|
|
Your search within this document for 'ta,na,di' resulted in 25 matching pages.
|
1 |
|
“...4 beschrijving van
field, en even zoo in 1713 In den En-
% gelfchen oorlog van 178183,_werdhet wel
bedreigd, doch vruchteloos, en ftrekte het tot
wijkplaats voor Franfche, Spaanfche en Ame-
rikaan fche fchepen.
In 1800 namen de Engelfchen Curacao on-
der hunne befcherming, nadat de Guadeloup-
fche troepen Negers en Kleurlingen het
eene maand lang deerlijk geteisterd hadden.
Bij den vrede van Amiens aan het moederhand
terug gegeven, werd het bij de fpoedige uit-
barsting des krijgs, na eenen zoo verderfelij-
ker], vrede, in 1805, aangetast door zekeren
Brit Murray welke aldaar landde en eenige
posten vermeesterde. Hij verbrandde baldadig
eenige plantaadjes aan de west- of beneden-
zode, maar werdt eindelijk genoodzaakt, met
verlies af te deinzen. Hij flierf gedurende deze
ze onderneming, en werd te Klein Curagao be-
graven.
Zoo
(*) Zie hier omtrent de befchrijving van Curagao,
Amftcrdam 1779. De kaart echter deugt niet,,
even min als die van van keulen, waaruit de groote
Engelfche kaart...”
|
|
2 |
|
“...HET EILAND CURASAO- 5
Zoo fcheen dit eiland, ondanks alle tegen-
fpoeden en de pogingen der Britten, aan het
moederland te zullen verblijven; maar onvoor-
zigtigheid en wanorde waren het, die het den
Britten deed gelukken, met vier fregatten, dit
eiland, in den vroegen morgenftond van den
1. Januarij 1807, bij verrasfing, na eeni-
gen magteloozen tegenftand, te vermeesteren.
De Engelfchen, gelijk men weet,' bleven
in het bezit van hetzelve, tot dat het aan Z. Mi
den Koning der Nederlanden op den 4.
Maart 1816, plegtig werd overgegeven, na-
dat Z. M. troepen en beambten aldaar den ij.
Januarij bevorens met het liniefchip de Prins
van Oranje en den fchooner de Haai waren
aangekomen.
*
A 3
LIG-...”
|
|
3 |
|
“...8 BESCHRIJVING VAfT
tewinden, die van alle zijden over het eiland
waaijen.
In het na- en voorjaar zijn dezelve fotntijds
zeer hevig, vooral de O. N. O. en N. W.
winden; als dan kan men zelfs, het klimaat
in aanmerking genomen, vooral des avonds,
zeggen: het is zeer koud. Zware orkanen
zijn echter niet menigvuldig. Sedert die van
17. October 1807, welke aan de gebouwen
zeer veel fchade deed, heeft men er geenen
gevoeld. Zuid-Westen en Zuidewinden, heeft
men doorgaans bij regen.
De lucht is hier droog, en de dampkring.
fchijnt met fcherpe zoutzure deeltjes ver*
mengd, echter niet zoodanig, dat dit der ge-
zondheid nadeelig zij. Veeleer fchijnt deze
gefteldheid des dampkrings toe te brengen tot de
gezondheid dezes eilstnds, en hetzelve te be^
hoeden tegen die aanftekende en verwoestende
ziekten, anders in de West-Indifche eilanden
zoo gemeen. Van daar, dat zelfs voor nieu-
welings aangekomene Europeanen, bij eene
eenigzins geregelde levenswijze, weinig gevaar
is. De geringe fterfte onder...”
|
|
4 |
|
“...worden telkens verdoofd.
Van daar, dat brand en brandftichtin'g hier
bijna onbekende woorden zijn, omdat het
met allen opzet hijna onmogelijk is, een huis,
ja een ftroohut, in brand te krijgen. Ge-
lukkig waarlijk, want de bewoners, vooral de
Negers, zijn zoo weinig behoedzaam met vuur,
dat zij het achteloos op houten vloeren latsn
vallen, of wel houtskolen vuren in een pot
tegen de houten fteilen der galerijen leggen,
zonder nadeelig gevolgiets, hetwelk elders
de akeligfte uitwerkfelen zoude na zich flpen.
