Your search within this document for 'den,idioma' resulted in 309 matching pages.
 
1

“...I VOORBERIGT. J^e kleinigheid, welke ik mijnen Landgeilooten aanbied, is de vrucht van epne proeve, door mi* in den luimigen fchrijftrant genomen, en beflemd tot eene uitfpannings-lektuur in verlorene oogen- blikken en bij gebrek aan betere bezigheid< Er is misjchien wel geen vak in onze Neder duit- je he Letterkunde, waarvan de bewerking aan zoo veel moeijelijkheid onderhevig is, als het luimig genre; het is deze joort van lekt uur, die, meer * a dan 2...”
2

“...vi VOORBRIGT. dan eene andere, hare eigene zwarigheden heeft) . zij die jnet den aard en het taaleigen onzer moe- dertaal zijn bekend, zullen mij deze aanmerking gereedelijk toeftemmen, welke ik daarom hier voor- af zend, omdat ik wensch, dat zij bij de beoordee- ling van dit werkje niet uit het oog verloren moge worden. Ik vind mij Verpligt hier eene aanmerking te Voorkomen, die mogclijk door den eehen of anderen melancholicus of fplint er kijker zou kunnen te berde gebragt worden, oip ihet gebruik, dat ik gemaakt heb van zekere uitdrukkingen, die ik aan eenige perfonen in mijnen Neef van Curacao in den mond gelegd heb, alsof ik daarmede ten oogmerk zou gehad hebben, om onze Landgnooten Van dt Jod- fehe belijdenis in een bltgchclijk daglicht t Jlit- h)i. Niemand kan voorzeker meer Van dit denk- beeld gruweni dan ik; zoo fit en zoo hevig het affchuweUjk vooroordeel vtrfeijn, hetwelk lieden van eene andere belijdenis, ten voor- werp van befpotting wlaetkt; ch ik verklaar, dat het mijl innig...”
3

“...onbekend js, zal gevoefen 9 dtft ik van dat kluchtig patois, jargon of hoe meti het noemer} w\lx alleenlijk gebruik gemaakt heb x om hier en daar een koddig tooneeltje meer in deszelfs karakteristiek licht te doen uit komen. Tot hetzelfde einde heb ik, nu ert dan, van den Gelderfchen tongval en fs>m~ mige fpraakw ondingen elders in omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge- arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van enig ligt latwerk daar te neder jlaat, waarin men foms het felle fieken der zon ontwijkt, of zich ,...”
4

“...mogen vermaken, en de lektuur er van hun ft rekke tot eene even aangename verpoozing, als mij de vervaardiging van hetzelve menig, an- ders verloren fnipperuurtje gezellig heeft doen flijten. J. B. Christemeijer. Utrecht, #4 November 182s. DE UITGEVER AAN DEN LEZER. Gaarne hadden wij, ingevolge het itizigt van den Schrij- ver dezes werks, hetzelve mei zijne luimige en tevens ern- ftige vertelling: Lodewijk Knop en zijne ontmoetin- gen, te vinden in euphonia 1821, verrijkt, indien deze zijn neef van Curasao niet zoo zeer, tot ons genoegen , v/as uitgeloopen, welk verhaal ons voldoende voorkwam om onzen land gemot en afzonderlijk aan te bieden zoo als wij doen bij dezen ; terwijl wij geenszins twijfelen dat in eenen volgenden bundel van den Heer Christemeijer, zijn Lodewijk Knop met graagte zal worden opgenomen en ontvangen. T. C van Resteren. DE...”
5

“...DE NEEF VAN CURACAO. I. KARIKATUREN. Tk kan mij niet begrijpen, baas, hoe.gij dat den ganfchen dag uithoudt, fprak Jan van der. Stap een voormalig Hollandsch koopvaardij-kapi* tein, tot den Heer Rnuppei.busch zijnen kleer- maker, terwijl deze hem de maat voor een nieuwen manteljas nam. Wat bedoelt Ed., als ik mag vragen? hernam de beleefde man. Wel! dat heidensch leven daar boven. Wat beduidt dat getier? Het is of zij den ganfchen bol dditr kort en klein Haan. A o Hel...”
6

