|
|
|
1 |
|
“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan-
bood.
H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer
Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap
wendende.
Is voor als nog ten huize van Barend Prou-
y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe
, Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie-
winkel,
Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf,
vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren
Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap
even de huisdeur achter zich had. Fidonc /
herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen
verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer
Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens
zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet-
te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas
te...”
|
|
2 |
|
“...t>E NEEI? VAN CRA^AOi
* Ik zal er proces-verbaal Van opmaken! 4..
riep <, met zijne vervaarlijke flentor item de pa-
troon van het feest, woedend boven allen Uit. Te-
gelijk zet eene moedwillige hand s mans pruik, die
allengs meer Uit d krul geraakte, baldadig het
achterst Voor*
Iemand in den tnaalfiroom te nemen Zegt niets;
Te erg is te erg dit is uitgmaakt! Teil
allen gelukke nadert er enige beweging van den
kant der Osjesfluis. Het zijn Mejfvfouwen H. en
S. Knuppelbusch die begeleid door eenen ftoef
jongens, van hare noodlottige reize naar den aard-
appelenkelder te huiswaarts keren; - De menigte
doet zich eens regt te goed! zij ziet den Oploop
haderen. Daar komt al wer wat aan! roept
men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen
avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr
partij* een paard in eeiien kelder, en waf
het mooist is! ~ eene redevoering in het open-
baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling
Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief
alle dagen voor; en...”
|
|
3 |
|
“...eens heelmeesters, en
finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den
Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik
ook eens eene aanmerking in het midden bren*
ge! Hetgeen mijnheer Ossepoot daar voorom-
55 derftelt, is menschkundig nmogelijk. Het fpreek?-
woord zegt toch: veel hoofden veel zinnen. Nu
bevestigt de ondervinding, dat elk mensch zijne
eigene wijze van .zien heeft: wie bewijst; ons
derhalve, dat de Heer Ossepoot en de zijnen
,, uitfluitend wel zien beter, zien dan ande*
M-ren?
. * pa
M Be*...”
|
|
4 |
|
“...CURASAO,
den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die
evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze
ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en
opregter menfchen kennis maken!
Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling,
zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een-
maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of
meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe!
k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig
voorkomen, een kort pruikje op, en een
blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo
even no'g-, met eenen neger te praten; op dit
oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer-
ftraat in.
, Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig.
Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer-
maker in de Ralverftraat aan, voof wiens
M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht
plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I
5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om-
dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn
man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont-
houden, flapte...”
|
|
5 |
|
“...E NEEF VAN CURACAO. S7
Van waar hij zich, na al zijne vaste eigendommen
tot geld te hebben gemaakt met zijn getrouwen
Robbij en eene talrijke verzameling van apen, pa-
pegaaijen en ander gedierte, aan boord van he.t
vaartuig begaf, met Welk hij, na eene afwezigheid
van ruim zestien jaren, behouden in het lieve va-
derland aankwam. - Maar.... luister! daar
flaat het op den Zuiderkerkstoren juist.vijf ure; het
wordt tijd, dat wij ons naar den Neef van Guade-
loupe begeven ; de Heer Knuppelbusch heeft laten
zeggen, dat men ftiptelijk te zes ure op het too7
neel verfchijnt; fpoedig derhalve! want wij moe-
ten door al dien tegen, nog naar de Vinkenbuurt {
Neen, Barend het is niet te doen voor d$
vrouwen, om door dik en dun, in zulk een
'y, weder hn te .fjokken, fprak Kapitein van
der Stap fot zijnen vriend, terwijl zij, na ge-
wacht te hebben, of de vervaarlijke regenbui mogt
opgehouden, nu eindelijk gereed ftonden, zich naar
dn liefhebberij fchouwburg te begeven.
Dat zeg ik ook , hernam...”
|
|
6 |
|
“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri.
Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong:
Zij moest met hare zuster tot het befluit komen,
om langs denzelfden weg naar huis terug te
keeren.
Dat is weder een grapje van onzen Ba-
rend fprak hare zuster, grimlagchende.
Mijn man mag met zulke grappen wel te huis
i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij
gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal-
der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven.
Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de
j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil-
len houden? fprak de fleper, om wendende.
Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens
bakker op doof.
De kekebakker bevond zich juist in zijn voor-
huis, toen de flede, die nu weder haren ouden
flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor-
bij toog.
Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win-
keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd
,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg
geweest zijn ? Ik dacht het wel!
Ei wat, met uw denken! gromde de koe.-
9>...”
|
|
7 |
|
“...\
DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel-
man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond
flaande.
Willen de Heeren maar hier komen, en op
de eerile bank bij het orkest te gaan zitten?
vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne
plaatfen aanwijzende.
Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten?
vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend
en Robbetje plaats nemende.
j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek!
zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert
,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt!
gromde de orkestmeester, die twee violisten, een
klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn
kommandement had.
