|
|
Your search within this document for 'di,glas' resulted in 15 matching pages.
|
1 |
|
“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan-
bood.
H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer
Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap
wendende.
Is voor als nog ten huize van Barend Prou-
y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe
, Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie-
winkel,
Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf,
vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren
Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap
even de huisdeur achter zich had. Fidonc /
herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen
verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer
Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens
zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet-
te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas
te...”
|
|
2 |
|
“...CURASAO,
den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die
evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze
ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en
opregter menfchen kennis maken!
Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling,
zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een-
maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of
meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe!
k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig
voorkomen, een kort pruikje op, en een
blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo
even no'g-, met eenen neger te praten; op dit
oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer-
ftraat in.
, Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig.
Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer-
maker in de Ralverftraat aan, voof wiens
M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht
plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I
5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om-
dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn
man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont-
houden, flapte...”
|
|
3 |
|
“...Dan moeten
ze vroeg opftaan! hernam de fleper, niet wei-
nig op zijn paardje, over zulk eene aanmerking.
De man bezat gevoel van eigenwaarde!!
Dat moet toch voorzeker z zijn, fleper-
,, tje! vervolgde Jufvrouw Prouwelman. Mijn
man is met een vriend en nog iemand, voor-
uitgegaan. En als zij vergeefs geloopen hadden,
dan zouden ze ons in de terugkeer wel ontmoet
,, zijn en er van verwittigd hebben.
Zij mogen wel, om den regen, in een of
ander wijnhuis zijn aangewaaid, en daar onder
hun glas zitten! merkte hare zuster aan.
Dat zoude wat te zeggen zijn! fprak Juf-
vrouw Prouwelman. En wij zitten hier met
een geheelen fcheepsvoorraad van eetwaren!
Sleper! ftuur dan maar eens naar dat wijnhuis,
dddr op den hoek! Wij moeten er toch haring
of kuit van hebben.
De...”
|
|
4 |
|
“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri.
Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong:
Zij moest met hare zuster tot het befluit komen,
om langs denzelfden weg naar huis terug te
keeren.
Dat is weder een grapje van onzen Ba-
rend fprak hare zuster, grimlagchende.
Mijn man mag met zulke grappen wel te huis
i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij
gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal-
der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven.
Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de
j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil-
len houden? fprak de fleper, om wendende.
Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens
bakker op doof.
De kekebakker bevond zich juist in zijn voor-
huis, toen de flede, die nu weder haren ouden
flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor-
bij toog.
Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win-
keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd
,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg
geweest zijn ? Ik dacht het wel!
Ei wat, met uw denken! gromde de koe.-
9>...”
|
|
5 |
|
“...\
DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel-
man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond
flaande.
Willen de Heeren maar hier komen, en op
de eerile bank bij het orkest te gaan zitten?
vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne
plaatfen aanwijzende.
Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten?
vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend
en Robbetje plaats nemende.
j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek!
zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert
,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt!
gromde de orkestmeester, die twee violisten, een
klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn
kommandement had.
,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt,
dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte
Prouwelman aan.
55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap ,
den bol in het rond kijkende, tot iemand, die
naast hem zat....”
|
|
6 |
|
“...'To DE-NEEF VAN CURASAO.
Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak!
as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot,
haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j
fee vhan de rigchel his het!
Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk-
baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats
en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge-
rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid.
Schwijg toch dhaar hachter! roept eene
ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop
te ghaan!
Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan-
nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel-
leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het
tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging
-in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe-
den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles
hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld
hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam
de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des
eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen!
Eene Oude winkelkast vervangt...”
|
|
7 |
|
“...95
D£ NEEF VAN CURASAO.
mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij
ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een
neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht
Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij
te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to
regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi
gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent','
,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
|
|
8 |
|
“...133
DE NEEF VAN CURASAO.
de praat te houden; zij wisten nog eene menigte
bijzonderheden van den ouden Frits; en het fpeet
hen, dat zij morgen verder op, naar Almelo moes-
ten, anders moest de Heer Kapitein des anderen
daags maar weder komen, om wat te hooren ver-
tellen. Dit deed onzen Jan ter dege goed. Hij
fchoof dadelijk met zijne vrienden de herberg en
de kamer; binnen. Daar werd onder een glas ver-
fchaaldep rijnwijn, dien de waard voor onver-
valschte Champagne verkocht, de vertelling voort-
gezet. En terwijl nu Kapitein van der Stap
aandachtig zit toe te luisteren, gaan wij intusfchen
met nicht Barta van Punten kennis maken.
