|
|
|
1 |
|
“...niet dat de opvoeding des gees-
tes die van het lichaam naar den achtergrond drong. Deel
te nemen aan de uitspannende spelen zijner kinderen was een
der meest geliefde uitspanningen van den vader-zelf: te mid-
den daarvan gevoelde zijn frisch gemoed z;ich-zelf nog kind.
Den een-en-twintigsten Mei 1822 zag een vierde zoon des
Princen van Oranje het levenslicht, doch dit oudergeluk was
slechts van korten duur: Willem Alexander Frederik Ernst
Kasimier daalde reeds als wichtjen van vier maanden ten grave.
Twee jaren jaren later, den achtsten April 1824, werd die
wonde van het ouderhart gezalfd door de geboorte eener
dochter, Princes Wilhelmina Maria Sofia Louisa, weldra als
aanvallig kind, en vervolgends als Vorstelyke Jonkvrouw,
en als beminde gade van een erfgenaam der Groothertoog-
Iyke kroon van Saxen-Weimar-Eisenach de oogappel van
haren vader, en niet minder van hare broeders.
1 Prof. Bosscha....”
|
|
2 |
|
“...zwart-witte pluimbossen gekroonde lijkkoets, vr het sta-
cion, geplaatst, en een half-uur later was ook de Koning
daar, den langen rouwmantel die evenzeer door de
hem vergezellende Vorstelvke personen werd gedragen *
over de Admiraals-uniform geslagen. Met Prins Frederik
Karei van Pruissen, Prins Alexander, en Prins Herman van
Saxen-Weimar broeder van wijlen Princes Amalia
zette hy zich in zijn met acht paarden bespannen koets, en
volgde toen achter het lijk in den somber-statigen tocht ten
grave, onder geschutgeknal, klokgelui, en treurmuziek.
De toren der Nieuwe-kerk had even het middag-uur gesla-
gen, toen de rouwstoet op het door militairen afgzette plein
kwam, en de lijkwagen voor de deur der kerk stil hield.
De Vorstelyke personen stegen uit hunne rijtuigen,1 en
schaarden zich om de rouwkoets, allen met ontdekten hoofde.
1 Op s Konings rijtuig was dat van Prins Frederik met den Prins van
Wied gevolgd....”
|
|
3 |
|
“...edelen aart en den
rijken arbeid des ontslapenen, hem aan den rand des graf-
kuils toeroepende: Vaarwel dan, Hendrik de Goede! trouwe
zoon van Oranje, cieraad en vreugde van uw Huis, zege-
nende engel van de armen en van gantsch Nederland.
En van den doode zich tot de levenden wendende:
Grijze Vorst! die reeds zooveel hebt overleefd vrede
zij uwen levens-avond, te midden uwer dooden die u wen-
ken, maar ook te midden uwer levenden die. u verblijden,
en waarvan eerst het vierde geslacht u ten grave brenge.
Jeugdige Prins! gy beweent hier uw voorbeeld: een edele
naast den throon. Wees en blijf dat nog lang....”
|
|
|