Your search within this document for 'di,dam' resulted in 22 matching pages.
 
1

“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas te...”
2

“...CURASAO, den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en opregter menfchen kennis maken! Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling, zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een- maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte...”
3

“...hij maakte, als het er op aankwam, korte norgenfpraak, en wist zijn ontzag zeer Wel, zon- der vloeken of zweren, te doen gelden; wie aan boord niet wilde oppasfen, of bij herhaling zijnen pligt verzuimde, die kon er op rekenen, dat hij, in kapitein Van der. Stap met geenen gemakke- lijken te doen had; voor een braven matroos daar- entegen had hij alles over. Hij had ook, door de bank, gefchikt volk in zijnen dienst, en werd door zijne matrozen als op de handen gedragen: want of men te Am fier dam of aan den Helder te Ports- mouth of te Curasao naar hem vroeg: overal wis- ten de zeelieden dat het een baantje was, aan boord van den Reinier Klaasfen te varen. Met. dit al had onze Jan toch een leelijk gebrek: bij had zoo zijne bujjen; hij kon, als hem de muts foms fcheef ftond, geweldig op den bezem rijden; en dan deed men maar wijsfelijk, er niets tegen in te leggen: want maakte men hem het hoofd warm, dan kon het er rooken! en fchoon hij anders een gezworen vijand van vloeken was - dan...”
4

“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri. Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong: Zij moest met hare zuster tot het befluit komen, om langs denzelfden weg naar huis terug te keeren. Dat is weder een grapje van onzen Ba- rend fprak hare zuster, grimlagchende. Mijn man mag met zulke grappen wel te huis i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal- der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven. Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil- len houden? fprak de fleper, om wendende. Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens bakker op doof. De kekebakker bevond zich juist in zijn voor- huis, toen de flede, die nu weder haren ouden flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor- bij toog. Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win- keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd ,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg geweest zijn ? Ik dacht het wel! Ei wat, met uw denken! gromde de koe.- 9>...”
5

“...\ DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel- man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond flaande. Willen de Heeren maar hier komen, en op de eerile bank bij het orkest te gaan zitten? vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne plaatfen aanwijzende. Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten? vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend en Robbetje plaats nemende. j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek! zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert ,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt! gromde de orkestmeester, die twee violisten, een klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn kommandement had. ,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt, dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte Prouwelman aan. 55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap , den bol in het rond kijkende, tot iemand, die naast hem zat....”
6

“...'To DE-NEEF VAN CURASAO. Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak! as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot, haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j fee vhan de rigchel his het! Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk- baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge- rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid. Schwijg toch dhaar hachter! roept eene ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop te ghaan! Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan- nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel- leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging -in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe- den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen! Eene Oude winkelkast vervangt...”
7

“...95 D£ NEEF VAN CURASAO. mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent',' ,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
8

“...$6 DE NEEF VAN CURASAO. goed; en o! daar was het zoo plezierig, ,, heette het; daar hadden ze zoet water en fchepten er bene frisfchere lucht, dan te Am fier dam; dus moest nicht Grietje met haren man toch, met alle geweld, een veer- tien dagen bij hem komen doorbrengen; dat zou voor zijne vrouw ook regt aangenaam zijn, want die verlangde toch, gelijk een dron- ken matroos naar kooi, om neef en nicht Prouwelman eens te kien; zij wilde hen alle vermaken aandoen. Dat .lieten wij ons al te ,, maal gezeggen en geloofden hem op zijn woord; doch er was, gelijk gij begrijpen kunt, bij mijne vrouw telkens iets in den weg: want zij had het altijd even druk: dan moest er worden ,, fchoongemaakt; dan was de wasch over de vloer kortom! de vent had goed verzoeken: hij zag toch wel, dat er van de reis niet ko- men zoude. Dit maakte hem geloof ik 1 , jjout: want fchoon hij er geen ne van meen- 5 de, gelijk gij ftraks hooren zult: nu werd hij dringend, en hield niet op ons te vragen...”
9