“...ftaal. Neen! dan moest UEd. het, verleden zondag avond, eens hebben bijgewoond: toen bleven de lieden op ftraat voor de deur Haan. Maar wat is dat dar. toch voor een fatans- n geweld? Zulk vloeken heb ik nooit op een oor- logfchip gehoord. Het is mijn zoon jojakim, om UEd. te die- nen, met onzen boekhouder, den Heer Osse- poot. < V 3, Wel baas! dan beklaag ik u in mijne ziel. ,3 He!? Mag ik vragen, hoe zoo? Dat gij zulk een jeneverlap van een zoon hebt. Hoor mij zulk een vent eens brullen en aangaan! Jeneverlap ? ? .... Hoe meent UEd. dat ? Wat hagel! baas, welk mensch die nuchter is, houdt dus huis ? Het is, op mijne eer! of er een hoop dronken matrozen den kreupelen waard flaat. Ik bemerk, ik bemerk het al. UEd. hebt mij niet wel begrepen.... Zoo ? Is de arme duivel dan mogelijk niet wel bij het hoofd ? Ha! hi! ha! UEd. doet mij waarlijk lagchen. Nu geloof ik, dat UEd. er een weinig kortswijl onder laat loopen. Kortswijl, baas? Ik heb het in mijne ge- ...”
7

“... UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel. Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder- banden, dat zij, woensdag over veertien dagen, denken te geven. Overmbrgen moeten zij het ftuk weder ribbetcrtn. Als UEd. plezier hebt, om de vertooning bij te wonen, dan gelieft UEd. maar te fpreken, en er zijn altijd lootjes te uwer befchikking. Neen, baas! zij moeten mij met geene treu- righeid aan boord komen: ik geef den drommel van dat gejank en gekrijt. Als ik, voor mij, eens naar den, fchouwburg ga, dan moet het A a een...”
8

“...hart eens kan ophalen met lagchen: weet gij, baas, zoo als ze in onze jeugd fpeelden, Krelis Louwen, Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho, en dan had men nog: de Wiskunjle- naars, de Bedrogen Officier, en meer zulke grappige Pukken; die deden een mensch den le- ver nog eens fchudden. f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor- gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn: want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be- fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst. Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar, kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er gulweg gebruik van maken. UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien- den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we- ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb- ben. Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4. Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat te zijn, UEd. meer plezier te kunnen doen. Nu! daar gij dan toch zoo vriendelijk...”
9

“...DE NEEF VAN CURASAO. 5 kennis, die met zijne vrouw en hare zuster ge- wis ook mede sjokt. Derhalve vijf perfonen: dat maakt juist zeven gulden, tegens acht-en-twintig ftuivertjes de per- foon gerekend. Gelieft UEd. eens te zien; hier zijn vijf lootjes. Op de eerfte bank in den , bak komt UEd. naast malkander te zitten. Zoo baas ?! Ik dacht, dat gij mij zoo even , zeidet, zij fpeelden daar uit liefhebberij. Gaat , dat ook al om de fpijkers? Gelijk ik de eer had UEd. zoo even te zeg- , gen: uit loutere liefhebberij. Maar UEd. gelieft te begrijpen, de onkosten moeten er af: daar zijn, bij voorbeeld, de muzikanten, de oppas- fers, het licht: dit alles moet betaald worden, n Gelukkig heeft een der leden, dat een verloopen beunhaas in koren, maar voor het overige een door en door knap mensch is, nog een legen pakhuis-zolder, dien hij aan het gezelfchap in gebruik geeft: anders kwam er de huur voor een lokaal ook pog bij. Overigens: het. is dat UEd. uit de West van daan, en dus zoo...”
10

