Your search within this document for 'Dal,un' resulted in eight matching pages.
1

“...een individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert verftand te hebben; maar hij taleert geen grein ducatle, de man heeft geeri manire de yivre. 4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte, j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men- ,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa- renieerd te zijn; het is toch al fpoedig: Ehlest ce Monsieur vtre pre, Mademoiselle ,, Dat is het, wat ook mij dikwijls embarras- seert. Heet dat zich maintineren / welk eene ,, contenance! Ik heb mij het hart vast gehouden, zoo bevreesd was ik, dat er een fatfoenlijk be- kende op inkwame. Oh- ciel!1.... verbeeld us ,, J'Upperfus un uniforme: deze nadert de floep!... ,, ik denk aan Dormeuil !..,. Je fremis, Jen rou- ,, gis!.., Vraiment! je lavouc, papa kent gee- nen...”
2

“...Ne pas mari? En naar men verzekert, opzettelijk gerepa- trierd om..., raad eens, Juliette! pour sc choisir une femme hollandaise / Fi done hollandaise 99 Aan wie ook anders dit grotesk figuur zoude , gevallen! Oh del! ce monstre mar in! Eh hien, ma steur! eh bien! Je Favoue, cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux, traitables.... Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in , den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$ geheel en dsordre, Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant ftaat? Het kleedt u wel. Doch gij betaalt uwe blon- , des fchreeuwend duur. Madame perroquet is anders vrij civiel. Of- - fchoon zij uw krippen kleedje norm hoog heeft ge-...”
3

“...tong had ge* zweefd. 9 Zeg mij toch eens, nicht! hoe hebben hef 33 onze neef en nicht Dalman? En hoe vele kin- deren hebben zij al ? ,, Hoe zij het hebben?* iprak Barta, eene diepe zucht lozende. ,, Ja dat zal akelig genoeg ,, zijn! Wee! wee! er gaat mij eene koude gril van over het lijf! ... D.. ... s!... nicht! gij doet mijdntftellen. > Dat goede Antje met haren man!.,. wat mag 9, hen dan overgekomen zijn? Ziet gij, neef! dat komt er van die knappe leeraars., De man van Anna Mijnheer Dal- K 3 MAN.,...”
4

“...25a DE NEEF VAN CURASAO. m niet vooronderftellen, dat HenriStta Dalman j, -zoo laag, zou gezonken zijn. m Ziet gij, Mijnheer Renberg! dat is de reden, waarom ook ik het voor onmogelijk hield: hoe- wel het bedoelde meisje, gelijk ik zoo even zei- de, in houding, gelaatstrekken, enz. het fpre- kend afbeeldfel van de dochter van Domin Dal- man was. Maar, indien gij eens de perfoon verward en u in jde andere vrouw vergist hadt?.. Neen, Mijnheer Renberg ik heb Mevrouw ,, Palonnier tot mijne fchade, te wel leercn kennen,, om eene andere voor haar aan te zien; ,, het is die looze heks maar al te wl geweest. In dier voege ging Jufvrouw Gronne voort, mij, tot opheldering eenige Haaltjes van de bewuste Mevrouw Palonnier verhalende, waaruit mij ten overvloede bevestigd werd dat deze een fchandelijk wijf moest zijn. En ik deel u dit gedeelte van mijn onderhoud met Jufvrouw Gronne mede, om dat het de inleiding behelst tot andere ontmoetin- gen. Gij zult meer hooren! Den naam der vermelde Mevrouw...”
5