“... om met ^-gded'.fatfen van hem;af te komen! Hoe krij-> gen wij hem in de eerfte acht dagen weg. Ja, daar zit gij nu. Wat-deedt gij hem te noodign? En wat nog'het ilimst is; leg- ,, gen wij hem de broodkruimels niet een wei- ,, nig hoog dan* Raat het te bezien., dat hij ,, in het volgend voorjaar met zijn wijf komt opdagen. ' Wij moeten inttisfchen niet, uit het oog ,, verliezen, dat wij hem te vriend dienen te ,, houden. Gij begrijpt, Jannigje! zoo dik- ,, ,, wijls ik te Jlmfier dam kom, heb ik er vrijen ,, intrek; tafel, bed en bediening vind ik er ,, overheerlijk; en het kost mij geen koperen 9, duit. Dat zou wat te zeggen zijn, als wij ,,: hem boos maakten, en ik in het vervolg in , ,, een logement moest gaan.... Maar hale ,, de henker! ik bedenk er iets op.; luister Jan- 5, ,, nigje er Raat nog eene osferib in hef zout, die ,, moet gij morgen braden en op tafel zetten.., ,, ,, Slaat het u in de herfenen, Roudewijn ? ,, ,, zoude ik dien vlgel nog vleesch voorzetten...”
10

“...DE NEEF VAN CURACAO. US fchen reeds verbloed had, tot opheldering. - ,, Het geregt fpoort namelijk eenen karei na, die ,, te Am fier dam eenig feit heeft begaan, en van ,, daar ontvlugt is. Ut ben van Aniflerdam; en toe- ,, vallig komt misfchien mijn uiterlijk met de aan- ,, duiding van den ontvlugten overeen ; derhalve, ,, ik meent men ioet de man zijn dien men ,, zoekt. Van fchadeloosftelling wordt echter. ,, geen woord gerept. Het is eene misvatting; en daarmede is de zaak afgedaan. Ik behoef u hiet te zeggen, dat ik thans fpoedig naar Am* flerdam vertrok. Ik had neef en nicht Haal,- wijk ditmaal leeren kennen; en het gevolg daar-. ,, van was, dat wij Voor altijd van dien kostlij* ken neef ontflagen bleven; hij heeft ons finds niet weder opgezocht. ,, Zie daar, Jan ! dus eindigde ProWlman zijn Verhaal, ,, en ftaal, waaruit gij ziet hoe men zich in de menfchen bedriegen kan. Mefi moet daarom met fommige lieden op Zijne hoe de zijn. Dewijl gij nu toch voornemens zijt, om morgen...”
11

“...i38 DE NEEF VAN CURASAO. en blikken trommel droeg. Fluks werd het gor- dijntje even opgeligt, Het was hare buurjuf- Vrouw i die van hare reis naar Am fier dam terug- keerde en zoo even met Kapitein van der Stap in het postrijtuig van Utrecht was aangekomen. Jufvrouw van Punten lag een vouwtje in het boek, zette den bril van den neus, en maakte zich op. om aan de deur te zijn, tegen dat hare buur- jufvrouw er voorbij moest komen. Wel, wel! zoudt gij zoo mijne deur voorbij- gaan? dus fprak zij de reizende, aan. Wel- ,, kom in de ftad, Jufvrouw Sghulk! Hoe vaart gij al ? En hoe hebt gij het op uwe Amfter- ,, damfche reis gehad? _ ,, O vrij wel! hervatte de jufvrouw. ,, UEd, ,, ook'nog welvarende? Ik heb bijzonder veel t, vermaak gehad! , Spreek mij toch van geen vermaak, lieve Juf- vrouw! In -zulk eene rampzalige wereld ach! wat is daar voor vermaak! Het is hier een tra-. nendal..., Maar kom toch binnen en blijf daar niet zoo op de floep ftaan! ,, Verfchoon mij! Zij weten te...”
12

“...iemand, die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts ,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig beftaan heb ik niet! ,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op ,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht, Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij als goud zoo getrouw.... ,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk . . eenen...”
13

“...vrindfchop met ,, dat deernke hield." Ik ontmoette haren man ook. Een vriendelijk, hupsch man, wien men de goedhartigheid' op het gelaat las. Het doet mij regt veel pleizier,. dat zij het zoo goed getroffen heeft; en, het zal u gewis ook aangenaam zijn, dat gij nog eens iets van haar hoort: zij was toch zulk eene beste, opregte meid, gelijk zij nu een op- .pasfend en gelukkig wijfje is. Luister nu verder! Ik was eergisteren namiddag te Zutphen in een gezelfchap, alwaar ik eenen Heer uit Amjler- dam aantrof, die, gelijk ik daarna vernam, IVur- nagel heette en Secondant in eene voorname kost- fchool voor jonge Heeren aldaar was; hij moest , om...”
14

