Your search within this document for 'bo,mes,di' resulted in 19 matching pages.
1

“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas te...”
2

“...Houd op barbaar I met mijn* bedroefden geest te drukken, ,, Gij hebt mij opgevoed, Voor s werelds ongelukken! bekwam men, van boven, tot antwoord, ,, Hoort gij wel ? fprak de Heer Sperwer, * ,, Wie van ons tween zal hier zwijgen ,, Als de jongen zoo een oogenhlik van geest- ,, drift heeft, dan is de fpanning gewoonlijk te hoog om er hem zoo op eenmaal te doen , uitfcheiden, r- Doch,,,, ik zal zelf eens naar boven gaan, ***- Met nw verlof, mijne ,, Heeren Terwijl de Heer Knuppelbusch ?ich naar bo* ven begaf, en de Notaris intusfchen, tot verpoot ?ipg, zjjn een en twintigden kop thee aanfprak en nog eene verfche pijp dopte, verfcheen te regter tijd de lang verwachte hrommert, die bedeld was , om de Jufvrouwen Knuppelbusch naar den Front fchtn tuin te brengen, alwaar deze avond eene fchittercnde danspartij zoude plaats hebben. De be*...”
3

“...CURASAO, den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en opregter menfchen kennis maken! Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling, zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een- maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe! k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig voorkomen, een kort pruikje op, en een blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo even no'g-, met eenen neger te praten; op dit oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer- ftraat in. , Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig. Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer- maker in de Ralverftraat aan, voof wiens M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I 5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om- dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont- houden, flapte...”
4

“...fchouwburg gene vertoning wrd gegveri. Of Jufvrouw ProuWlman hoog of laag fprong: Zij moest met hare zuster tot het befluit komen, om langs denzelfden weg naar huis terug te keeren. Dat is weder een grapje van onzen Ba- rend fprak hare zuster, grimlagchende. Mijn man mag met zulke grappen wel te huis i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal- der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven. Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil- len houden? fprak de fleper, om wendende. Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens bakker op doof. De kekebakker bevond zich juist in zijn voor- huis, toen de flede, die nu weder haren ouden flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor- bij toog. Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win- keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd ,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg geweest zijn ? Ik dacht het wel! Ei wat, met uw denken! gromde de koe.- 9>...”
5

“...\ DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel- man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond flaande. Willen de Heeren maar hier komen, en op de eerile bank bij het orkest te gaan zitten? vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne plaatfen aanwijzende. Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten? vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend en Robbetje plaats nemende. j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek! zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert ,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt! gromde de orkestmeester, die twee violisten, een klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn kommandement had. ,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt, dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte Prouwelman aan. 55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap , den bol in het rond kijkende, tot iemand, die naast hem zat....”
6

“...'To DE-NEEF VAN CURASAO. Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak! as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot, haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j fee vhan de rigchel his het! Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk- baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge- rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid. Schwijg toch dhaar hachter! roept eene ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop te ghaan! Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan- nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel- leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging -in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe- den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen! Eene Oude winkelkast vervangt...”
7

“...DE NEF VAN CURASAO. ?? What zu het zijn, Menheer von Meseritz ! bntvangt zijn Ed. tot antwoord. Het lhekt hier begot, dhat het regenwather hiemand hin de klheren drhoomt; de menfchen whorden zoo nhat as de khatten !** Het begint ook hier te lekken! roept eene dem. Hier fchijnt het met emmers te gelijk van bo- ven te komen! luidt het berigt van eene andere zijde. Zet her dan photten bonder, om t whater hop te fangen! gelast de voorzittende beduur- der. Ja wel, Mijnheer von Meseritz gij moogt nog wel met potten aankomen. Het baat niet! de fchroomelijke lekkaadje neemt hand over hand toe: er is geen doppen aan. Het raadzaamst is maar, dat de toefchouwers een weinig van plaats veranderen, ten einde zich voor den indroomenden regen te beveiligen. Na eenige verpoozing neemt het derde of laatde bedrijf eenen aanvang. Bravo, bravo! z mag ik het hebben!roept Kapitein van der Stap bij eiken trek, waarmede Vanglenne, in de laatde tooneelen des derden be- drijfs, Mijnheer en Mevrouw Dortigni...”
8

