|
|
|
1 |
 |
“...pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan-
bood.
H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer
Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap
wendende.
Is voor als nog ten huize van Barend Prou-
y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe
, Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie-
winkel,
Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf,
vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren
Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap
even de huisdeur achter zich had. Fidonc /
herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen
verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer
Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens
zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet-
te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas
te...”
|
|
2 |
 |
“...CURASAO,
den mond, eene luim in het hoofd hebben; en die
evenwel..., Doch, wat ftaan wij ook bij deze
ergerlijke knapen ftil! Gaan Wij met guller en
opregter menfchen kennis maken!
Onder de vreemdjes, die wij, in deze afdeeling,
zullen aantreffen, is een man, dien Wij reeds een-
maal ontmoet hebben, met wien wij dus al min of
meer in kennis zijn geraakt. Zie maar eens toe!
k bedoel dien Heer dddr, met dat rond en ftevig
voorkomen, een kort pruikje op, en een
blaauwlakenfchen rok aan; hij ftond di&r, zoo
even no'g-, met eenen neger te praten; op dit
oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer-
ftraat in.
, Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig.
Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer-
maker in de Ralverftraat aan, voof wiens
M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht
plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I
5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om-
dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn
man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont-
houden, flapte...”
|
|
3 |
 |
“...plaats had.
Wat zouden ze Verkeerd ondcrrigt zijn?.. .-
,, Mevrouw wil knapkoek en Janhagel koop en:
j, en dan is zij hier immers te regt? hernam
de Vrom koekebakker, die ook zeer wel gevoelde
hoe de vork in de greep' ftak, maar tevens wijsle-
lijk begreep, dat hij, als de zaak tot opheldering
kwam, voor ditmaal niets zou flijten.
j, Ik meen maar, fprak de winkeldochter,
dat de Jufvrouwen te vergeefs zullen komen
j, in.. .
Wat meent gij, malloot?...- Hud den
,j mond, met uw gewauwel! graauwde de ke-
kefilozoof het lieve kind toe. ,, Moet gij de lie-
# den, die hier iets komen koopen, in de war
helpen?... Wat zouden ze te vergeefs ko-
men! er is: immers dezen morgen ng gebak-
ken?
Eeni-...”
|
|
4 |
 |
“... Mijn man mag met zulke grappen wel te huis
i, blijven! hernam des fturmans vrouw, vrij
gemelijk. lk heb oVer de Zeuwfche 'rijksdaal-
der, alleen bij dien kokebakker iiitgegeven.
Zeide ik het niet, Jufvrouw! dat ze bij de
j, hand moeten zijn, di mij voor het lapje wil-
len houden? fprak de fleper, om wendende.
Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens
bakker op doof.
De kekebakker bevond zich juist in zijn voor-
huis, toen de flede, die nu weder haren ouden
flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor-
bij toog.
Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win-
keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd
,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg
geweest zijn ? Ik dacht het wel!
Ei wat, met uw denken! gromde de koe.-
9> 7
v ke-...”
|
|
5 |
 |
“...\
DE NEEF VAN CURASAO. di banken op eene rij, zegt Prouwel-
man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond
flaande.
Willen de Heeren maar hier komen, en op
de eerile bank bij het orkest te gaan zitten?
vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne
plaatfen aanwijzende.
Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten?
vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend
en Robbetje plaats nemende.
j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek!
zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert
,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt!
gromde de orkestmeester, die twee violisten, een
klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn
kommandement had.
,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt,
dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte
Prouwelman aan.
55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap ,
den bol in het rond kijkende, tot iemand, die
naast hem zat....”
|
|
6 |
 |
“...'To DE-NEEF VAN CURASAO.
Mosis! fchk her mit hen fthok hop, ijsaak!
as ze niet whillen fchwijgen. Het his, begot,
haltemhaal fchorrimorrie!... falderhappes folk!... j
fee vhan de rigchel his het!
Dat is van uitwerking! De beweging neemt merk-
baar af; er ontftaat ftilte. Alles is op zijne plaats
en heeft de oogen naar den kant des tooneels ge-
rigt. Hoor!... di&r fpreekt nog iemand overluid.
Schwijg toch dhaar hachter! roept eene
ftem van uit het orkest. Hut fchirm fthaat hop
te ghaan!
Nu zwijgt alles; aller belangftelling is gefpan-
nen. Rink! klink!,.. daar kondigt het fchel-
leqe, voor de tweede maal, de opening ^van het
tooneel aan. Er Ontftaat eene golvende beweging
-in de gordijn t dit doet derzelver opgang vermoe-
den. Gewigtvol oogenblik!. .. het ademt alles
hooge verwachting ftilte... men kan eene fpeld
hooi en vallen! Daar rijst, plegtig langzaam
de gordijn omhoog en het eerfte tooneel des
eerften bedrijfs heeft eenen aanvang genomen!