Dat het den oproerigen Negers, en aan
bligh en Murray, gelukt is, eenige buitenhui-
zen te verbranden, kwam van daar, dat zij
de geplunderde gebouwen met droog maisftroo
vulden, en, die aangeftoken hebbende, de
vlam zorgvuldig onderhielden, zoodat dezelve
noodzakelijk van binnen moesten uitbranden;
die echter geheel te vernielen, hiertoe
was hunne barbaarfche vlijt niet in ftaat. **
Het bombardement, door bligh in 1804 37
A 5 da-...”
|
|
5 |
|
“...HET EILAND CURASAO. i
doordringende, wordt de bceedce der haven
zeer aanmerkelijk en de diepte grooter. De-
ze plaats noemt men het Schottegat. Hier
plagten de Engelfche oorlogfchepen te lig-
gen, die zich hier kwamen ververfchen of ge-
ftationeerd waren, en het overfchot der Fran-
fche vloot vond er, in 1796, na eenen onge-
lukkigen zeeflag, eene veilige wijk. Er kun-
nen daar, naar men rekent, ruim dertig groo-
te oorlogfchepen liggen. De Binnenbaai,
met verfcheidene rotlge eilandjes bezaaid,
ftrekt zich voorts oost-, noord- en westwaarts
in verfcheidene rigtingen landwaarts uit, en
vormt zeer fchoone gezigten. Een andere
arm der haven, heet het fVaaigat, en eindigt
in het oostelijk binnenwater, dat aan het ein-
de geheel waadbaar is.
Beoosten St. Annabaai, ligt de Carracca's
baai, mede vrij ruim en niet verre van de
Tafelberg; aan en in dezelve ligt een fort,
waarop eenig garnizoen met een Luitenant
is. Dit fort zoude zeer fterk zijn, indien
een achterwaartsch liggende berg hetzelve...”
|
|
6 |
|
“...moet men zich, vooral een vreemdeling, wach-
ten in den regen te loopen. 7- Deze, en de
dikwijls koude avondlucht, brengen vaak kou-
de koortfen en buikloop te weeg.
Zelden jdondert het, en nog zeldzamer doet
zulks fchade. Indien het echter gebeurt, le-
veren de, door de bergen driewerf teruggekaat-
lte donderflagen een ontzagverwekkend tooneel.
Zoo weinig verwisfelend de jaargetijden zijn,
zoo gering is ook het verfchil van zons op- en
ondergang. Steeds ziet men dat glansrijk
licht even voor pf na zes uren fchijnbaar ver-
rijzen en in de kimmen duiken.
Ten blijke van het weinig verfchil .van zons
op- en ondergang, dient de bijgevoegde tafel.
VEH'...”
|
|
7 |
|
“...niet
in de (tad vernachten, maar des avonds naar
het Grootkwartier of Ruiterskwarcier wijken.
Nu wonen zij overal, en genieten alle moge-
lijke vrijheden. De Gouvemements Inter-
preter dovalle en de Procureur ricardo
zijn beide Joden.
In de Breedeftraat is eene poort, de Bur-
gerwacht spoort genaamd, omdat de burgers daar
de wacht houden. Hierbij is ook de Weeska-
mer. Deze poort wordt des avonds te 9 uren
gefloten, en niet dan met het dagfchot geo-
pend dan m poortgeld, als voor 1 uren 2,
en na dien tijd, 4 realen voor ieder perfoon.
Buiten de poort, is eene groote vlakte, tot
het houden van militaire exercitin dienftig.
Digt bij het fort, vindt men vier huizen, het
oude kerkhof en de diaconiefchool. Verder oost-
waarts op heeft men vleesch- en vischmarkt, te-
gen den zeekant, waar bevorens eene batterij
was, de Krommelijn geheeten; van daar komt
men op Pietermaai, een dorp, of liever eene
vorftad, met eene dubbele ftraat en goede
huizen voorzien, zich een klein half uur gaans
ver ui...”
|
|
8 |
|
“...allerhande rigtingen over en weder varen,
levert geen onaardig fchouwfpel op, vooral van
een verheven ftandpunt,
Sommige dier pontjes kunnen 12 tot 16
perfonen bevatten; eenige hebben kleine zei-
len, en gaan vrij goed bij en voor den wind,
De allrgrootfte worden tot waterhalen gebe-
zigd. De visfchers bezigen kleine kanos
voor x, 2 tot 4 man gefchikt, en wagen zich
met deze ranke vaartuigen zelfs in zee, wel-
ke doorgaans vrij kalm is. De Spanjaards noe-
men die doorgaans Mare del Norte of Mare
di Venezuela.