“...aanwenden en aan mijne vriendin over deze zaak fchrijven, zoo dient tot uw irarigt, dat zij Cornelia Schravers heet en zich tot aanftaanden November ten huize van Mevrouw de weduwe van Raamsheide be- vindt die alhier woonachtig is op de Heeren- gracht nabijde Hartenftraat. Ten overvloede geef ik u zulks in bedenking, omdat het ligt mogelijk konde zijn, dat mijne vriendin Schravers die om zekere reden, hare Mevrouw niet gaarne over deze zaak wilde fpreken verkeerd gegist had. Offchoon ik nu Am ft er dam verlaat, wil ik ech- ter hopen, dat onze eenmaal aangeknoopte vriend- fchapsbetrekking moge voortduren en niet verwij- derd worden. Even zoo gaarne als ik u hier te onzent heb genoodigd, zoude ik u thans voorftel- len...”
15

“...Wordt uwe buuijufvrouw dus geheeten? Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften man eene Officiers-weduwe te zijn. Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik herinner mij dit. Ga voort! Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als 'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op- gewasfen; maar voor het overige . ,, Nu voor het overige?... wat is het dan? Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich zoo min mogelijk met haar in te laten. Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan. Nu,...”
16

“...hem-finds, ,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-, misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt: -want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar, die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom -zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,. Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu ;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1. 01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij- ne ziel!., , Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden, m van den huisfelijken omgang met Burnagel verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka- 'V mer....”
17

“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw- de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta. Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict- ta wel zelve zijn ?* Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!... n waarom nmogelijkvroeg ik, haar in de tede vallende,' atwk ;.'1 zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA ,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, % ,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken- nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier , gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin- ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel >1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be- grijpt?... Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik. Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart m ni?t V...”
18

“...het vrouwelijk hart, de onfchuld is verloren gegaan Tel- kens wilde ik terugkeeren en mijn avontuurlijk plan opgeven; maar telkens voerde eene geheime too verkracht mij longevoelig mede; en ik bleef Boone die zich inmiddels weinig aan mijne wijs* geerige overpeinzingen liet gelegen zijn, onwille- keurig volgen.- Eindelijk alsof het zoo gemikt ware, de fchemering viel merkbaar, toen wij de woning van Palonnier bereikt hadden. Zij bewoont een gedeelte van een bovenhuis. Gij zijt te Am ft er dam niet onbekend en weet derhalve hoe deze foort van woonvertrekken is ingerigt. Na- dat wij aangefcheld en, bij het openen der deur, ge*...”
19

“...woondet; z leerde jk haar vervolgens kennen. In eenen hoek van de roef gefchoven, hield ik mij aanvankelijk met lezen onledig. Het levendig gofprek echter, dat tusfchen mijne reisgenooten in de roef gevoerd werd, benam mij grootendeels de aandacht tot lezen; zoodat ik menig blaadje om- floeg, waarvan ik niet veel onthouden had. Ik nam in den beginne geen deel aan het gefprek; weldra begon hetzelve mijne belangnenting uit te lokken. De Joodfche Heer verhaalde pen voorval, dat onlangs te Am fier dam had plaats gehad: reen zijner arme geloofsgcnooten, door een anmenfche- lijken huisheer, om het weinigje huurgeld, dat hij fchuldig was gebleven, met zijn huisgezin, ziek en ellendig op de ftraat gezet, was door eene ge- ringe burgervrouw van onzen godsdienst liefdadig opgenomen, een geruimen tijd gehuisvest, en ver- vol-...”
20

“...27 DE NEEF VAN CURASAO. vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge verwondering aan zag, Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven buisd, antwoordde de kruijer. Verhuisd ?.,. Waarheen dan ? Ja! naar Denemarken of dat oord uit, - j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de lui, die er nu wonen ns naar te vragen; mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten. Wel bedankt, vriendje! De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf* vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in* dien hare ouders verhuisd waren ?.., Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel* lende dat de kruijer had misgetast. Wij traden den floep van het aangewezene huis Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver- schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis* je, dat de deur opende, UEd...”