|
|
Your search within this document for 'anker,pa' resulted in 13 matching pages.
|
1 |
 |
“...treurfpe-
len in ons notariele vak, waarin zij iemand zoo
goddeloos doen bloeden, dat hem de oogen er
van overloopen. Dat regt van registratie, mijn
goede man! is de dood aan de praktijk! Er
gaan geene drie maanden om, of zij houden mij
voor eenige franken wegens boeten aan het been;
dat zijn tooneelen, waarbij ik wel zou kunnen
fchreijen, offchoon het anders een knappe vent
mogt zijn, al had hij honderd jaren lang treur-
fpelrollcn vervuld, die dit van mij gedaan krijgt!
Daar verzie ik een half anker rijnwijn onder,
dat mijn zoop, als hij op zijn dreef is, UEd.
zoo bewogen maakt, dat UEd. het van loutere
aandoening moet uitbulken!
Nu! laten wij dit daar! De tijd verloopt
vast, Ik zal voortgaan u de. akte van protest
B 3 voor...”
|
|
2 |
 |
“...t>E NEEI? VAN CRA^AOi
* Ik zal er proces-verbaal Van opmaken! 4..
riep <, met zijne vervaarlijke flentor item de pa-
troon van het feest, woedend boven allen Uit. Te-
gelijk zet eene moedwillige hand s mans pruik, die
allengs meer Uit d krul geraakte, baldadig het
achterst Voor*
Iemand in den tnaalfiroom te nemen Zegt niets;
Te erg is te erg dit is uitgmaakt! Teil
allen gelukke nadert er enige beweging van den
kant der Osjesfluis. Het zijn Mejfvfouwen H. en
S. Knuppelbusch die begeleid door eenen ftoef
jongens, van hare noodlottige reize naar den aard-
appelenkelder te huiswaarts keren; - De menigte
doet zich eens regt te goed! zij ziet den Oploop
haderen. Daar komt al wer wat aan! roept
men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen
avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr
partij* een paard in eeiien kelder, en waf
het mooist is! ~ eene redevoering in het open-
baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling
Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief
alle dagen voor; en...”
|
|
3 |
 |
“...eens heelmeesters, en
finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den
Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik
ook eens eene aanmerking in het midden bren*
ge! Hetgeen mijnheer Ossepoot daar voorom-
55 derftelt, is menschkundig nmogelijk. Het fpreek?-
woord zegt toch: veel hoofden veel zinnen. Nu
bevestigt de ondervinding, dat elk mensch zijne
eigene wijze van .zien heeft: wie bewijst; ons
derhalve, dat de Heer Ossepoot en de zijnen
,, uitfluitend wel zien beter, zien dan ande*
M-ren?
. * pa
M Be*...”
|
|
4 |
 |
“...van wal flak,en
de wijde plas op ging, zonder te weten wlk volkje
hij aan boord had: dat ging dan in' den beginne,
heel plezierig, met eene ftijve labberkoelte voor
den wind af! maar weldra veranderde de wind,
en bons! daar zat de waaghals' dan, dikwijls
eer hij zelf er om dacht, op eene bank verwaaid.
Dan had hij het, uit den treuren, op het menfche-
lijk hart geladen^
Dar is een fatanfche uithoek! gromde hij
dan gewoonlijk. Vol vreemde bogten en ondiep-
ten! Men denkt veilig en wel voor anker te lig*
gen, en daar geraakt men, onverhoeds, met de
D g-...”
|
|
5 |
 |
“...E NEEF VAN CURACAO. S7
Van waar hij zich, na al zijne vaste eigendommen
tot geld te hebben gemaakt met zijn getrouwen
Robbij en eene talrijke verzameling van apen, pa-
pegaaijen en ander gedierte, aan boord van he.t
vaartuig begaf, met Welk hij, na eene afwezigheid
van ruim zestien jaren, behouden in het lieve va-
derland aankwam. - Maar.... luister! daar
flaat het op den Zuiderkerkstoren juist.vijf ure; het
wordt tijd, dat wij ons naar den Neef van Guade-
loupe begeven ; de Heer Knuppelbusch heeft laten
zeggen, dat men ftiptelijk te zes ure op het too7
neel verfchijnt; fpoedig derhalve! want wij moe-
ten door al dien tegen, nog naar de Vinkenbuurt {
Neen, Barend het is niet te doen voor d$
vrouwen, om door dik en dun, in zulk een
'y, weder hn te .fjokken, fprak Kapitein van
der Stap fot zijnen vriend, terwijl zij, na ge-
wacht te hebben, of de vervaarlijke regenbui mogt
opgehouden, nu eindelijk gereed ftonden, zich naar
dn liefhebberij fchouwburg te begeven.
Dat zeg ik ook , hernam...”
|
|
6 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. .83
mijn leedwezen-moet ik opderrons gezegd,!,
>, bekennen, dat UEd. niet kwalijk onderrigt zijt.
