Your search within this document for 'di,karakter' resulted in 16 matching pages.
1

“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas te...”
2

“...CURASAO, den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en opregter menfchen kennis maken! Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling, zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een- maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte...”
3

“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri. Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong: Zij moest met hare zuster tot het befluit komen, om langs denzelfden weg naar huis terug te keeren. Dat is weder een grapje van onzen Ba- rend fprak hare zuster, grimlagchende. Mijn man mag met zulke grappen wel te huis i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal- der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven. Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil- len houden? fprak de fleper, om wendende. Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens bakker op doof. De kekebakker bevond zich juist in zijn voor- huis, toen de flede, die nu weder haren ouden flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor- bij toog. Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win- keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd ,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg geweest zijn ? Ik dacht het wel! Ei wat, met uw denken! gromde de koe.- 9>...”
4

“...\ DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel- man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond flaande. Willen de Heeren maar hier komen, en op de eerile bank bij het orkest te gaan zitten? vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne plaatfen aanwijzende. Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten? vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend en Robbetje plaats nemende. j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek! zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert ,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt! gromde de orkestmeester, die twee violisten, een klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn kommandement had. ,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt, dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte Prouwelman aan. 55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap , den bol in het rond kijkende, tot iemand, die naast hem zat....”
5

“...beghinnen. Maar neen! het baat niet. De toefchouwers hooren hem niet eens. Het is, of het geweld zelfs verdubbelend toeneemt. De ganfche gehoor- zaal ftaat op een eind. In dit oogenblik treedt een der beftuurderen uit zijne loge te voorfchijn. Iemand die in oogenblikken van fpanning, er door heen tast, en moed en geestkracht aan den dag legt, kan wonderen verrigten. Zulk een man is .geld waard. De te voorfchijn getredene beftuurder .geeft eenvoudig den oppasfer eenen wenk; mannen van een vast karakter doen zoo iets met weinigen omflag af, Sjolem! zegt hij, Schla her honder dheur, Ei MO-...”
6

“...vervangt de geopende fe- .cretaire, voor welke Dortigni, bij den aan vang des tooneels moet zitten. Een ongemeen verdieri- llelijk turfdrager vervult de rol van Dortigni. Me- vrouw Dortigni wordt door eene koopvrouw in maalden, de echtgenoote van eenen lantarenopfte- (ker en de Vanglenne, door den eerften be- diende eens tapijttiitkloppers daargefteld. De Heer Ossepoot treedt in het karakter van Mulfon op, .Voorftelling van tooneel en kleeding der fpelers - fmelt...”
7

“...95 D£ NEEF VAN CURASAO. mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent',' ,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
8

“...van te zullen hebben. Maar de goede rondborftige Jan Wien altijd het hart op den tong lag en die thans voor de eerfte maal in zijn leven zoude leeren Veinzen * had geheel buiten den waard gerekend, en niet overwogen, wat al moeite en kunst er aan het fpe- len der voorgefteide rol verbonden Was; voor Ie-* mand van zijne geaardheid althans, was het fchief onmogelijk haar Hechts inen dag vol te houden* Dit bleek al dadelijk uit de wijze, waarop hij zieli toet Robbij op reis begaf: want om hun karakter getrouw te blijven, hadden zij den togt nu ook Zoo fpaarzaam mqgelijk moeten aanleggen; en als een paar arme knapen, die. zich fober moesten be- helpen het voorgenomene uitftapje te voet moeten afleggen. Doch z ver dacht hij niet eens; en ook ProuwelmaN zag dit over het hoofd. Na alvorens een aflcheidsbezoek bij Jufvrouw Gronne te hebben afgelegd, begaf Kapitein van Per Stap zich des middags met Robbij naar de fchuit op Utrecht. Zijn vriend, de Stuurman, Ver- gezelde hen tot aan de eerenbijt...”
9

“...iemand, die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts ,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig beftaan heb ik niet! ,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op ,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht, Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij als goud zoo getrouw.... ,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk . . eenen...”
10