De huizen zijn meestal uitwendig in den-
zelfden fmaak als die in Holland, met fchuin-
fche daken en gevels. Allen zijn van fteen
gebouwd, het zij van Hollandfehe klinkers of
van klipfteen, doorgaans, vooral in het laatfte
geval, met dikke muren. De huizen, van
klipfteen gebouwd, zijn echter niet zeer fterk,
om...”
|
|
9 |
|
“...ligt grootendeels rond-
om de baai, Noord- en Oostwaarts van de ftad,
en is in drie districten verdeeld, waarvan
ieder eenen wijk- of districtmeester heeft. De-
ze afdeeling beftaat uit verfcheidene nietgroo-
te, maar welbeplante tuinen of plantaadjen,
de meesten van goede waterputten voorzien,
van waar het water, vooral uit die, welke
aan de baai liggen, naar de ftad vervoerd
wordt; iets, dat zeer-noodig is, het meest bij
droogte, daar het zeewater natuurlijk brak en
het aantal regenbakken verre na niet toerei-
kend is, De fchepen nemen ook van daar
water in. De voornaamften, die dit leveren,
zijn BRAKKESMID ASCIENTO, VALENTYN en
martin. In dezen omtrek, vindt men de
meeste Cocosboomen.
3. Veel uitgeftrekter dan deze, is de Oost-
divifie, in drie districten verdeeld. In de-
zelve, vindt men de reeds gemelde Caraccas-
bciai en het fort, den Tafelberg, de Rondeklip
en de Oostpunt. De plantaadjen zijn er
niet zoo talrijk als in de Middeldivifie, maar
ook veel grooter y en de menigvuldige...”
|
|
10 |
|
“...EILAND CRA£A. 33
tot vier voeten lang hebbende aan het dikHe van
het ligchaam eenen omtrek van acht of twaalf
duim. Het hoofd is klein, in de hoogte ge-
wipt en een weinig langwerpig uitloopenden
Tusfchen de oogen, loopt eene breede* diepe
groef, geheel met eelt bedekt. De oogeh
zijn middelmatig groot, aan iedere zijde van
het hoofd flaande, en naar voren gekeerd. De
kaken zijn, gelijk de hals, kort en dun. Boven
op den kop, heeft het eene beweegbare kroon
of eenen kam met verfcheidene punten di
tot digt bij den Haart voortloopen. *** De
kleur is vuil graauw, aan den buik vuil
wit. De Haart, bijna veel langer dan het
lijf, is zenuwachtig en met een aantal gele-
dingen voorzien, met knobbels bezet, en in
eene fcherpe punt uitloopende. De pooten Zijn
kort, de klaauwen van voren met vijf vingers
en nagels voorzien die eenigen zweem van
een kinderhand hebben. De achterpooten heb-
ben vier vingers en nagels. Dit in den eer-
den opQag affchuwelijk dier leeft in het kreu*
pelbosch, en bij de...”
|
|
11 |
|
“...zeezwaluw is daar niet minder talrijk.
Zonderling is, dat deze beide dieren, jong
gevangen, tam gemaakt kunnen worden;
Slangen zijn er weinig, en meest tot het
gedacht der Colubers behoorende, doch geens*
zins gevaarlijk. De hoepelflang, die, willen-
de voertloopen, den Haart in den bek neemt,
en zoo om wentelt, verdient alleen in aanmer-
king te komen. Ook zijn er drie foorten van
fcorpioenen, roode, grijze en zwarte; de laat.
fte zijn de gevaarlijkfte, en derzelver beet kan
noodlottige gevolgen na zich flepen, ja zelfs
den dood, indien men niet fpoedig gepaste
middelen aanwendt. Gevaarlijker' is de affchu-
welijk leelijke duizendbeen, die fomtijds een
el lang is, en welks beet heete en ilepende
koortfen voortbrengt. Deze bevinden zich
doorgaans bij oude muren, vooral in pakhui-
zen, waar brafiliehout bewaard wordt.
C 3
Dui-...”
|
|
12 |
|
“...tegengift, om fpoedig het vergift uit
te braken, wanneer men doorgaans binnen wei-
nige dagen herfteld is. Aan de koeijen,
paarden enz., doet men limoenfap ingeven,
waardoor zij, bij fpoedige hulp, gered worden.
Rupfen en kapellen zijn hier niet zeer tal-
rijk noch fraai, alleen de groote Oleander rups
uitgezonderd, die fomtijds 6 duim lang, 1
duim in den omtrek en zes en dertig geledin-
gen heeft, beurtelings oranjewit en koren-
blaauw; de rug en huid is zacht gelijk flu-
weel. De kapel is verre na zoo fchoon niet,
wit met gele vlekken.
