Your search within this document for 'informá,bo,mes' resulted in eight matching pages.
1

“...Houd op barbaar I met mijn* bedroefden geest te drukken, ,, Gij hebt mij opgevoed, Voor s werelds ongelukken! bekwam men, van boven, tot antwoord, ,, Hoort gij wel ? fprak de Heer Sperwer, * ,, Wie van ons tween zal hier zwijgen ,, Als de jongen zoo een oogenhlik van geest- ,, drift heeft, dan is de fpanning gewoonlijk te hoog om er hem zoo op eenmaal te doen , uitfcheiden, r- Doch,,,, ik zal zelf eens naar boven gaan, ***- Met nw verlof, mijne ,, Heeren Terwijl de Heer Knuppelbusch ?ich naar bo* ven begaf, en de Notaris intusfchen, tot verpoot ?ipg, zjjn een en twintigden kop thee aanfprak en nog eene verfche pijp dopte, verfcheen te regter tijd de lang verwachte hrommert, die bedeld was , om de Jufvrouwen Knuppelbusch naar den Front fchtn tuin te brengen, alwaar deze avond eene fchittercnde danspartij zoude plaats hebben. De be*...”
2

“...DE NEF VAN CURASAO. ?? What zu het zijn, Menheer von Meseritz ! bntvangt zijn Ed. tot antwoord. Het lhekt hier begot, dhat het regenwather hiemand hin de klheren drhoomt; de menfchen whorden zoo nhat as de khatten !** Het begint ook hier te lekken! roept eene dem. Hier fchijnt het met emmers te gelijk van bo- ven te komen! luidt het berigt van eene andere zijde. Zet her dan photten bonder, om t whater hop te fangen! gelast de voorzittende beduur- der. Ja wel, Mijnheer von Meseritz gij moogt nog wel met potten aankomen. Het baat niet! de fchroomelijke lekkaadje neemt hand over hand toe: er is geen doppen aan. Het raadzaamst is maar, dat de toefchouwers een weinig van plaats veranderen, ten einde zich voor den indroomenden regen te beveiligen. Na eenige verpoozing neemt het derde of laatde bedrijf eenen aanvang. Bravo, bravo! z mag ik het hebben!roept Kapitein van der Stap bij eiken trek, waarmede Vanglenne, in de laatde tooneelen des derden be- drijfs, Mijnheer en Mevrouw Dortigni...”
3

“...afkomen!- Zoo duurde dit ftichtelijke gefprek al voort, vervolgde Prouwelman. Ik had alles afge- luisterd en beiloot er mijne maatregelen naar te ,, nemen. En hoe liep het verder af? vroeg Kapitein van der Stap, terwijl de verteller hier een wei-, nig poosde. Het werd des anderendaags middags? voer Prouwelman voort. ,, Het eten werd opge- ,, dragen. Wij zetteden ons aan tafeT. De osfe- rib ftond op fchotel. Neef Ha al wijk ving aan, het vleesch voor te fnijden; doch telkens ,, (tuitte het mes. ,, Dat is een droevig werk! zeide de ,, vent, zijn hoofd fchuddende. Wat is een drevig werk ? vroeg zijne lieve wederhelft. Wel! gaf hij tot antwoord, een zoo eer- ,, lijk gezigt trekkende, als meenda hij het wer- kelijk, dat de mesfen nooit geflepen zijn. Het is niet mogelijk er mede doorheen te komen. Ei wat! zouden de mesfen niet geflepen ,, zijn; dat werd zoo even nog gedaan. Dan is uw vleesch niet gaar, hernam hij...”
4

“...ren en Mejufvrouw! dat gij mij verdaan zult hebben. Ik verzoek u, mij daarvan, door eeno dadelijke bijdrage, wel het bewijs te willen ge- ven?.,. Welaan! daat mij toe, u dezen hoed ter inzameling te mogen aanbieden!... Daar ligt mijn aandeel in denzelven! De Jufvrouw, ter wier behoeve het voordel plaats had, trachtte wel, naar het fcheen, zoo veel mogelijk zich er van te verfchoonen, maar ha- re tegenkanting was zoo flaauw, dat daaruit veel* Cgr haar heimelijk welgevallen in de zaak bleek, Bo*...”
5