“...was een jongeling met wien Henrietta voorheen zeer vriendfehappe- lijk verkeerd en naar ik geloof, zelfs in liefdesbetrekking geftaan had. Hij heette Frede? put Renberg; had weleer met zijne moeder, die eene weduwe was, te Bertingen gewoond, en was aldaar eenigen tijd hij den Schout op het kantoor geweest; hij was onbemiddeld, maar van deftigen huizes zijn vader had in Holland een aanzienlijk ambt bekleed; overigens was hij een jongeling van uitmuntende geestvermogens en een voortreffelijk karakter. Hij had in zijne jeugd gemeenzaam in de pastorij verkeerd, en was, om zoo te fpreken, met Henrietta, wier moeder en de zijne hart vriendinnen waren, te gelijk opgevoed; reeds als kinderen waren zij daarom hartelijk aan elkander verkleefd geweest; en'hadden elkadr finds altijd eene bijzondere genegenheid taegedragen. Na zijne moeder verloren te hebben, was Renberg bij de krijgsopfchrijving onder Napoleons bewind, daar- bij geenen plaatsvervanger kon bekomen, in den krijgsdienst geraakt, en daarna...”
11

“...Wordt uwe buuijufvrouw dus geheeten? Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften man eene Officiers-weduwe te zijn. Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik herinner mij dit. Ga voort! Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als 'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op- gewasfen; maar voor het overige . ,, Nu voor het overige?... wat is het dan? Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich zoo min mogelijk met haar in te laten. Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan. Nu,...”
12

“...hem-finds, ,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-, misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt: -want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar, die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom -zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,. Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu ;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1. 01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij- ne ziel!., , Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden, m van den huisfelijken omgang met Burnagel verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka- 'V mer....”
13

“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw- de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta. Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict- ta wel zelve zijn ?* Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!... n waarom nmogelijkvroeg ik, haar in de tede vallende,' atwk ;.'1 zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA ,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, % ,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken- nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier , gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin- ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel >1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be- grijpt?... Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik. Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart m ni?t V...”
14

“...DE NEEF VAN CURASAO* 655 feijn karakter waargenomen, waarvan onder anderen ten bewijze ftrekt, dat hij, finds ik hem eens, toen wij nog jongens waren, uit de vrij diepe en fterk ftroomende beek op R.udelshoyen het leven redde, zich altijd bijzonder genegen en erkentelijk jegens mij gedroeg. Ook nu, gelijk ik u zal doen hooren verloochende hij zijn gevoel van dankbaar* heid niet. Boone begon al dadelijk van ons afgebroken ge- fprek van den vorigen dag op te halen. Wel- nu> Renberg! fprak hij: zijt gij niet regt nieuwsgierig omtrent HenriStta Dalman van wie wij gisteren fpraken, iets meer te verne- men? ,, In welke hoedanigheid is zij hier woonachtig ?* vroeg ik, om mijne belangftelling niet te verraden, een zeer onverfchilligen toon aannemende: ,, Mis* fchien reeds gehuwd of.... . w Eene fraaije grap! ha! ha! gehuwd zegtgij?____ . Doch zeg eens Renbekg! hebt gij niet, voor- heen, een kleinen liefdesroman met dat meisje gefpeeld ? Ja, ja, ik herinner mij zoo iets'.... Maar gij...”
15

“...27 DE NEEF VAN CURASAO. vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge verwondering aan zag, Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven buisd, antwoordde de kruijer. Verhuisd ?.,. Waarheen dan ? Ja! naar Denemarken of dat oord uit, - j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de lui, die er nu wonen ns naar te vragen; mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten. Wel bedankt, vriendje! De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf* vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in* dien hare ouders verhuisd waren ?.., Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel* lende dat de kruijer had misgetast. Wij traden den floep van het aangewezene huis Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver- schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis* je, dat de deur opende, UEd...”
16

“...*88 DE NEEF VAN CURASAO, drag en karakter aan ons mededeelde, maakte de deelneming en het medelijden van allen gaande. Toen de fchurk merkte, dat aller gemoederen gun- llig tot bereiking van zijn doel gedeind waren, maakte hij van dat oogenblik gebruik, om een plan van inteekening voor te (laan, waarin elk der le- den zou deelnemen, om aan de ongelukkige Offi- ciers-weduwe, uit de gezamenlijke bijdragen, een vast jaarlijksch inkomen te verfchafFen. Fachte had mijne ligtgeloovigheid dermate weten te verfchalken, dat ik een der ijverigde begunftigers van zijn voor- del werd. Ziedaar, waarom ik in mijnen vorigen zeide, dat Mevrouw Palonnier nog al eenige verpligting aan mij had. Toen ik Fachtes gewezen vriend over de zaak onderhouden had, gaf hij mij te kennen, dat deze guit ook hem dergelijke dreken had gefpceld, waarom hij alle betrekkingen met hem had afgefne- den; voorts bevestigde hij, dat Fachtes voorge- wende Officiers weduwe een flecht voorwerp was ; hij had dit finds lang geweten...”