Eene Oude winkelkast vervangt...”
|
|
7 |
 |
“...95
D£ NEEF VAN CURASAO.
mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij
ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een
neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht
Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij
te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to
regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi
gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent','
,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.g
|
|
8 |
 |
“...iemand,
die er dubbeld en dwars in zat, dan zoudt gij
a, mijne hulp wel niet noodig hebben. Of de
booze wereld zou zeggen: zij doet het flechts
,, uit eigenbaat. Maar neef, zulk een baatzuchtig
beftaan heb ik niet!
,, Nu! dit vertrouwde ik ook nog al, hervatte
Jan, en ik ben daarom maar regelregt,hier op
,aan gegaan. Ik breng nog twee gasten op den
hoop toe mede. Dat zwartje daar is mijn knecht,
Deze hond is mijn oude Pollux. Beide zijn mij
als goud zoo getrouw....
,, Maar neef, die man di&r... ach! ik vind
mij zoo bezwaard, u in gezelfchap van zulk
. . eenen...”
|
|
9 |
 |
“... Ik
ga niet te kerk; ik heb er, finds zes en dertig
jaren, geenen voet in gehad.
,, Hoe !... En gij wilt nog al voof eert
vroom zusje doorgaan? Ik hoor wel nicht,
gij leest de boeken van Volontair , (Jan
meende Voltaire.) Onze fcheepskok had ze
33 ook aan boord; dat. was een karei die in kerk
,, noch kluis kwam; hij heeft zich in het eind
,, nog verzopen.
Neen, neef! daar zit het hem niet. Maar,
ik wacht mij voor de valfche profeten, die
ii in de kerk gefiopen zijn. Zoude ik mij door
Ki Baak...”
|
|
10 |
 |
“...Elisabeth Enqener,
welke hier onmiddellijk vooraf ging, inge'floten.
Amfterdam den i8den April i8..
Mejufvrouw!
En vriendin! zal ik er maar, in voorraad,
bijvoegen : want offchoort ik nog het genoegen niet
heb u in perfoon te kennen, zoo hoop en wensch
ik toch, om de vriendfchap, welke ik in mijn hart
voor u heb opgevat, door onze perfoonlijke ken-
nismaking naauwer aan te knoopen. Ik kan niet
nalaten, lieve Jufvrouw en vriendin! u mede een
lettertje te fchrijven; ten einde hetzelve u verftrek-
ke tot een blijk van mijne hartelijke belangftelling
te uwaarts. Toen ik voor vijf jaren bij ons
Betje Engener op Vredcsheim was gelogeerd,
heeft zij mij dikwerf van hare verkeering met u
ge-...”
|
|
11 |
 |
“...Wordt uwe buuijufvrouw
dus geheeten?
Ja; dewijl zij voorgeeft, van haren eerften
man eene Officiers-weduwe te zijn.
Het is waar! dit heeft zij ook mij gezegd; ik
herinner mij dit. Ga voort!
Ja, zij zal u wel zoo wat verteld hebben, als
'w gij het maar gelooven wilt: want praten kan zij
als Brugman ; geen advocaat is tegen haar op-
gewasfen; maar voor het overige
. ,, Nu voor het overige?... wat is het dan?
Doet men verftandig, lieve Jufvrouw, zich
zoo min mogelijk met haar in te laten.
Di! gij maakt mij regt nieuwsgierig. Ik zag
haar toch voor eene zeer fatfoenlijke vrouw aan.
Nu,...”
|
|
12 |
 |
“...hem-finds,
,daar izijne tegenwoordigheid voorheen mij on-,
misblaar! mij thans tot eenen' last verftrekt:
-want, ;hoe zou ik, met mogelijkheid den huichelaar,
die niet weet dat hij voor mij ontmaskerd is, en daarom
-zijne rol nog blijft voortfpelen, kunnen verdragen!.,.
Doch neen! -zou- hij ook nog onfchuldig kunnen
zijn? Indien dit eens zoo ware! Ach! nog hangt
mijne ziel hem aan, Keetje lieve vriendin! nu
;eerst: ondervind ik, hoe vurig il^ hem bemind heb.;1.
01 laten wij deze herinneringen di&r! het bloot
aandenken aan die noodlottige liefde verfcheurt mij-
ne ziel!., ,
Ik kan het niet langer op deze wijze uithouden,
m van den huisfelijken omgang met Burnagel
verfchoond te zijn, wend ik dagelijks eene ligte
pngefteldheid voor ; en houd duurzaam mijne ka-
'V mer....”
|
|
13 |
 |
“...moet, dat ik mij dadelijk herinnerde meer gezien
T> te hebberi; en ten ik hetzelve nader befchouw-
de, bijna voor de dochter Van Domin Dalmaut
zou herkend hebben, - zoo fprekend' geleek
dit metje'p d lieve Jufvrow Henrktta.