“...knechts op den ,, winkel er eenen mondvol voor nemen! ,, Als UEd. het dan zoo verkiest, zal ik maar i, zoo vrij zijn, om het op te ftrijkn. ,, Maar, drommels! baas, eer ik dit vergeet 3 waar moeten wij nu morgen avond zijn? op het Leidfche plein? Lieve Hemel! die van het Leidfche plein is er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein jodenkind iemand op den weg. ,, Splt w zoon morgen avond ook mede? Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg- gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij beftaat mij te na om hem te prijzen: maar ik ,, verzeker UEd., onze Snoek heeft zijnen man in hem gevonden. Zulk fplen als van onzen ,, Jojakim is nooit in Amjlerdam gezien: daar (laat elk over verrukt. Die van' onzen ftads Schouwburg mogen er den hed voor af...”
11

“...zoo min opnemen it als het andere; geen van zijne meesters kon met hem uit den weg; alle verklaarden uit net *> mond, dat zij nooit zulk een wispelturig fchep- fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel* > men wist niet welk chenie er in den jongen fiak; zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op ,, het touw is: dat...”
12

“...komen altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich, nota bene! nog wel lid van Felix Mierekis zulk een pillen-t knoeijer,. vermeet zich, onzen Jqjakim openlijk uit te jouwen en voor het lapje te houden! Dat noem- ik, iemand in het openbaar te- pottris-, s, truren Nu, baas, doe, zoo als afgefproken is! Gelijk ik beloofd heb, overmorgen avond ont-> m vangt UEd, den manteljas te huis...”
13

“...O DE NEEF VAN CURASAO. * livv verlof! Mosjeu lallumette! apporte wt peu ici de ankrejee met de plume, pour crire. ,, Si! Monsieur Kenuppelebousse liet zich eene vervaarlijke item, van. uit des Heeren Knup- pelbusch fchrijfvertrek hooren; eri te gelijk fprong er iemand met eenen pas de shawl voor den dag, die onder aanhoudende buigingen en het gelispel van ,, Messieurs / Ffessieurs den Heer En up - pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt...”
14

“... Puissant richc en weduwe^ naaf.... Comment P Ne pas mari? En naar men verzekert, opzettelijk gerepa- trierd om..., raad eens, Juliette! pour sc choisir une femme hollandaise / Fi done hollandaise 99 Aan wie ook anders dit grotesk figuur zoude , gevallen! Oh del! ce monstre mar in! Eh hien, ma steur! eh bien! Je Favoue, cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux, traitables.... Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in , den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$ geheel en dsordre, Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant ftaat? Het kleedt u wel. Doch gij betaalt uwe blon- , des fchreeuwend duur. Madame perroquet is anders vrij civiel. Of- - fchoon zij uw krippen kleedje norm hoog heeft ge-...”
15

“..., ftaan. Gij droomt! Hare winkeldochter raadde het dubbeld van den prijs; hoewel.... Maar,... mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven , ure! Het is toch heden avond geen. th dan- ,y sant?" Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste- ren avond werd het half negen ure, wij waren de laatften in het casino. Het brommertje! Kinderen! daar is het brom- , mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !... Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa- tanfche jongens nu weder! Er is er niet n aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------ Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar is het brommertje! maak het portier eens open! de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!..... Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het ,, gehoord? .... Nous voila! mon papa! nous voilh! zei- den de meisjs, te voorfchijn tredende; en vroegen in...”
16

“...waar blijft toch de meid? Slof, Hof, flof! ging het door den gang.... daar was de meid al, levensgroot! Hooft gij dan niet, Jakomijn! hetgeen papa u beval ? beet Jufvrouw Hortense de dienst- maagd vrij fpitsvinnig toe. Gij zijt toch altijd een doof fchepfel, Jako, ,, mijn! voegde Jufvrouw JuLiETTExer in gram- me woede bij. ,, Wij zullen zelve nog hef portier moeten openen Ik had mijr>c pantoffel in den gang verloren, jonge Jufvrouw fprak de floof., en wilde, toen zij het rolkoetsje in het oog kreeg, dadelijk naar het portier ijlen. Haal eerst de parapluie eens, van achter de trapdeur van daan! gebood de Heer Knuppel- busch aan de meid, haar terug wijzende. Ziet ,, gij dan niet, hoe hard het regent?. En de jonge Jufvrouwen hebben hare dansklecdjes aan! zij ,, kunnen, door zulk een weder, niet over de floep gaan, of worden druipnat. De meid gehoorzaamde. De Heer Knuppel- busch begaf zich voor, aan de hhisdeur, om den voerman te beduiden, waarheen hij de Jufvrouwen brengen moest...”
17