9, De goede Heer Knuppelbu^c^. is een \yerk$aa,pa
en ijverig man, die gaarne op eene eerlijke wijzp
,, door de wereld wil, en npp ik geloofin zijp
9, vak niet jnkundig is. Maar de;njan is.te z^vak,,
j, tetoegeyend; hij laat zich geheel door zijne, kip-
deren beheerfchen; zijn boekhouder, een won-
,, derlijk mensch, beftuurt hem geheel. Ik zie
,, dit alles, doch kan, even daarom, niet van mij
,, verkrijgen, den man in deze omftandigheden te
verlaten: er komt veelligt een tijd, dat mijn
.j, raad hem van nut. kan zijpr.,. dl
Sakkerloot! dat is.., kordaat geclacht,. Juf-
vrouw! Ja, lieve Jufvrouw Gronne! gij
doet wl, dat gij daar eene; hand aan. het roer
,, houdt; ik moet daaruit nog meerdere achting
,, voor u opvatten; gij denkt volkomen als uw
brave Eldert, die ook voor zijnen eycnmenscli
,, iets over had, al moest hjj-^dEerxii optb^ren.
Kijk! ze mogen dan praten...”
|
|
7 |
 |
“...er geen geloof aan hechten;
ft Even zoo ging het ook de huisheer, .die een
ft eenvoudig man is en haar misfchien wel voor
eene deftige vrouw heeft aangezien; dewijl hij
y> haar voorzeker de kaiers niet verhuurd zoude
I, hebben, indien hij haar van nabij gekend had.
i, Maar toen zij hier met Februarij kwam wonen,
kreeg ik eens eene Jufvrouw van mijne kennis
ft bij mij op een kopje thee, die de doortrapte
ft feeks van haver tot garst kende; deze onderrigt-
te mij welke buurvrouw ik aan Mevrouw Pa-
ft LONNIER. zoude krijgen, hetgeen ik fpoedig be-
ft waarheid vond, want zij had nog niet lang hier
ft gewoond, toen ik reeds meer zag en waarnam,
ft dan mij lief was. Zij voert eene prachtvolle
en kostbare leefwijze; het ontbreekt er niet aan
ft den heerlijkften wijn en lekkernijen. Maar wie
zoude zoo in pracht en weelde willen leven!...
ft Neen! dan zit ik- liever van des morgens vreg
ft tot laat in den nacht voor mijn eerlijk ftukje da-
ft gelijks brood te tobben; daar is dan toch nog
ft...”
|
|
8 |
 |
“...*56 DE NEEF VAN CURAQAO.
55 pitein Heijden gisteren, aan tafel dat bekoor-
5> lijke fchilderijtje ophing?
Boone wat zegt gij daar ?
Verwondert u dat? Pah! ik heb er meer
gekend, die in den beginne zulke heilige boon-
tjes waren; doch meent gij, dat ik mij daardoor
laat verfchalken? wie zou het achter dat madon-
nas gezigtje gezocht hebben, niet waar ? Ja,
si vriendje! ik ftond er zelf van op te kijken, toen
si ik het nufje voor de eerfte maal bij mama Pa-
5, lonnier ontmoette ; het plagt immers al teeder
5, en vroom te zijn wat er aan was! Ha, hal
eene fraaije zeldzaamheid op mijne eer! zulk
een Domins duifje !
Maar, het kan ook welligt een meisje zijn,
,, dat fprekend op Henrktta Dalman gelijkt,
zeid ik, denkende aan hetgene Jufvrouw Gronne
mij had verhaald.
Ja! wel bekome u de maaltijd! Of ik haar
5, niet zelve gefproken en herkend had! Neen,
,, neen! het was Henrietta Dalman maar al te
wel.
Zelve gefproken en herkend, zegt gij?
Ja! voor den...! Niet waar, Langschmid ...”
|
|
9 |
 |
“...fchan*
delijk wijf gehouden* hebben; hoewel dit is
waar, hare wijze van fpreken en bijzondere ge-
vatheid mij genoegzaam eene door en door geflepene
heks in haar aanduidden.