“...95 D£ NEEF VAN CURASAO. mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent',' ,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
9

“...afkomen!- Zoo duurde dit ftichtelijke gefprek al voort, vervolgde Prouwelman. Ik had alles afge- luisterd en beiloot er mijne maatregelen naar te ,, nemen. En hoe liep het verder af? vroeg Kapitein van der Stap, terwijl de verteller hier een wei-, nig poosde. Het werd des anderendaags middags? voer Prouwelman voort. ,, Het eten werd opge- ,, dragen. Wij zetteden ons aan tafeT. De osfe- rib ftond op fchotel. Neef Ha al wijk ving aan, het vleesch voor te fnijden; doch telkens ,, (tuitte het mes. ,, Dat is een droevig werk! zeide de ,, vent, zijn hoofd fchuddende. Wat is een drevig werk ? vroeg zijne lieve wederhelft. Wel! gaf hij tot antwoord, een zoo eer- ,, lijk gezigt trekkende, als meenda hij het wer- kelijk, dat de mesfen nooit geflepen zijn. Het is niet mogelijk er mede doorheen te komen. Ei wat! zouden de mesfen niet geflepen ,, zijn; dat werd zoo even nog gedaan. Dan is uw vleesch niet gaar, hernam hij...”
10

“...ren en Mejufvrouw! dat gij mij verdaan zult hebben. Ik verzoek u, mij daarvan, door eeno dadelijke bijdrage, wel het bewijs te willen ge- ven?.,. Welaan! daat mij toe, u dezen hoed ter inzameling te mogen aanbieden!... Daar ligt mijn aandeel in denzelven! De Jufvrouw, ter wier behoeve het voordel plaats had, trachtte wel, naar het fcheen, zoo veel mogelijk zich er van te verfchoonen, maar ha- re tegenkanting was zoo flaauw, dat daaruit veel* Cgr haar heimelijk welgevallen in de zaak bleek, Bo*...”
11

“...iemand, die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts ,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig beftaan heb ik niet! ,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op ,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht, Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij als goud zoo getrouw.... ,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk . . eenen...”
12

“...gewoond. In de zijkamer VQor het geopende raam zat eene vrouw, die, toen het rijtuig voorbij kwam, naar buiten zag; het was hetzelfde plaatsje, alwaar mijne moe- der gewoonlijk plagt te zitten; ik verbeeldde my er baar nqg te zien.... Maurits !... vriend! behoef ik u te zeggen, wat hierbij in mijne ziel bmgtng! ik moest het oog afwenden, en zag on- willekeurig naar boven; het duivenilag, dat wij als jongens aan het dakvenfter maakten, en hetwelk er £ich, bij mijn laatfte bezoek aan Ecrtingen nog bo-...”
13

“...alles is flechts eene flaauwe kopij van hetgeen ik u ga mededeelen. Luister flechts! Een dag of acht geleden moest ik bij Chrisje Elzenrijk, mijne wollennaaifter zijn, wier zuster, gelijk u bekend zal wezen, onlangs met den kan- toorbediende van neef Dulen getrouwd is. Zij woont op de Egelantiersgracht, op een fraai bo- venhuis. Ik had juist dien morgen met Justine Brenchs eene voormiddagwandeling gedaan en haar, in de terugkomst, tot bij hare tante, die op de Leliegracht woont, vergezeld; dus bevond ik mij toch in de buurt en gingbij Chrisje aap. Aan den floep komende, fchel ik aan; de deur gaat open; is Jufvrouw Elzenrijk te huis? Neen, Mejufvrouw! is het antwoord dat ik van bo- ven bekom; ,, maar met uw verlof!.,, te gelijk komt er eene Jufvrouw naar beneden; het was de bewoonfter van het andere gedeelte van het boven- huis, waar Chrisje woont, en dat in tween ver- huurd wordt. Als UEd. zoo lang boven gelieft te komen zegt de onbekende op eenen zeer vriendelijken toon. Jufvrouw Elzenrijk...”
14