“...DE NEEF VAN CURASAO. 15 ,, Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat! jongetje! gelastte de Heer Knuppelbusch den voerman, die juist wilde afftijgen, en hevig in den baard gromde, dat men hem zag, en toch in dit weder zoo lang liet wachten. ,, Wat?... Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat?... Zijt gij niet wijs?? bulderde eene ftentorftem den Heer Knuppelbusch van uit het brommertje tegen; en te gelijk ftak iemand, met eene vervaarlijk groote batterij-pruik op, het hoofd buiten het portier, en vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die ...”
18

“...welke den Heer Knuppelbuscii , dien morgen, van het kantoor der gebroeders L. en M. Ruijvenaar ter verering was aangeboden, doch waarop zijn Ed., om redenen hem en den Heer boekhouder Ossepoot grondig bekend, de voldoening ter fomme van drie honderd acht en veertig guldens Nederlandsch geweigerd had. ,, Maak dan, toch het portier open, dat wij uit den brommert komen! gromde de notaris. Ik kan immers, in dit wandelend pothuis, geene akte pasferen. De Heer Knuppelbusch maakte eindelijk, met behulp van den voerman, zelf het portier open: waarna de notaris en getuigen uit het rolkoetsje flapten en, onder het ftatig gevolg der dienstmaagd, die als een oud burger-vaandrig het regenfcherm om- hoog hief, door den Heer des huizes werden naar binnen geleid. De jonge Jufvrouwen' Knuppel- busch, die zediglijk in de zijdkamer verfcholen zaten, lieten, toen zij den Heer Sperwer za- gen binnen treden, behendig de glasgordijn vallen, om niet door zijn Ed. te worden opgemerkt, daar zij den notaris...”
19

“...DE NEEF VAN CURASAO. *? Als dat dd£r geen einde neemt: fprak de Deer Baldriaan Sperwer te midden der plegti- ge voorlezing van de akte van protest eensklaps ophoudende, nadat hij bereids een- en andermaal vrij grimmig naar boven had gekeken; dan zal ik er moeten uitfcheiden. Ik kom hier niet, j, om den draak met mij te laten ftekeii. Wat ?. Hemel! Mijnheer Sperwer wie zou, in mijn huis, zoo iets durveii doen, Vroeg de Heef Knuppelbusch half verplet van fchrik en bevreemding 9 9) 99 59 99 99 99 99 99 Wel! hoor maar eens dddr boven! Men moet niet denken, dat men een kwaden jon* gen in mij voor heeft. Meent gij dat ik hief kom, om mij door uwe knechts te laten nabaau* wen? Mijne knechts ?.. Ed. nabaauwen ?!.,* j, Ja!. nabaauwen! < Al ben ik een weinig doof: zoo veel gehoor heb ik echter wel - Hoor maar! nog houden zij immers niet op! Met uw verlof! Nu vat ik, wat UEd. eigen- lijk bedoelt. - Het is mijn zoon Jojakim, die. die.. Dan is uw zoon Jojakim onder verbetering! een guit...”
20

“...Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup- plbusch zijt gij befchonken? of., of wat.. wat fcheelt u? Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn, tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie hebben, merkte een der getuigen, die een ongemeen fchrander man was, aan. Mahomet is immers geen Joodfchc naam, maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere, die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe- geven.- Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper- wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte weder in zijne brieventasch borg. ,, Wij zullen maar weder heen flappen, man* ,, nen! want, ronduit gezegd het is hier een apenfpei. Aptnfptl?hernam de Heer Knppelbusch, die op dit woord, ook vuur begon te vatten. Ik zal befchaamd flaan, als UEd., het fluk ooit gezien hebt! de Heer Ossbpoot zegt, dat het...”