Ik kon verzekerd zijn, dat HENRiTTA mij niet
herkend had; wij hadden tot hiertoe in de avond
fchemering gezeten; en ik had weinig, en dan nog
met eene eenigzins veranderde ftem, gefproken
Juist wilde ik Boone in het oor bijten, dat hij
eens van mij jegens Henrietta moest' ophalen,
er bezoek werd aangemeld; terwijl Mevrouw
Pa-...”
|
|
10 |
 |
“...ik te voren in een min of
meer behoeftigen toeftand gekend had, dch die
door de hulp en onderfteuning vaneenige menfchen-
vrienden, er finds tamelijk boven op gekomen was;
Ik was aan deze vrouw geraakt door eenen mijner
bekenden, wiens beminde, dip in Vriesland woon-
de, wanneer zij hem te Amjlerdam bezocht, bij
Mevrouw Palonnier zoo Jang haar verblijf plagt
te hopden; ook had ik meermalen voor hem, finds
hij Amjlerdam verliet en met der woon naar Alk-
maar vertrok, kleine betalingen aan Mevrouw Pa-
i,onnier gedaan, dat eigenlijk naar ik geloof
liefdegiften waren; bij die gelegenheid had de Offi-
piers-weduwe eenes lieve, welbefpraakte vrouw,
naar het oppervlakkig voifrkomen' te oordeelen,
mij dikwerf verzocht haar pu en dan met een be-
zoek te vereeren, hetwelk ik echter, tot hiertoe,
altijd had verzuimd. Te allen gelukke woonde
zij niet ver uit de buurt, daar wij thans waren;
derhalve befloot ik, daar mij geene andere keuze
verbleef, deze Mevrouw, die alleen met eene
dienstmaagd woonde...”
|
|
11 |
 |
“...zeide, dat Mevrouw Palonnier nog al eenige
verpligting aan mij had.
Toen ik Fachtes gewezen vriend over de zaak
onderhouden had, gaf hij mij te kennen, dat deze
guit ook hem dergelijke dreken had gefpceld,
waarom hij alle betrekkingen met hem had afgefne-
den; voorts bevestigde hij, dat Fachtes voorge-
wende Officiers weduwe een flecht voorwerp was ;
hij had dit finds lang geweten en zag derhalve ver-
wonderd op, dat ik zulks nu eerst was ontwaar
geworden.
Onverwijld begaf ik mij, vervolgens, naar Pa-
lonnier; zij trachtte haar fchandelijk handwerk
nog op den duur voor mij te bemantelen en wilde
voorgeven, dat Jufvrouw Dalman met eenen Offi-
cier zoude doorgegaan zijn. Op deze aantijging
geraakte ik in hevige drift; en waarfchuwde de be-
driegfier, dat zij zich niet langer ten nadeele van
het meisje zou hebben uit te laten, of zich ooit
aan...”
|
|
12 |
 |
“...als hier
befchrevcrt ftaat. Ik ben een oude zeekarbon-
,y:k§l} maar de henker hale, als let mij niet tot:
in de ziel getroffen heeft! Arme Henrict-
TA! was neef van der Stap hiergeweest /
ik verzeker: uwe tante Barta zou het hart niet
gehad hebben, u zoo te behandelen. Doch het
,, is mij niet in mijne koude kleren gaan zitten ,
,, wat ik daar gelezen heb. Gelukkig, dat mij de
oogen zijn opengegaan, en ik weet, waar het
,, rif in zee fchuilt! Wist ik intusfehen maar,
waar gij ergens voor anker laagt, lieve nicht
Dalman hoe vind ik u weder!... Wacht
,, ns!daar valt mij iets in! misfehien kan
,, wel die oud-Bootsman, dien ik in het koffijhuis
,, ontmoet heb, mij op den weg helpen; hij heeft
n toch, bij.Barta op de kamer gewoond en za)
dus wel weten wat er met nicht Dalman al
j, zoo omgegaan is, en ...
- Juist hoorde Kapitein van der Stap de huis-
deur opengaan; waardoor zijne alteenfpraak werd
afgebroken. Het was de dienstmaagd, die van
de markt terugkwam en zeide, dat hare Jufvrouw...”
|
|
13 |
 |
“...DE NEEF VAN CURAQAO. 315,
*> fcld, ook mijne nicht en hare ouders wel ge-
j, kend hebben?
M Mag ik vragen, hoe heette de Jufvrouw ?
Henrktta Dalman de dochter van...
Wat zegt gij daar, Mijnheer? ..
* Haar oude Heer, vervolgt Jan van der
Stap, zoo ijskoud, alsof hij aan Kaap Horn voor
anker lag: ,, was er Predikant: dien zult gij,der-
halve, voorzeker wel gekend hebben ?
* Is het mogelijk!... gaat Renberg, gloei-
jencje- van ongeduld, voort: Uwe nicht,
zegt gij, Mijnheer?
He! vindt gij dat zoo zonderling ? zegt Jan,
op denzelfden koudbloedigen toon: Dan zal ik
het u eens wat nader uitleggen. Wijlen mijne
* Eva en de vrouw van Domin Dalman te Ber-
tingen, lieve man! de goede zielen zijn
*> thans, zoo wij hopen, al te zamen in den he-
ft mei! waren volle nichten: want mijne vrouw
heette Kruijtmaker van haar zelve, en de
vrguw van Domin Dalman was eene geborene
Jufvrouw Glinstra ; dus zusters en broeders
ft' kinderen, of gij het vat ? ook--
Kapitein van dr Stap zou bedaardelijk...”
|
|
|