“...Muiderberg deed, tot hare afreize uitgekipt, en eenvoudig, eene der meiden met hare groetenis aan mij belast. Hoe ik dit alles moet zamenknoopen, weet ik niet; dp tijd zal hoop ik weldra eene oplosfing daarftellen; ik ben nogtans voorne- mens haar een emftig woord te fchrijven, en haar over dit zeldzaam gedrag jegens mij, eens met ge- pasten nadruk te onderhouden. Wat dunkt u intusfehen waarde neef! van de omftandigheden, waarin ik mij gewikkeld zie? Het geval, zoo als het zich met Jufvrouw Dal- man heeft toegedragen is zult gij bekennen alleziris van een teederen aard voor mij; vurig wensch ik dus, mij weldra met glans uit deze ne- telige zaak gered te zien. Kunt gij door uwen raad daartoe iets bijdragen, verzuim dan niet het mij onverwijld te fchrijven, terwijl ook bovendien uw antwoord, dat ik fpoedig hoop te ontvangen', mij ten hoogfte aangenaam zal zijn. Na hartlijken groet ben en blijf ik, met onge- veinsde achting Uw genegene Neef, Hendrik. Burnagel; Na...”
6

“...a9$ DE NEEF VAN CURASAO, j, het kwade, dat gij mij gedaan hebt; en ik wepsgh, dat treffen wij elkander ooit weder aan gij zult hebben leeren inzien, dat gij mij ten uiterfte kwalijk hebt behandeld. liet zoude mij, die nog een jong meisje ben, in eep ander geval misfchien niet voegen, u, die mijne tante n en daarenboven reeds op uwe jaren zijt, verma- kt ningen te geven; maar juist de gedachte, dal? r, gij reeds een zoo gevorderden leeftijd hebt be- n reikt en uw leven ongemerkt grafwaarts fpoedt, ti beweegt mijn hart tot innig medelijden met u ep m tot vergevensgezindheid, ja, doet mij den op-r *> regten wepsch koesteren, dat mijne tante nog eenmaal tot betere inzigten moge komen, ; niet meer hare evenmenfchen zoo hard moge be- y, handelen, en niet langer den beminnelijkften ^ en reinften godsdienst tot een voorwerp van * {Jrlier y/aren eentge regelen fchrifts, met het af gefcheurd gedeelte van den brief yerloren gegaan.'} Zoodra ik eene beftemming zal bekomen hebben, hoop...”
7

“...komen, waartoe zij gaarne hun woord geven. Nadat zij vertrokken zijn, begeeft Jan van der Stap zich onverwijld aan het ontwerpen van een berigt voor de nieuws- papieren ; en heeft eindelijk, na veel tobbns het volgend opdel gereed: *** Er is in de maand Junij dezes jaars, van ,, zekere kamer binnen Amjtcrdam, verzeild ge- raakt, zonder dat men tot hiertoe weet, waar- heen zij koers gezet heeft, eene jonge Juf- vrouw van even twintig jaren; zijnde eene Predikantsdochter en genaamd Henritta Dal- man. Wie dezelve gepraaid of ook aan boord ,, geklampt mogt hebben, gelieve daarvan berigt te doen aan Jan van der Stap, Oud-Koop- vaardij-Kapitein, ten huize van B. Prouwel- man in eenen victualie winkel, op de Gelder- fche Kaai alhier; zullende daarvoor eene fraaije ,, vereefing genieten. Met...”
8

“...deze lieden, Jufvrouw Dalman toedroegen, volgens hetgene vrouw van Brendichem zelve haar naderhand meermalen had verzekerd, eigenlijk daarin was gelegen geweest, dat zij ongemeen wel geleek op, en om zoo te fpreken, het evenbeeld was van de eenige dochter, welke die goede men- fchen kort te voren door den dood verloren had- den. In werwil echter van de niet geheel on- duidelijke wenken, welke haar door van Brendi- chem en zijne vrouw ten aanzien van Mevrouw Palonnier gegeven waren, had Jufvrouw Dal- man nog eenigen tijd de gegrondheid van haar ver- moeden in twijfel blijven trekken, en zich zelve' willen' overtuigen, dat zij Mevrouw Palonnier ert hare gedragingen misfehien wel uit een te ongun- ftig oogpunt n in al te dubbelzinnig- lieht be- fchouwde; daar het haar te eenenmale nmogelijk was geweest te kunnen vooronderftellen, dat de Heer Burnagel dien zij immers voor haren vriend en voor een en edelen en grootmoedigen man hield , haar, onfchuldig en ouderloos meisje! ten huize van eepe >...”