1 |
|
“...Op de boot die La Brea aandoet vond ik een vrij groot ge-
zelschap, waarbij ik mij voor het bezoek van the pitch-lake
kon aansluiten.
Bij die gelegenheid maakte ik mij voor eeuwig een vijandin.
Men sprak over de slangen die op ’t eiland te vinden waren en
de Auroe-koekoe werd mij, meen ik, genoemd als de doode-
lijkste van allen. Bijna te gelijk werd mij de naam genoemd
van een dame die zich aan boord bevond: mrs. Maraboeni,
vrouw van een daar vrij beroemd geneesheer. Daar ik steeds
met een aller-erbarmelijkste memorie te worstelen heb, vooral wat
namen betreft, had ik steeds een boekje bij de hand, waarin
ik mij onbekende namen opteekende. Door een noodlottig toeval
werden bij het opschrijven die twee namen verwisseld! zoodat
er stond: Dr. Auroekoekoe, disting. physnen: Mara-
boeni, deadly poiss sn:
Toen ik op de terugreis aan de bedoelde dame werd voorge-
steld betuigde ik hoe aangenaam het mij was kennis te mogen
maken met de vrouw van den beroemden Dr. Auroekoekoe.
Het viel mij wel...”
|
|
2 |
|
“...de aanlegplaatsen en wat teekenen van
welvaart alom!
Er had hier maanden lang gele koorts geheerscht en de passa-
giers voor Paramaribo hadden onzen kapitein weten over te
halen om, wanneer dit nog het geval mocht zijn, eenvoudig de
mail over te geven en door te stoomen. Maar de gele koorts, dat
schrikbeeld van de West, was geweken. Onze Consul kwam aan
boord en verklaarde dat er zich in twee maanden geen geval had
voorgedaan en dat men zonder de minste vrees voor quarantaine ge-
rust aan wal kon gaan. Argloos volgden wij dien raad en trokken de
stad in, om in de weinige uren die ter onzer beschikking waren,
zooveel mogelijk te zien. Wij brachten een bezoek aan het mu-
seum, dat zeker zoodanige eer niet waard is en daar de hitte ondra-
gelijk was — eene meening die men echter in Georgetown niet
dan fluisterend, ik zeg niet eens uiten maar zelfs, mag koesteren,
want ze wekt den toom der inwoners, die bij kris en bij kras
volhouden dat het er wel niet bepaald koud, maar dan toch eerder
koel...”
|
|
3 |
|
“...geconstateerd aan welke ziekte de man was
gestorven. Het kon dus wel de gele koorts geweest zijn.
Moge ons leed den armen man niet worden toegerekend! Dien
chinees namelijk, den consul gun ik een afrekening met dub-
bel krijt!
Het was gelukkig voor de passagiers dat, toen die omstan-
digheid bekend werd, die consul buiten bereik was. Ik vrees
anders dat meer dan een onzer een schoone kans geloopen
had om gedurende verscheiden jaren tot koffie met suiker ver-
oordeeld te worden op fort Amsterdam.
Wij bevonden ons in de kentering tusschen regen- en drogen
tijd en werden, zoo lang er geen tent was, eigentlijk behandeld
als bleekgoed: Eerst besproeid en dan weer in de zon gedroogd!
Maar het waren tropische besproeiingen, waarbij men moet zorgen
de jas goed toe te knoopen, wil men niet dat u die van ’t lijf
wordt gewasschen en daarop volgde dan een droogerij, waarbij
men elkaar in de eerste minuten door de opstijgende waterdampen
niet te zien kon krijgen.
De kajuit van «1’Audacieuse» — zoo heette...”
|
|
4 |
|
“...wordt men door andere kleinere stamgenooten
bezocht, die zich gewoonlijk vrij discreet op den achtergrond
houden, totdat er zich iets van hun gading in den vorm van
een doode tor of spin, of iets anders, dat bij ’t geslacht der
mieren een hooge waarde vertegenwoordigt, voordoet en dan
komen ze in dichte drommen opzetten en maken zich meester
van dien schat en sjouwen en trekken en zwoegen totdat die in
veiligheid gebracht is.
