Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als
'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij
als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op-
gewasfen; maar voor het overige
. ,, Nu voor het overige?... wat is het dan?
Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich
zoo min mogelijk met haar in te laten.
Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag
haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan.
Nu,...”
|
|
11 |
|
“...hem-finds,
,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-,
misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt:
-want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar,
die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom
-zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,.
Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen
zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt
mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu
;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1.
01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot
aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij-
ne ziel!., ,
Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden,
m van den huisfelijken omgang met Burnagel
verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte
pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka-
'V mer....”
|
|
12 |
|
“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien
T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw-
de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut
zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek
dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta.
Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict-
ta wel zelve zijn ?*
Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!...
n waarom nmogelijkvroeg ik, haar
in de tede vallende,' atwk ;.'1
zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w
fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d
gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA
,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek
vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, %
,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken-
nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier ,
gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin-
ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel
>1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be-
grijpt?...
Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik.
Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart
m ni?t
V...”
|
|
13 |
|
“...27 DE NEEF VAN CURASAO.
vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge
verwondering aan zag,
Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven
buisd, antwoordde de kruijer.
Verhuisd ?.,. Waarheen dan ?
Ja! naar Denemarken of dat oord uit, -
j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de
lui, die er nu wonen ns naar te vragen;
mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten.
Wel bedankt, vriendje!
De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf*
vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u
Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene
j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw
Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij
mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou
zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in*
dien hare ouders verhuisd waren ?..,
Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel*
lende dat de kruijer had misgetast.
Wij traden den floep van het aangewezene huis
Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver-
schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis*
je, dat de deur opende,
UEd...”
|
|