Your search within this document for 'Awor,bo,sa,ku,Viatas,bira' resulted in nine matching pages.
1

“... mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven , ure! Het is toch heden avond geen. th dan- ,y sant?" Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste- ren avond werd het half negen ure, wij waren de laatften in het casino. Het brommertje! Kinderen! daar is het brom- , mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !... Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa- tanfche jongens nu weder! Er is er niet n aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------ Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar is het brommertje! maak het portier eens open! de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!..... Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het ,, gehoord? .... Nous voila! mon papa! nous voilh! zei- den de meisjs, te voorfchijn tredende; en vroegen in...”
2

“...Houd op barbaar I met mijn* bedroefden geest te drukken, ,, Gij hebt mij opgevoed, Voor s werelds ongelukken! bekwam men, van boven, tot antwoord, ,, Hoort gij wel ? fprak de Heer Sperwer, * ,, Wie van ons tween zal hier zwijgen ,, Als de jongen zoo een oogenhlik van geest- ,, drift heeft, dan is de fpanning gewoonlijk te hoog om er hem zoo op eenmaal te doen , uitfcheiden, r- Doch,,,, ik zal zelf eens naar boven gaan, ***- Met nw verlof, mijne ,, Heeren Terwijl de Heer Knuppelbusch ?ich naar bo* ven begaf, en de Notaris intusfchen, tot verpoot ?ipg, zjjn een en twintigden kop thee aanfprak en nog eene verfche pijp dopte, verfcheen te regter tijd de lang verwachte hrommert, die bedeld was , om de Jufvrouwen Knuppelbusch naar den Front fchtn tuin te brengen, alwaar deze avond eene fchittercnde danspartij zoude plaats hebben. De be*...”
3

“...DE NEF VAN CURASAO. ?? What zu het zijn, Menheer von Meseritz ! bntvangt zijn Ed. tot antwoord. Het lhekt hier begot, dhat het regenwather hiemand hin de klheren drhoomt; de menfchen whorden zoo nhat as de khatten !** Het begint ook hier te lekken! roept eene dem. Hier fchijnt het met emmers te gelijk van bo- ven te komen! luidt het berigt van eene andere zijde. Zet her dan photten bonder, om t whater hop te fangen! gelast de voorzittende beduur- der. Ja wel, Mijnheer von Meseritz gij moogt nog wel met potten aankomen. Het baat niet! de fchroomelijke lekkaadje neemt hand over hand toe: er is geen doppen aan. Het raadzaamst is maar, dat de toefchouwers een weinig van plaats veranderen, ten einde zich voor den indroomenden regen te beveiligen. Na eenige verpoozing neemt het derde of laatde bedrijf eenen aanvang. Bravo, bravo! z mag ik het hebben!roept Kapitein van der Stap bij eiken trek, waarmede Vanglenne, in de laatde tooneelen des derden be- drijfs, Mijnheer en Mevrouw Dortigni...”
4

“...ren en Mejufvrouw! dat gij mij verdaan zult hebben. Ik verzoek u, mij daarvan, door eeno dadelijke bijdrage, wel het bewijs te willen ge- ven?.,. Welaan! daat mij toe, u dezen hoed ter inzameling te mogen aanbieden!... Daar ligt mijn aandeel in denzelven! De Jufvrouw, ter wier behoeve het voordel plaats had, trachtte wel, naar het fcheen, zoo veel mogelijk zich er van te verfchoonen, maar ha- re tegenkanting was zoo flaauw, dat daaruit veel* Cgr haar heimelijk welgevallen in de zaak bleek, Bo*...”
5

“...gewoond. In de zijkamer VQor het geopende raam zat eene vrouw, die, toen het rijtuig voorbij kwam, naar buiten zag; het was hetzelfde plaatsje, alwaar mijne moe- der gewoonlijk plagt te zitten; ik verbeeldde my er baar nqg te zien.... Maurits !... vriend! behoef ik u te zeggen, wat hierbij in mijne ziel bmgtng! ik moest het oog afwenden, en zag on- willekeurig naar boven; het duivenilag, dat wij als jongens aan het dakvenfter maakten, en hetwelk er £ich, bij mijn laatfte bezoek aan Ecrtingen nog bo-...”
6