Eigenlijke muskiten zijn hier, uit hoofde
van het gebrek aan zoet water, weinig of
C 4 niet,...”
|
|
13 |
|
“...HET EILAND CURASAO. 47
der worstelen. Menigmaal hangt dezelve als
verzengd met de bladeren tegen den grond;
doch behoudt zij Hechts eenen levenden wor-
tel, en komt er genoegzaam regen, dan fpruit
zij op nieuw weer uit, en fchijnt in kracht
en fterkte door de onderdrukking toegenomen
te zijn. De mais is een gezond voedfel; zij
verflrekt hier tot fpijs voor ieder, vooral voor
de Haven, en geeft, even als in Europa de
aardappelen, de grootfle vervulling. De
mais is zeer vruchtbaar, want eens eene Ta-
poes of Aar tellende, die niet van de aller-
grootfle was, telde ik meer dan 4000 graan-
korrels in dezelve.
Tot dus verre de Heer k. van eekhout.
' Behalve de kleine mais, teelt men ook de
groote mais of Turkfche tarw, die een witter
meel uitlevert; doch dezelve is niet zeer al-
gemeen.
De groote mais of Turkfche tarw is meest
aan dezelfde infekten onderworpen als de klei-
ne mais, en wat het flimHe is, dezelve kan
geene droogte verduren. Somtijds plant men
tot drie of vier keer op dezelfde plaats...”
|
|
14 |
|
“...ET EILAND CURASAO. 53
tt vruchten, vindt men het geheele jaar door,
doch het overvloedigst in en na den regen-
tijd, wanneer men 100 goede oranje appelen
voor 3 of 4 realen (12} of i6j ft.) en 100
limoenen voor 5 of 6 ligte Huivers, waarvan
de 72, 50 ft. Boll, doen, verkoopt. Van
hier, dat men die tot fchoonmaken van hou-
ten tafels, vloeren enz. bezigt, iets, hetwelk
men in Europa wel zou laten.
De Pompelmoes en Adamsappel, eene foort
van chinaasappel, ter grootte van een zes ponds
kogel, groeijen hier in kleiner getal, als me-
de zoete en zure citroenen, waarvan men ech-
ter weinig werks maakt, omdat limoenen be-
ter zijn.
De tamarinde, deze, in de gewijde gefchie-
denis zoo beroemde boom, verheft zijne prach-
tige kruin in bijna alle tuinen op dit eiland.
Dezelve is hoog als een notenboom, doch
doorgaans dikker, grooter en lommerrijker;
de bladen zijn donker groen, uit negen tot
twaalf paar kleine blaadjes beftaande, even als
van den gouden regen. De bloemen hangen in
< kleine trosfen...”
|
|
15 |
|
“...HET EILAND CURASAO. 57
eetbare noot bevattende, doch die door een
verfrisfchend flijmachtig vleesch omgeven is.
Deze boom is hier zeer talrijk* De wijfjes-
boomen dragen alleen. Even groot of groo-
ter is de macaque of apeapruim, waar van
verfcheidene foorten zijn. Deze leveren eene
kleine, gele, niet onaangename, maar juist niet
zeer gezonde pruim op. Beide deze boomen
verliezen, na gedragen te hebben, hunne bla-
deren, en verkrijgen tegen November eerst
bloefem, en dan blad.
De Mamai of Mammaal is een groote regt-
ftammige boom, met donker groene, dikke,
glinfterende bladeren, naar die van den lau*
rierboom gelijkende, en fteeds twee aan twee
groeijende. De vrucht gelijkt naar den mis-
pel, maar is hard vleesachtig, en bevat een
kern, twee derden van de vrucht zelve groot.
Deze kern wordt voor vergiftig geacht.
Het goede en kwade paart zich in de West-
Indien dikwijls te zatnen. Zoo is b. v. de
fchil of peul der Jamaica boon vergiftig, en
voor fchapen, die daar van eten, doodelijfo
De...”
|
|
16 |
|
“...HET EILAND CURASAO; 6i-,
procumbens linn.) waarvan men drie foorten
telt, doch hier flechts twee vindt, de grijze
mangle of (conocarpus erecta') en de roode
of water mangle. Deze boom, vindt men
overal aan de baaijen, bijzonder in de St. An-
na baai, rondom de kusten en eilanden.
In dit eiland noemt men denzelven Palode-
mango, en bij de Indianen Guaparaibo. De-
ze boom groeit zelden hooger dan twintig
voeten, en heeft i* voet diameter aan den tronk..
Verward loopen de takken* wier fcbors bruin-
achtig grijs is, onordelijk naar beneden; het
dunde einde daalt in het water, en vormt op
de blinde klippen en fteenen nieuwe wortels,
wier jeugdige takken weder opfchieten, ne-
derdalen, zich vestigen en alzoo van eenen
boom een ondoordringbaar bosch vormen. De
hiervoren gemelde kleine oester zet zich aan
deze nederhangende takken verfpreidt daar der-
zelver kuit, en leeft er met haar talrijk gedacht;
van daar dus, dat men de oesters willende
vangen, den beladen tak moet af kappen, of
wel de...”
|
|
17 |
|
“... de Herba Sangoura en de Flos-
fanjo worden veel gebruikt.