In Suriname zijn er twee instellingen waarmede ik mij bijzonder
goed kon vereenigen. Na de breakfast, zooals men de maal-
tijd, die tusschen 12 en één uur ’smiddags gebruikt wordt,
noemt, neemt men een siesta, al is het ook soms te warm om
te slapen en tegen vier uur drinkt men dan thee.
Van één tot vier uur slaapt dan de geheele stad en men zal
het niet in het hoofd krijgen om gedurende dien tijd iemand,
wie dan ook, te willen spreken, evenmin als men dat ’s nachts
bij ons zou doen. Voor het overige is de Paramaribosche bur-
ger altijd te spreken, behalve eenige dagen...”
|
|
5 |
|
“...waarvan de voorstellingen waarlijk nog
zoo kwaad niet waren.
Maar aan al deze genoegens is het in dit klimaat niet te ont-
kennen nadeel verbonden dat men ze in een besloten ruimte moet
bijwonen.
De in mijn oog eenigst dragelijke uitspanningen waren de uit-
voeringen van'de schutterij-muziek op Woensdag- en Zondag-
avond in de buiten-societeit op het Gouvemementsplein. Men
verwacht natuurlijk in de kolonie geen corps van Dunkler
of Belgische guides, maar de muziek was waarlijk
zeer goed. Daar kon men in de vrije natuur in een zeer
fraai onderhouden tuin — ik geloof haast de eenige in de ko-
lome - onder ’t genot van koele dranken (niet M te koel,
want bij zulke gelegenheden weigert de ijs- of liever koud-water
machine steeds haar diensten. En ijs, dat in alle andere W.I....”
|
|
6 |
|
“...ontkennen feit. In Paramaribo echter
vermoedt men dit slechts ten deele. Er wordt trouwens weinig over
gesproken en men zal er zich ook wel niet sterk over bekommeren.
Een dame die ik de eer had daar te ontmoeten, hield echter
het tegendeel vol en voerde als reden juist die afzondering aan
waarin men leefde, het zich niet behoeven te bemoeien met de
honderde nietigheden, die in groote steden in Europa den tijd
in beslag nemen, en waardoor voor studie en overpeinzing
zoo veel minder gelegenheid kon bestaan. Daarenboven, was
dit niet een bekende zaak en was het niet aangenomen om van
het beste op dat gebied te spreken als van Westerse he be-
schaving!
Een ander staaltje van Westersche beschaving mag ik den
lezer hier niet onthouden. In de kolonie is het verhaal trouwens...”
|
|
7 |
|
“...Een Hollander en een Europeaan
zijn bij hen synoniem. Toen ik Suriname verliet en reeds aan
boord van de stoomboot was vroeg iemand mij: «zoo! ga je
kuieren? » en toen ik antwoordde dat ik naar Holland terugkeerde
«zoo! ga je kuieren naar Europa?»
De neger en de mulat van minderen stand bedient zich gaarne
van groote woorden als hij geen neger-Engelsch spreekt. Gedurende
'mijn verblijf genoot het woord overkompleet groote popula-
riteit: «’n ovelkompreete mooie meid», «’tisoverkompreetlaat»
enz. kon men telkens hooren. De neger kent geen onderscheid
tusschen de letters r en 1 en zegt vleeselijk voor vreeselijk,
ramp voor lamp; spreekt van bleeken inplaatsvan breken
en van schelen voor scheeren enz. enz., ’t geen tot menig
qui-pro-quo aanleiding geeft.
Men kan niet zeggen dat de hoogere standen in Paramaribo
in eendracht en vrede samen leven. In dat kleine plaatsje met...”
|
|
8 |
|
“...somtijds den naam van reukeloosheid (!) verdient».
Quantum mutati ab illis! Vooral wat die «reuskeloosheid»
betreft.
Echter is de mulat in den regel niet dom en heeft grooten
aanleg voor het leeren van talen en voor muziek. Er zou dan ook
wel wat van hem te maken zijn als zijne opvoeding beter was.
Niet zoozeer wat betreft het aanleeren van lezen, schrijven en
rekenen, want aan het onderwijs op de scholen wordt in de kolonie
veel moeite besteed — maar vooral wanneer men hem in eene
andere omgeving kon plaatsen zoodat hij zou kunnen ontwaren
dat Paramaribo toch eigenlijk n i e t is het middelpunt van het heelal.