Welnu'!1 fprak ik:1 dat mag dan Henrict-
ta wel zelve zijn ?*
Neen! herham zij: j, Oiimgelijk!...
n waarom nmogelijkvroeg ik, haar
in de tede vallende,' atwk ;.'1
zal het u zeggen, Mijnheer 'Renber !w
fprak zij. De''vrouw; innvier'gezelfchap ik d
gemelde Jufvromk, di zo vl op HenrkttA
,, geleek, heb aangetroffen, n met wie zij zeek
vertrouwelijk fcheente zijn, is een voorwerp, %
,, dat ik van ene zeer flechte zijde heb leeren ken-
nen; het is eene zekere Mevrouw Palonnier ,
gelijk zij zich noemt, wier eigenlijke kostwin-
ning beftaat in jonge meisjes, die er niet onbel
>1 jgffi uitzin ik weet niet, of gij mij be-
grijpt?...
Ik verfta wat gij zeggen wilt, hernam ik.
Gij hebt gelijk, Jufvrouw Groene ook ik kart
m ni?t
V...”
|
|
14 |
 |
“...meer aan,- of het was Henrietta
Dalman geweest, die- zij- in het gezelfchap van
Mevrouw Palonnier had ontmoet, nu, daar het
narigt van Boone die zelf haar bij dit wijf gezien
en gefproken had, zoo volkomen met de aandui-,
ding van Jufvrouw Gronne ftrookte. Hoe diep
moest niet Henrietta gezonken wezen, om van
een zoo onfculdigen engel, als zij te voren plagt
te zijn, tot de laagte eener openbare ligtekooi te
geraken! Wat dacht ik zeggen eene goede
opvoeding, wat ouderlijk yoorbeeld en ouderlij*
ke lesfen; wat zeggen eene veelbelovende jeugd,-n
de beminnelijkheid eens engels en de voortreffelijk-
fte aanleg, wanneer onreine togten de ziel bezo&r
deld hebben, en het heiligdom van het vrouwelijk
hart, de onfchuld is verloren gegaan Tel-
kens wilde ik terugkeeren en mijn avontuurlijk
plan opgeven; maar telkens voerde eene geheime
too verkracht mij longevoelig mede; en ik bleef
Boone die zich inmiddels weinig aan mijne wijs*
geerige overpeinzingen liet gelegen zijn, onwille-
keurig volgen.-...”
|
|
15 |
 |
“...a <53 DE NEEF VAN CURASAO.
t$lijk is, als ik de achting ppregt noem met wel*
ke ik ben en blijf,
Uwen Vriend
Mauritts Alt,
P. S. Burnagel is Secon-
dant in de kostfchool van den
Heer van der Gaard op
de Keizersgracht bij de Spie-
gelftraat,
Pe twee volgende brieven waren in den na$Sf*
Voorgaanden ingeflotenN
Hendrik Burnagel aan Maurits Alt.
Amflerdam den aften Mei 1$, i
Beminde Neef (
Den derden dag na uw vertrek uit Noordhoorn,
ben ik het met den Heer Hamerveld en de ove-
rige belanghebbenden in de zaken van onzen ooiji,
over den verkoop der landhoeve en de afrekening
van de paehtpenningen der verloopene jaren, ceps
ge-...”
|
|
16 |
 |
“...27 DE NEEF VAN CURASAO.
vragend aankeek, di£ mij wederkeerig met eenge
verwondering aan zag,
Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven
buisd, antwoordde de kruijer.
Verhuisd ?.,. Waarheen dan ?
Ja! naar Denemarken of dat oord uit, -
j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de
lui, die er nu wonen ns naar te vragen;
mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten.
Wel bedankt, vriendje!
De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf*
vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u
Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene
j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw
Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij
mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou
zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in*
dien hare ouders verhuisd waren ?..,
Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel*
lende dat de kruijer had misgetast.
Wij traden den floep van het aangewezene huis
Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver-
schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis*
je, dat de deur opende,
UEd...”
|
|
17 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. a8i
Dalman bij voorraad cenige dagen een verblijf te
harent in te ruimen.
Hoe gelukkig, dat ik op dezen inval geraakt
was! De vriendelijke Mevrouw Palonnier was
niet alleen dadelijk gereed, mij mijn verzoek toe te
liaan en Jufvrouw Dalman gastvrij te harent te
ontvangen, maar verzocht ons bovendien, om over
hare tafel en woning naar welgevallen te befchikketj,
voor zoo langen tijd wij het zouden goedvinden;
trouwens zij had, wegens vroegere, dienden wel-
ke ik haar bewezen had, nog al eenige vcrpligting
aan mij; hetwelk ik u daarom hier in het voorbij-
gaan zeg, dewijl het u anders ligt vreemd zoude
voorkomen, dat ik deze vrijheid nemen en mij
regtdreeks tot haar vervoegen durfde. Ik ben dan
nu, tot mijne niet geringe blijdfchap en gerustdel-
lirig, verzekerd, dat de lieve en achtingwaardige
Jufvrouw Dalman zich bij eene fatfoenlijke vrouw
bevindt, wier omgang tevens zeer gezellig is, en
die niet zal nalaten alles in het werk te dellen,
wat het lieve meisje het verblijf...”
|
|
|