Indigo plagt hier veel geteeld te worden,
waarvan de overblijffelen der bakken getuigen
dragen. Tabak groeit er bijna niet, en het
weinige fuikerriet, op Porto Maria, St. John
en St. Pedro aan den Westkant geteeld, deugt
tot niets dan tot melasfen en vrij flechten rum.,
De Alo, te weten de groote Amerikaanfche,
is op Curagao zeer menigvuldig. Uit het
midden der plant Hijgt de prachtige, met gele
bloemen rondom verfierde fteng, welke, na
verdord te zijn, zeer goede (lokken voor be-
zems en raagbollen oplevert. De bladeren
worden gebruikt om (leenen vloeren fchoon te
maken. De kleinere foort, fchoon met fraai-
jere bloem verfierd, groeit in groote menigte
langs de wegen, zonder dat daarvan ander ge-
bruik gemaakt wordt, dan om met de blade-
ren de vloeren en tegels te fchrobben, en de
heiningen aan te vullen.
De Alo, te weten de groote Amerikaan-
fche, wier fteng fomtijds 20 en meer voeten
hoog is, ftrekt nog tot een ander zonderling^...”
|
|
18 |
|
“...als Euro-
pefche dienstboden, het huis-, kook- en naai-
werk verrigten. Deze worden doorgaans goed
gevoed en gekleed, en zijn er, als zij zich
wel gedragen, en de gunst hunner meesters
of meesteresfen weten te winnen, beter aan
dan menige dienstboden in het Vaderland. Ver-
huurd wordende Negers en Negerinnen kun-
nen, indien zij hunne huurpenningen geregeld
opbrengen, bijna als vrije lieden worden aan-
gemerkt. Buitendien gebeurt het dikwijls, dac
zij door gunst der meesters of door eigene
vlijt, na een zeker verloop van jaren, vrij
verklaard worden. Een groot, ja te groot
ge-...”
|
|
19 |
|
“...vooral die der fchoone
kunne, hier nog verre van voltooid is, zoo
mist de verkeering hier doorgaans die leven-
digheid welke in F rankrijk en Nederland plaats
heeft, en dit te meer, daar de vrouwen zich
na den maaltijd, en zelfs doorgaans van de
mannen, verwijderen, eii de laatften dan in
wijn en drank enkel hun eenig vermaak moe-
ten zoeken;
Deze gewoonte, en ook het laat eten, is
door de Engelfchen hier ingvoerd. Ge-
woonlijk neemt men s morgens niets dan een
weinig koffij met een ftukje brood. .Ten io
of ii ure, gebruikt men een hartelijk ont-
bijt, naar gelang van het vermogen; te 3,
4 of 5 uren, wordt het middagmaal gehou-
den, en des avonds is het foup zeer een-
voudig.
Daar alle openbare bezigheden van s mor-
gens tot 3 uren des middags duren, zoo is dit
late middagmalen noodzakelijk. Na vier uur
zal men weinig bezigheden zien verrigten.
De inboorlingen liaan meestal met het .aan-
F br^-...”
|
|
20 |
|
“...fa BESCHRIJVING VAN
breken van den dag ten 5I of 6 ure op, maar
gaan ook tijdig naar bed. Het is eenen Eu*
ropeaan te raden, zulks na te volgen. Men
neemt ook veeltijds een middagflaapje gedu-
rende het heetfte van den dag.
Openbare vermakelijkheden zijn hier niet
Eene Sociteit van Heeren, en een Departe-
ment tot Nut van t Algemeen, uit 124 of
25 leden beftaande, is er nieuwelings in 1817
opgerigt, en ftaat onder de befcberming van
den Gouverneur.
Wekelijks komt er eene Courant uit in
het Engelsch en Hollandsch; het verdere nieuws
moet men in de pakhuizen of aan de waag,
of van inkomende vaartuigen vernemen, zoo
wel als de kleine gebeurtenisfen van den dag.
Deze laatften leveren wel het meeste gefprek
I op; de Cura^aonaars zijn van babbelzucht niet
i vrij te fpreken: dit gebrek heerscht hier, ge-
I }ijk elders en bij mangel van beter onderhoud,
fpreekt men kwaad.
Op de viering van den zondag, valt niet
veel te roemen. Men koopt en verkoopt er
dan als op iederen anderen dag. Des fatur-...”
|
|
|