Hem ontbreekt in de eerste plaats de wrijving alleen te verkrijgen
door het aanschouwen van andere toestanden en door den om-
gang met andere menschen. En van andere menschen ziet men
in Suriname al heel weinig.
Vroeger was dat nóg minder het geval dan tegenwoordig,
nu de goudindustrie ook eenige vreemde elementen behebt met
« aun sacra fames » in Suriname heeft gebracht. Eenige Franschen...”
|
|
9 |
|
“...48
dat het door een ter dood veroordeelde in zijn vrije uren werd
vervaardigd en aan den gouverneur aangeboden, die hem daarop
gratie verleende. O die goede oude tijd! Boven het wapen prij-
ken de regels:
Mits men hier landwaerts rust;
En egter vordert ’t werk
Dat het gemeen vereijst.
Soo noemt men ’t Rust en Werk.
De zin kon wellicht duidelijker zijn en de gedachtengang
moge niet streng logisch wezen, mogelijk ook is de rijm een weinig
pover en de maat niet geheel juist, maar alles door een geno-
men, is het dichtstuk voor dien tijd, als men de warmte in aan-
merking neemt, niet van verdiensten ontbloot en met een beetje
goeden wil is de bedoeling van den dichter wel te vatten. Jam-
mer dat zijn naam niet vermeld is.
Toen ter tijde was het leven op plantage een geheel ander
als thans. Een ieder had zijn eigen jager, visscher enz. en een
welvoorziene tuin leverde allerlei groenten en vruchten op. Thans
moet, wil men ze hebben, wild en visch gekocht worden en van
de «sterkte» die steeds...”
|
|
10 |
|
“...behoorlijk gezuiverd werden
van de koe-pari, dan zou de veeteelt de beste uitkomsten kunnen
opleveren zoowel voor uitvoer naar Curacao bijv. als voor bin-
nenlandsche consumptie.
Het vleesch in Suriname toch is duur en bij lange quaran-
taines, zoo als daar dikwijls voorkomen, wordt soms de prijs
zeer hoog. Op dit oogenblik wordt, meen ik, de kolonie met
slachtvee voorzien door een koopman uit Venezuela, die voor
eenigen tijd met een dubbele lading: n.1. koeien en borstbeelden
van den bevrijder, in Suriname aankwam.
Uitmuntend voeder is er in de kolonie te over. Het beruchte
para-gras door van Raders ingevoerd, vindt men bijna
overal.
Suriname heeft voorzeker aan velerlei zaken behoefte, maar
onder die velen zijn er twee die ik in de . eerste plaats zou
willen noemen.
Hetzijneen landbouwschool met proefstation, waar-
aan een soort van refórm-school kon worden verbonden en
een bank, die hypotheek op land en voorschotten zouverleenen
op te velde staande producten.
Op die landbouw-school zouden in...”
|
|
11 |
|
“...iemand zouden kos-
teloos een paar goed ingepolderde akkers moeten worden afge-
staan tegen een klein jaarlijksch recognitie-recht, dat bijv. eerst in
’t derde of vierde jaar van de vestiging zou te heffen zijn. Zoo
noodig zou een voorschot moeten worden gegeven om eenige
levende have: geiten, kippen, later des noods een koe, aan
te schaffen. Die vestigingen zouden in de onmiddellijke nabij-
(l) Niemand hat die Schwierigkeiten einer Kolonisation mit Europaem
besser kennen lemen, als ich, aber ich bin überzeügt, dass die gelingen
muss, wenn man die bis jetzt gemachten Erfahrungen benützt, und die Miss-
griffe vermeidet. Zur Rettung eines so schonen Landes sollte man alles
wagen und kein Opfer scheuen — aber es ist nicht mehr die Zeit der That-
kraft und des eisemen Willens, der die alten Hollander beseelte.
Blz. 493 Hollandisch Guiana. Stuttgart 1881....”
|
|
12 |
|
“...64
heid van de bovenbedoelde kweekschool moeten komen, opdat
bij den directeur raad en inlichting kon worden ingeroepen en
de voor de markt bestemde producten een plaats in de boot van
de kweekschool konden vinden.