“...gewoond. In de zijkamer VQor het geopende raam zat eene vrouw, die, toen het rijtuig voorbij kwam, naar buiten zag; het was hetzelfde plaatsje, alwaar mijne moe- der gewoonlijk plagt te zitten; ik verbeeldde my er baar nqg te zien.... Maurits !... vriend! behoef ik u te zeggen, wat hierbij in mijne ziel bmgtng! ik moest het oog afwenden, en zag on- willekeurig naar boven; het duivenilag, dat wij als jongens aan het dakvenfter maakten, en hetwelk er £ich, bij mijn laatfte bezoek aan Ecrtingen nog bo-...”
6

“...alles is flechts eene flaauwe kopij van hetgeen ik u ga mededeelen. Luister flechts! Een dag of acht geleden moest ik bij Chrisje Elzenrijk, mijne wollennaaifter zijn, wier zuster, gelijk u bekend zal wezen, onlangs met den kan- toorbediende van neef Dulen getrouwd is. Zij woont op de Egelantiersgracht, op een fraai bo- venhuis. Ik had juist dien morgen met Justine Brenchs eene voormiddagwandeling gedaan en haar, in de terugkomst, tot bij hare tante, die op de Leliegracht woont, vergezeld; dus bevond ik mij toch in de buurt en gingbij Chrisje aap. Aan den floep komende, fchel ik aan; de deur gaat open; is Jufvrouw Elzenrijk te huis? Neen, Mejufvrouw! is het antwoord dat ik van bo- ven bekom; ,, maar met uw verlof!.,, te gelijk komt er eene Jufvrouw naar beneden; het was de bewoonfter van het andere gedeelte van het boven- huis, waar Chrisje woont, en dat in tween ver- huurd wordt. Als UEd. zoo lang boven gelieft te komen zegt de onbekende op eenen zeer vriendelijken toon. Jufvrouw Elzenrijk...”
7

“...S4ft DB NEEF VAN CURASAO. vc, om, niet dewijl het regende - te flaati wachten, zonder te hebben aangefcheld naar bo- ven. De kamers van Chrisje moet gij we- ten, worden van die welke Mevrouw Palon- imer bewoont, flechts door een gangportaal ge- fcheiden; terwijl de gemeenfchappelijke ingang, die naar boven geleidt, het bovenhuis in tween ver- deelt. Ik bevond mij nog in het opgaan en op den trap, toen jk eenig gerucht ontwaarde, dat mijne opmerking wekte en duidelijker werd, naarmate ik hooger, kwam; het was eene klagende vrouwedem , die mij niet geheel n bek end fcheente zijn. Dui- delijk onderfcheidde ik, dat het gerucht bij Me- vrouw Palonnier te huis behoorde; de nieuws- gierigheid verdubbelde mijne aandacht; ik luisterde met gefcherpte opmerkzaamheid, en liep zachtjes de nog overige trappen op ; den adem inhoudende, om des te beter, te kunnen hooren: want ik was waarom zou ik dit verhelen? brandend nieuws- gierig wat er gaande mogt wezen, en wel voor- namelijk, dewijl mijne ...”
8

“...Jufvrouw Dalman hier iemand van wege hare vriendin Verschuil aan de fchuit zou gevonden hebben, die haar geleiden mogt Maar | zij zeide. mij, dat hare vriendin van den juisten tijd harer aankomst niet verwittigd was. Nu hbben wij elkander, met zoo veel ge- noegen, tot hiertoe vergezeld ;** fprak ik: mag ik nu ook het vermaak hebben, mij tot uwen leidsman aan te bieden naar het huis van den Heer Verschuil? O! met alle vermaak neem ik uw vriendelijk aanbod aan, hervatte zij: Ik wilde mij bo- vendien niet gaarne aan een vreemden wegwijzer toevertrouwen; en zoude toch, zonder gids, den weg, door Amfierdam niet kunneti vinden. Nu wandelden wij dan, na de fchuit verlaten en eene ververfching in de Beerenbijt genomen te hebben, arm aan arm de Utrechtfche poort in en de Had binnen, naar de Prinfengracht tot bij de Westermarkt. Waar woont hier ergens de Heer Verschuil ?* vroeg ik aan eenen kruijer. Verschuil zegt UEd. ? Dan moet UEd. op dien hoogen ftoep zijn, waar die fpiegeltjes...”