Wij zullen, onder het wandelen naar den.Brink,
waar haar Ed. woonachtig is, de betrekking dezer
Jufvrouw tot den Kapitein een weinig nader uit
elkander zetten.
Jufvrouw Barta van Punten was, gelijk wij
reeds hoorden, eene behuwdnicht van Jan van
der Staps overledene echtgenoote. Haar vader,
Gregorius van Punten, huwde met eene volle
tante van deze laat (te....”
|
|
9 |
|
“...iemand,
die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij
a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de
booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts
,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig
beftaan heb ik niet!
,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte
Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op
,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den
hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht,
Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij
als goud zoo getrouw....
,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind
mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk
. . eenen...”
|
|
10 |
|
“... van welke ik, gelijk gij weet, een he-
vigen, natuurlijken afifchuw heb: zoodat ik dik-
wijls, hoe vermoeid ook van mijn dagelijkfche
flooven, alleen door het denkbeeld van dit akelig
gedierte in mijne nabijheid te hebben, niet kan in-
flapen. Ook wordt mij, finds uw vertrek, de fpij-
ze weder even karig toegemeten als voorheen. Zel-
den gebeurt het, dat ik eens, ter verkwikking,
eene kop koffij of anderen warmen drank bekome:
offchoon !mijne tante het zich daaraan niet laat ont-
breken. Een glas, meestal verfchaald en fchraal
keuken bier, maakt weder mijn gewonen morgen-
en avond-drank uit; terwijl het heet, dat het ge-
bruik...”
|
|
11 |
|
“...mijne komst even oprees en eene beleefde
neiging maakte. Ik zag dat men juist aan het kof-
fij drinken was; ook ftond er een geopend likeur-
keldertje en een trommeltje met banket op de tafel.
Ik moest gaan zitten; de meid werd gelast naar
Jufvrouw Elzenrijk uit te zien, en die te ver-
wittigen, als zij aankwam, dat er eene Mevrouw
(dit was mijn titel! waarvan ik mij echter, gelijk
gij begrijpen kunt, wel hartelijk verfchoonde;) op
haar zat te wachten; er werd mij koffij'of, naar
verkiezing, een glas morgenwijn aangeboden,
kortom, de mij onbekende Jufvrouw was zoo bui-,
tengemeen vriendelijk en voorkomend jegens mij,
dat ik er waarlijk mede verlegen werd, eri zonder
eene onwellevendheid te begaan, hare beleefdheid
niet kon ontwijken; ik liet mij derhalve gemeen-
zaam eenen, kop koffij fclienken, die mij voorkwam
zeer wel toebereid te zijn,
P 4
Ik...”
|
|
12 |
|
“...Wordt uwe buuijufvrouw
dus geheeten?
Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften
man eene Officiers-weduwe te zijn.
Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik
herinner mij dit. Ga voort!
Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als
'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij
als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op-
gewasfen; maar voor het overige
. ,, Nu voor het overige?... wat is het dan?
Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich
zoo min mogelijk met haar in te laten.
Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag
haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan.
Nu,...”
|
|
13 |
|
“...hem-finds,
,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-,
misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt:
-want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar,
die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom
-zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,.
Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen
zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt
mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu
;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1.
01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot
aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij-
ne ziel!., ,
Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden,
m van den huisfelijken omgang met Burnagel
verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte
pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka-
'V mer....”
|
|
14 |
|
“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien
T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw-
de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut
zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek
dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta.
Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict-
ta wel zelve zijn ?*
Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!...
n waarom nmogelijkvroeg ik, haar
in de tede vallende,' atwk ;.'1
zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w
fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d
gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA
,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek
vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, %
,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken-
nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier ,
gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin-
ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel
>1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be-
grijpt?...
Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik.
Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart
m ni?t
V...”
|
|
15 |
|
“...27 DE NEEF VAN CURASAO.
vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge
verwondering aan zag,
Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven
buisd, antwoordde de kruijer.
Verhuisd ?.,. Waarheen dan ?
Ja! naar Denemarken of dat oord uit, -
j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de
lui, die er nu wonen ns naar te vragen;
mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten.
Wel bedankt, vriendje!
De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf*
vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u
Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene
j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw
Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij
mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou
zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in*
dien hare ouders verhuisd waren ?..,
Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel*
lende dat de kruijer had misgetast.
Wij traden den floep van het aangewezene huis
Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver-
schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis*
je, dat de deur opende,
UEd...”
|
|
|