“...alles is flechts eene flaauwe kopij van hetgeen ik u ga mededeelen. Luister flechts! Een dag of acht geleden moest ik bij Chrisje Elzenrijk, mijne wollennaaifter zijn, wier zuster, gelijk u bekend zal wezen, onlangs met den kan- toorbediende van neef Dulen getrouwd is. Zij woont op de Egelantiersgracht, op een fraai bo- venhuis. Ik had juist dien morgen met Justine Brenchs eene voormiddagwandeling gedaan en haar, in de terugkomst, tot bij hare tante, die op de Leliegracht woont, vergezeld; dus bevond ik mij toch in de buurt en gingbij Chrisje aap. Aan den floep komende, fchel ik aan; de deur gaat open; is Jufvrouw Elzenrijk te huis? Neen, Mejufvrouw! is het antwoord dat ik van bo- ven bekom; ,, maar met uw verlof!.,, te gelijk komt er eene Jufvrouw naar beneden; het was de bewoonfter van het andere gedeelte van het boven- huis, waar Chrisje woont, en dat in tween ver- huurd wordt. Als UEd. zoo lang boven gelieft te komen zegt de onbekende op eenen zeer vriendelijken toon. Jufvrouw Elzenrijk...”
7

“...S4ft DB NEEF VAN CURASAO. vc, om, niet dewijl het regende - te flaati wachten, zonder te hebben aangefcheld naar bo- ven. De kamers van Chrisje moet gij we- ten, worden van die welke Mevrouw Palon- imer bewoont, flechts door een gangportaal ge- fcheiden; terwijl de gemeenfchappelijke ingang, die naar boven geleidt, het bovenhuis in tween ver- deelt. Ik bevond mij nog in het opgaan en op den trap, toen jk eenig gerucht ontwaarde, dat mijne opmerking wekte en duidelijker werd, naarmate ik hooger, kwam; het was eene klagende vrouwedem , die mij niet geheel n bek end fcheente zijn. Dui- delijk onderfcheidde ik, dat het gerucht bij Me- vrouw Palonnier te huis behoorde; de nieuws- gierigheid verdubbelde mijne aandacht; ik luisterde met gefcherpte opmerkzaamheid, en liep zachtjes de nog overige trappen op ; den adem inhoudende, om des te beter, te kunnen hooren: want ik was waarom zou ik dit verhelen? brandend nieuws- gierig wat er gaande mogt wezen, en wel voor- namelijk, dewijl mijne ...”
8

“...Jufvrouw Dalman hier iemand van wege hare vriendin Verschuil aan de fchuit zou gevonden hebben, die haar geleiden mogt Maar | zij zeide. mij, dat hare vriendin van den juisten tijd harer aankomst niet verwittigd was. Nu hbben wij elkander, met zoo veel ge- noegen, tot hiertoe vergezeld ;** fprak ik: mag ik nu ook het vermaak hebben, mij tot uwen leidsman aan te bieden naar het huis van den Heer Verschuil? O! met alle vermaak neem ik uw vriendelijk aanbod aan, hervatte zij: Ik wilde mij bo- vendien niet gaarne aan een vreemden wegwijzer toevertrouwen; en zoude toch, zonder gids, den weg, door Amfierdam niet kunneti vinden. Nu wandelden wij dan, na de fchuit verlaten en eene ververfching in de Beerenbijt genomen te hebben, arm aan arm de Utrechtfche poort in en de Had binnen, naar de Prinfengracht tot bij de Westermarkt. Waar woont hier ergens de Heer Verschuil ?* vroeg ik aan eenen kruijer. Verschuil zegt UEd. ? Dan moet UEd. op dien hoogen ftoep zijn, waar die fpiegeltjes...”
9

“...DE NEEF VAN CURASAO. Sa? en vervolgt tot Renberg, die roerloos en als vastgeklonken Raat, zijnen blik onbewegelijk op den verheugden grijsaard en Henrietta gevestigd houdende: ,, Nu uwe' bcrts, 'Mijnheer Ren- . berg! Zie hier, lieve Henrietta den man, van wien gij gisteren fpraakt, dien gij reeds in Rusland geiuuveld waandet, maar dien gij hier thans levend voor u ziet, en zonder wiens onverfaagdheid gij, welligt, uwen neef van der Stap nimmer zoudt gezien hebben! Wie fchildert het tooneel der eerfte vreugdevolle ontmoeting en herkenning tusfchen de twee, zoo lang en door zoo noodlottige omftandigheden, ge- fcheidene gelieven! wie hunne eerfte vurige om- helzing, na zulk een wedervinden! Wie maalt de verrasfing, de blijde aandoening j de fprakelooze verwondering en welke andere hartstogten meer, die bij dit belangrijk fchouwfpel, in de gelaats- trekken der aanwezigen, ook van den onverfchillig- ften onder hen, zigtbaar werden! Ik voor mij wil liefst mijne pen aan deze fchets niet...”