Op deze wijze zou de kleine landbouw, die in handen der
negers een wonde plek is voor de kolonie, een bron van wel-
vaart worden en tot toevluchtsoord kunnen dienen voor menig-
een die ten onzent met vrouw en kinderen niet rond kan komen.
Maar nogeens, men zal in de keus van de uit te zenden lieden
zeer voorzichtig moeten zijn. Ongelukkig melden zich voor der-
gelijke proeven juist bij voorkeur die personen aan die ’t minst
geschikt zijn.
Of dit ook het geval was bij de in 1843 aan de Saramacca
beproefde kolonisatie is mij niet gebleken, maar ook al was dit
toen niet aldus, dan nog moest die kolonisatie om allerlei rede-
nen, te veel om hier op te noemen, mislukken.
De weinige boertjes, die, aan de ziekte ontkomen, welke zoo
vele hunner ten grave sleepte, zich later in de buurt...”
|
|
13 |
|
“...uitspanning niet meer op even-
redige wijze verdeeld zijn, leidt die toestand tot bandeloosheid.
Want ook de slaven hadden hunne uitspanningen, die zelfs wettelijk
waren voorgeschreven c ter gelegenheid van hunne begravenissen
als andere vrolijkheid (sic!) of spel» en door vele meesters onbe-
krompen gegund werd.
Het zal wel bij niemand opkomen om te vermoeden dat
(1) Hoe zonderling wreed de theorie was kan blijken uit het navolgende
waaruit men ziet dat men een slaaf wettig met een wreede straf kon
laten boeten voor een gering verzuim van den meester.
Bij notificatie van 14 Maart 1781 was bepaald dat geen slaaf na 9 uur
’s avonds zich op straat mocht bevinden zonder lantaarn en een door zijn
meester geteekend billet, «zullende bij faute van dien slaven door de burger-
patrouille gerencontreerd wordende, illico geapprehendeerd en naar de For-
tresse worden gebracht; vanwaar dezelve door hunne meesters zullen kunnen
worden gelost, mits betalende eene boete van zes gulden voor iedere slaaf
en...”
|
|
14 |
|
“...69
ik een lans zou willen breken voor den toestand der slavernij
ómdat de toestand die daarop volgde voor de arme negers nóg
ongelukkiger was. Natuurlijk was het juist aan die slavernij te
wijten dat de neger ongeschikt was voor de vrijheid en die niet
kon dragen, maar te betreuren blijft het dat geen middel kon
gevonden worden om hem, voor dat hij die vrijheid verwierf,
de rioodige zedelijke kracht en ontwikkeling te geven om die
zonder nadeel voor zich zelf te dragen.
De vloek van die donkere dagen rust ook thans nog op den
West-indischen neger, die zóo lang aan gedwongen werk gewoon,
steeds blijft gelooven dat vrij zijn en niet werken verschillende
uitdrukkingen zijn voor denzelfden toestand.
Zij die meenden dat na het tienjarig staats-toezicht de neger
geregeld zou blijven arbeiden, werden weldra van hunne dwaling
overtuigd.
En geen wonder! Zou ten onzent de arbeider van ’s ochtends
vroeg tot ’s avonds laat zwoegen, zoo hij er niet toe gedwongen
werd door de noodzakelijkheid om voor...”
|
|
15 |
|
“...hebben hier de lijdensgeschiedenis van de
immigratie-maatschappij te schetsen, noch om andere geisoleerde
pogingen gedaan om te voorzien in de behoeften aan werkkrach-
ten, te verhalen.
Genoeg zij het aan te teekenen dat men weldra tot de over-
tuiging kwam dat, wilde de zaak gelukken, het bestuur de leiding
daarvan op zich moest nemen.
Hiertoe moest dan ook worden overgegaan toen onze Re-
geering in 1870 van Engeland het recht tot het invoeren van
Britsch-Indische koelies verkreeg. De planter kon nu tegen be-
taling van een betrekkelijk geringe som, plus minus f 150 of
ongeveer s/6 van de onkosten —twee vijfden betaalt het emi-
gratiefonds— voor den tijd van vijf jaren koelies in dienst krijgen.