“...Wordt uwe buuijufvrouw dus geheeten? Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften man eene Officiers-weduwe te zijn. Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik herinner mij dit. Ga voort! Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als 'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op- gewasfen; maar voor het overige . ,, Nu voor het overige?... wat is het dan? Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich zoo min mogelijk met haar in te laten. Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan. Nu,...”
15

“...S4ft DB NEEF VAN CURASAO. vc, om, niet dewijl het regende - te flaati wachten, zonder te hebben aangefcheld naar bo- ven. De kamers van Chrisje moet gij we- ten, worden van die welke Mevrouw Palon- imer bewoont, flechts door een gangportaal ge- fcheiden; terwijl de gemeenfchappelijke ingang, die naar boven geleidt, het bovenhuis in tween ver- deelt. Ik bevond mij nog in het opgaan en op den trap, toen jk eenig gerucht ontwaarde, dat mijne opmerking wekte en duidelijker werd, naarmate ik hooger, kwam; het was eene klagende vrouwedem , die mij niet geheel n bek end fcheente zijn. Dui- delijk onderfcheidde ik, dat het gerucht bij Me- vrouw Palonnier te huis behoorde; de nieuws- gierigheid verdubbelde mijne aandacht; ik luisterde met gefcherpte opmerkzaamheid, en liep zachtjes de nog overige trappen op ; den adem inhoudende, om des te beter, te kunnen hooren: want ik was waarom zou ik dit verhelen? brandend nieuws- gierig wat er gaande mogt wezen, en wel voor- namelijk, dewijl mijne ...”
16

“...hem-finds, ,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-, misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt: -want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar, die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom -zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,. Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu ;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1. 01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij- ne ziel!., , Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden, m van den huisfelijken omgang met Burnagel verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka- 'V mer....”
17

“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw- de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta. Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict- ta wel zelve zijn ?* Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!... n waarom nmogelijkvroeg ik, haar in de tede vallende,' atwk ;.'1 zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA ,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, % ,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken- nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier , gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin- ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel >1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be- grijpt?... Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik. Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart m ni?t V...”
18

“...Jufvrouw Dalman hier iemand van wege hare vriendin Verschuil aan de fchuit zou gevonden hebben, die haar geleiden mogt Maar | zij zeide. mij, dat hare vriendin van den juisten tijd harer aankomst niet verwittigd was. Nu hbben wij elkander, met zoo veel ge- noegen, tot hiertoe vergezeld ;** fprak ik: mag ik nu ook het vermaak hebben, mij tot uwen leidsman aan te bieden naar het huis van den Heer Verschuil? O! met alle vermaak neem ik uw vriendelijk aanbod aan, hervatte zij: Ik wilde mij bo- vendien niet gaarne aan een vreemden wegwijzer toevertrouwen; en zoude toch, zonder gids, den weg, door Amfierdam niet kunneti vinden. Nu wandelden wij dan, na de fchuit verlaten en eene ververfching in de Beerenbijt genomen te hebben, arm aan arm de Utrechtfche poort in en de Had binnen, naar de Prinfengracht tot bij de Westermarkt. Waar woont hier ergens de Heer Verschuil ?* vroeg ik aan eenen kruijer. Verschuil zegt UEd. ? Dan moet UEd. op dien hoogen ftoep zijn, waar die fpiegeltjes...”
19

“...27 DE NEEF VAN CURASAO. vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge verwondering aan zag, Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven buisd, antwoordde de kruijer. Verhuisd ?.,. Waarheen dan ? Ja! naar Denemarken of dat oord uit, - j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de lui, die er nu wonen ns naar te vragen; mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten. Wel bedankt, vriendje! De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf* vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in* dien hare ouders verhuisd waren ?.., Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel* lende dat de kruijer had misgetast. Wij traden den floep van het aangewezene huis Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver- schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis* je, dat de deur opende, UEd...”