1 |
|
“...%
32 OPKOMST EN VESTIGING
rechtvaardige! als in Smeeks’ dagen. Doch Lamont sloeg de waar-
schuwing in den wind. Hij het geen posten uitzetten, geen alarm
blazen en zeide, dat de menschen rustig konden gaan slapen. Zijne
huisvrouw (wij hoorden immers dat die gebeurtenis aanstaande
was) was juist van een dochter bevallen en in dien nacht van 24
op 25 November 1709 kwamen er vier Fransche barken van Mar-
tinique onder de kapiteins Du Plessis, Bome, Gaschet en Desma-
rais. Zij landden 250 man aan Dommelingdijk, die den berg op-
klommen, waartoe zij een pad door het bosch hakten, nergens
tegenstand vonden en de inwoners, die in slaap lagen, uit hun
huizen joegen. Lamont was in den vroegen morgen op zijn „nudi-
ties” en een kamerjapon aan, met een pijpje tabak het fort inge-
gaan en had de poort opengelaten. Terwijl hij met den schildwacht
op het platvorm stond te praten, hoorde hij schoten in het dorp,
zag den vijand naderen, vluchtte, tot kapitein Jan Heyliger zeg-
gende: „roep om kwartier”...”
|
|
2 |
|
“...KERK EN SCHOOL
177
raden, en onze bronnen stellen ons in staat er enkele mededeelin-
gen over te doen * *). Van het zegel der gemeente op St. Eustatius
bezit ik door de goede zorg van mijn vriend, den heer F. Bartelink
te ’s-Gravenhage, een fraaien afdruk in lak. In het midden ziet
men in puin gevallen tempelpilaren. Daaromheen, op een in
tweeën gedeelden krans, Sigillum Ecclesiae Insulae St. Eustatius
Weder daaromheen, in fraaie, scherpe Hebreeuwsche letters, de
woorden van Ps. 51,20 (vertaald, luidend:) Doe in uw welbehagen
Sion goed; herbouw de muren van Jeruzalem.
Voorts ook hier de commissarissen-politiek en wel in den ver-
scherpten vorm, als op Curasao, dat de commandeur q.q. voor-
zitter der vergadering is. Zoo althans later. In 1744 bericht Van
Essen alleen nog maar, dat de heer gouverneur, d.i. dus Joh.
Heyliger Pzn., alle vergaderingen van den kerkeraad bij woont2).
Maar 40 j aar later heet het reeds een oud gebruik, dat de comman-
deur in den kerkeraad praesideert, waartegen...”
|
|
3 |
|
“...256
DE BLOEI EN ZIJN EINDE
veel goedkooper was geworden1). En dit kwam weer door de Suri- •
naamsche suiker, waarvan de invoer naar Holland van 5000 oks-
hoofden in 1700 tot 36 a 50.000 in 1724 gestegen en die van goede
kwaliteit was*). Natuurlijk drukte dit den uitvoer uit Engeland. En
nu leverde wel is waar, gelijk wij zeiden, St. Eustatius zelf weinig
suiker, maar de planters van met name Barbados verkochten di-
rect aan ons, die het naar Europa brachten als product des eilands.
Want wel is waar stond de Engelsche suikerwet van 1739 directe
verscheping van suiker uit de Engelsche koloniën toe, maar alleen
voor in Engeland gebouwde schepen en die waren niet altijd voor-
handen, totdat in 1742 ook koloniale schepen die toestemming
kregen * 3). Maar wanneer Engeland suiker direct op St. Eustatius
kocht, bedreigde dat den uitvoer naar en den handel en de raffi-
naderij in ons land. Nu kochten de Hollanders ook voor hoogen
prijs Deensche suiker, zooveel soms dat de schepen der Deensche
W...”
|
|