,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt,
dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte
Prouwelman aan.
55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap ,
den bol in het rond kijkende, tot iemand, die
naast hem zat....”
|
|
8 |
|
“...'To DE-NEEF VAN CURASAO.
Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak!
as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot,
haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j
fee vhan de rigchel his het!
Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk-
baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats
en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge-
rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid.
Schwijg toch dhaar hachter! roept eene
ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop
te ghaan!
Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan-
nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel-
leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het
tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging
-in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe-
den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles
hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld
hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam
de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des
eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen!
Eene Oude winkelkast vervangt...”
|
|
9 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO. .83
mijn leedwezen-moet ik opderrons gezegd,!,
>, bekennen, dat UEd. niet kwalijk onderrigt zijt.
9, De goede Heer Knuppelbu^c^. is een \yerk$aa,pa
en ijverig man, die gaarne op eene eerlijke wijzp
,, door de wereld wil, en npp ik geloofin zijp
9, vak niet jnkundig is. Maar de;njan is.te z^vak,,
j, tetoegeyend; hij laat zich geheel door zijne, kip-
deren beheerfchen; zijn boekhouder, een won-
,, derlijk mensch, beftuurt hem geheel. Ik zie
,, dit alles, doch kan, even daarom, niet van mij
,, verkrijgen, den man in deze omftandigheden te
verlaten: er komt veelligt een tijd, dat mijn
.j, raad hem van nut. kan zijpr.,. dl
Sakkerloot! dat is.., kordaat geclacht,. Juf-
vrouw! Ja, lieve Jufvrouw Gronne! gij
doet wl, dat gij daar eene; hand aan. het roer
,, houdt; ik moet daaruit nog meerdere achting
,, voor u opvatten; gij denkt volkomen als uw
brave Eldert, die ook voor zijnen eycnmenscli
,, iets over had, al moest hjj-^dEerxii optb^ren.
Kijk! ze mogen dan praten...”
|
|
10 |
|
“...95
D£ NEEF VAN CURASAO.
mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij
ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een
neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht
Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij
te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to
regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi
gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent','
,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
|
|
11 |
|
“...iemand,
die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij
a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de
booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts
,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig
beftaan heb ik niet!
,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte
Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op
,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den
hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht,
Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij
als goud zoo getrouw....
,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind
mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk
. . eenen...”
|
|
12 |
|
“...Wordt uwe buuijufvrouw
dus geheeten?
Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften
man eene Officiers-weduwe te zijn.
Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik
herinner mij dit. Ga voort!
Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als
'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij
als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op-
gewasfen; maar voor het overige
. ,, Nu voor het overige?... wat is het dan?
Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich
zoo min mogelijk met haar in te laten.
Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag
haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan.
Nu,...”
|
|
13 |
|
“...er geen geloof aan hechten;
ft Even zoo ging het ook de huisheer, .die een
ft eenvoudig man is en haar misfchien wel voor
eene deftige vrouw heeft aangezien; dewijl hij
y> haar voorzeker de kaiers niet verhuurd zoude
I, hebben, indien hij haar van nabij gekend had.
i, Maar toen zij hier met Februarij kwam wonen,
kreeg ik eens eene Jufvrouw van mijne kennis
ft bij mij op een kopje thee, die de doortrapte
ft feeks van haver tot garst kende; deze onderrigt-
te mij welke buurvrouw ik aan Mevrouw Pa-
ft LONNIER. zoude krijgen, hetgeen ik fpoedig be-
ft waarheid vond, want zij had nog niet lang hier
ft gewoond, toen ik reeds meer zag en waarnam,
ft dan mij lief was. Zij voert eene prachtvolle
en kostbare leefwijze; het ontbreekt er niet aan
ft den heerlijkften wijn en lekkernijen. Maar wie
zoude zoo in pracht en weelde willen leven!...
ft Neen! dan zit ik- liever van des morgens vreg
ft tot laat in den nacht voor mijn eerlijk ftukje da-
ft gelijks brood te tobben; daar is dan toch nog
ft...”
|
|
14 |
|
“...hem-finds,
,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-,
misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt:
-want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar,
die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom
-zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,.
Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen
zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt
mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu
;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1.
01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot
aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij-
ne ziel!., ,
Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden,
m van den huisfelijken omgang met Burnagel
verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte
pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka-
'V mer....”
|
|
15 |
|
“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien
T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw-
de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut
zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek
dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta.
Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict-
ta wel zelve zijn ?*
Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!...
n waarom nmogelijkvroeg ik, haar
in de tede vallende,' atwk ;.'1
zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w
fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d
gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA
,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek
vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, %
,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken-
nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier ,
gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin-
ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel
>1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be-
grijpt?...
Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik.
Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart
m ni?t
V...”
|
|
16 |
|
“...*56 DE NEEF VAN CURAQAO.
55 pitein Heijden gisteren, aan tafel dat bekoor-
5> lijke fchilderijtje ophing?