Nu voldoet de koelie wel niet in alle opzichten aan de eischen,
die men aan een goed werkman zou stellen, en is hij in den
regel vrij lui, onbetrouwbaar, onverschillig, leugenachtig, onge-
voelig voor straf of belooning, en vaak zóo spaarzaam, dat hij
zich niet voldoende voedt en daardoor niet in...”
|
|
16 |
|
“...om immigranten. En het ligt voor de hand,
dat die verhouding steeds ongunstiger zal worden, naarmate ge-
brek en hongersnood — de eenige prikkel voor den inlander om
(1) Als staaltje van Engelsche handelswijze diene, dat, zoó als van zeer
bevoegde zijde werd vernomen, van het besluit tot schorsching der immigra-
tie geen bericht aan de Nederlandsche Regeering werd gedaan en deze dat
besluit op toevallige wijze vernam. Later, toen bleek dat de consul geene
genoegzame gronden voor zijn telegram kon opgeven, werd dat besluit weer
ingetrokken en de immigratie van koelies, echter telkens slechts voor
den tij d van éen jaar, weer toegestaan....”
|
|
17 |
|
“...8o
Spanje ten behoeve van Cuba gesloten tractaat op dat punt de
handen gebonden.
Ook in Suriname is men sterk tegen zoogenaamde vrije inmi-
gratie gekant. Ook daar wenscht men alleen gecontracteerde
arbeiders te hebben.
En voorzeker, kon men op dezelfde voorwaarden gecontrac-
teerde chineesche koelies krijgen, dan is niets natuurlijker dan dat
men aan dezen de voorkeur geeft. — Maar een gecontracteerde
Chinees kostte tot nog toe inclusief de retour-passage ongeveer
f4.50, terwijl de aanvoer van een vrijen arbeider volgens het
hierboven genoemde plan nog geen tiende van die som zou
bedragen.
Daarenboven voor hem die gecontracteerde arbeiders aan-
voert is het volkomen onverschillig wat voor menschen hij
levert, mits’ de door hem te betalen premie maar niet te hoog
zij, zoodat men dikwijls lieden ontvangt volkomen ongeschikt
voor den veldarbeid. Komt echter bedoeld denkbeeld ten
uitvoer, dan heeft de Stoomboot-maatschappij er het grootste be-
lang bij dat de aangevoerde personen goede werklieden...”
|
|
18 |
|
“...eene kolonie, die jaren lang mishandeld werd en betrekkelijk zoo
weinig noodig heeft om rijk en welvarend te worden en ook voor per-
sonen, bij wie ik steeds een vriendelijk en gastvrij onthaal vond,
de toestanden getrouw weer te geven, zoo als ik die vond en de
menschen zoo als ik die leerde kennen.
Men bedenke echter wel dat beiden zich geheel anders voor-
doen aan het oog van iemand, die aan een Europeesche maat-
schappij gewend is als aan hem die jaren lang in de kolonie ver-
toefd heeft.
Het kon niet op mijn weg gelegen zijn om hier de uitzon-
deringen te bespreken die als rari nantes in gurgite vasto hier
en daar tegen den stroom opzwemmend worden aangetroffen.
En toch bestaan, Goddank! die uitzonderingen en dankbaar kan
ik verklaren dat ik ook in Suriname kennis maakte met
mannen, wien het mij een eer is de hand te mogen drukken
en die door hunne kunde, rechtschapenheid en degelijkheid tot
sieraad zouden verstrekken aan elke maatschappij....”
|
|
19 |
|
“...schaafden toestand waarin zij verkeeren en dat zij niets liever
verlangen dan op dien zelfden voet te blijven bestaan tot dat zij
uitsterven, c Laat ze uitsterven» werd er gezegd. En met een
fatalisme, dat een oosterling zou kunnen benijden, werd er
aan toegevoegd dat was eenmaal in den loop der tijden de dag
aangebroken, waarop de kolonie uit den toestand van verval,
1 waarin ze thans verkeert, moest worden gered dit ook zonder
tusschenkomst van Nederland plaats zou vinden. Dat tijdstip te
verhaasten kon niet op den weg van het moederland gelegen zijn.
Ware het uur niet zoo laat geweest, het oogenblik niet zoo...”
|
|