Boone wat zegt gij daar ?
Verwondert u dat? Pah! ik heb er meer
gekend, die in den beginne zulke heilige boon-
tjes waren; doch meent gij, dat ik mij daardoor
laat verfchalken? wie zou het achter dat madon-
nas gezigtje gezocht hebben, niet waar ? Ja,
si vriendje! ik ftond er zelf van op te kijken, toen
si ik het nufje voor de eerfte maal bij mama Pa-
5, lonnier ontmoette ; het plagt immers al teeder
5, en vroom te zijn wat er aan was! Ha, hal
eene fraaije zeldzaamheid op mijne eer! zulk
een Domins duifje !
Maar, het kan ook welligt een meisje zijn,
,, dat fprekend op Henrktta Dalman gelijkt,
zeid ik, denkende aan hetgene Jufvrouw Gronne
mij had verhaald.
Ja! wel bekome u de maaltijd! Of ik haar
5, niet zelve gefproken en herkend had! Neen,
,, neen! het was Henrietta Dalman maar al te
wel.
Zelve gefproken en herkend, zegt gij?
Ja! voor den...! Niet waar, Langschmid ...”
|
|
17 |
|
“...fchan*
delijk wijf gehouden* hebben; hoewel dit is
waar, hare wijze van fpreken en bijzondere ge-
vatheid mij genoegzaam eene door en door geflepene
heks in haar aanduidden.
Ik kon verzekerd zijn, dat HENRiTTA mij niet
herkend had; wij hadden tot hiertoe in de avond
fchemering gezeten; en ik had weinig, en dan nog
met eene eenigzins veranderde ftem, gefproken
Juist wilde ik Boone in het oor bijten, dat hij
eens van mij jegens Henrietta moest' ophalen,
er bezoek werd aangemeld; terwijl Mevrouw
Pa-...”
|
|
18 |
|
“...27 DE NEEF VAN CURASAO.
vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge
verwondering aan zag,
Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven
buisd, antwoordde de kruijer.
Verhuisd ?.,. Waarheen dan ?
Ja! naar Denemarken of dat oord uit, -
j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de
lui, die er nu wonen ns naar te vragen;
mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten.
Wel bedankt, vriendje!
De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf*
vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u
Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene
j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw
Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij
mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou
zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in*
dien hare ouders verhuisd waren ?..,
Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel*
lende dat de kruijer had misgetast.
Wij traden den floep van het aangewezene huis
Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver-
schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis*
je, dat de deur opende,
UEd...”
|
|
19 |
|
“...ik te voren in een min of
meer behoeftigen toeftand gekend had, dch die
door de hulp en onderfteuning vaneenige menfchen-
vrienden, er finds tamelijk boven op gekomen was;
Ik was aan deze vrouw geraakt door eenen mijner
bekenden, wiens beminde, dip in Vriesland woon-
de, wanneer zij hem te Amjlerdam bezocht, bij
Mevrouw Palonnier zoo Jang haar verblijf plagt
te hopden; ook had ik meermalen voor hem, finds
hij Amjlerdam verliet en met der woon naar Alk-
maar vertrok, kleine betalingen aan Mevrouw Pa-
i,onnier gedaan, dat eigenlijk naar ik geloof
liefdegiften waren; bij die gelegenheid had de Offi-
piers-weduwe eenes lieve, welbefpraakte vrouw,
naar het oppervlakkig voifrkomen' te oordeelen,
mij dikwerf verzocht haar pu en dan met een be-
zoek te vereeren, hetwelk ik echter, tot hiertoe,
altijd had verzuimd. Te allen gelukke woonde
zij niet ver uit de buurt, daar wij thans waren;
derhalve befloot ik, daar mij geene andere keuze
verbleef, deze Mevrouw, die alleen met eene
dienstmaagd woonde...”
|
|
20 |
|
“...zeide, dat Mevrouw Palonnier nog al eenige
verpligting aan mij had.
Toen ik Fachtes gewezen vriend over de zaak
onderhouden had, gaf hij mij te kennen, dat deze
guit ook hem dergelijke dreken had gefpceld,
waarom hij alle betrekkingen met hem had afgefne-
den; voorts bevestigde hij, dat Fachtes voorge-
wende Officiers weduwe een flecht voorwerp was ;
hij had dit finds lang geweten en zag derhalve ver-
wonderd op, dat ik zulks nu eerst was ontwaar
geworden.
Onverwijld begaf ik mij, vervolgens, naar Pa-
lonnier; zij trachtte haar fchandelijk handwerk
nog op den duur voor mij te bemantelen en wilde
voorgeven, dat Jufvrouw Dalman met eenen Offi-
cier zoude doorgegaan zijn. Op deze aantijging
geraakte ik in hevige drift; en waarfchuwde de be-
driegfier, dat zij zich niet langer ten nadeele van
het meisje zou hebben uit te laten, of zich ooit
aan...”
|
|
|