Your search within this document for 'kon' OR 'bin' resulted in 39 matching pages.

You can restrict your results by searching for kon AND bin.
 
1

“...Regent..............................................121186. s Princen optreding. Het Groothertogdom Luxemburg. De maatschappij Billiton. Huwelijk met Princes Amalia. Het paleis te Walferdingen. Huiselyk leven. De Koning te Luxemburg. Herziening der Grondwet. Spoorwegen. Onderwijs. Muziek. Vooruitgang s lands. Intochf en verblijf op Soestdijk Eerbied voor herinneringen op Soestdijk. Gevaar voor Luxemburgs zelf- standigheid. Luxemburgs zelfstandigheid gewaarborgd. Stichting van het Kon. Grooth. instituut. Schenkingen van den Prins. Suz-Kanaal. Port-Said. s Princen stichting te Port-Said. Opperbevelhebber der Nederlandsche vloot. r Stoomvaartmaatschappij Nederland. s Princen ondersteuning aan de maatschappij. Princes Amaliaas kwijning en dood. Rouw over den dood van Princes Amalia. Nieuwe Stichtingen in Luxemburg. De maat- schappij Zeeland. S Princen werksaamheid. s Konings getui- genis van den Prins. Spoorwegfeest te Echternach. Prins Hen- driks-stichting te Egmond...”
2

“...4 SOESTDIJK. heerschzucht van een Lodewijk den Veertiende straf op den stang reed zoo bereidde een andere Prins van Oranje den waerelddwinger Napoleon een onherstelbare nederlaag. De veldslag by Waterloo was s Keizers val; het behoud van den kruisweg, waarlangs het Pruissische leger zich met het Engelsche vereenigen kon, was de vigilie van dien hei- ligen vrijheidsdag. Dat dankte Europa aan den onverschrokken heldenmoed van Willem George Frederik, oudsten zoon van Nerlands Koning Willem den Eerste. Gantsch Nederland trilde en tintelde van dankbaarheid, en de Koning was'de eenvoudige vertolker daarvan, toen hy, in overeenstemming met de Volksvertegenwoordiging, in N. 41 van het Staatsblad van het Koninkrijk der Vereenigde Nederlanden dekreteerde: WET, waarbij het Domein van Soestdijk wordt afgestaan en opgedragen aan den Prins van Oranje, met bepaling dat in hetzelve Domein eene gedenkzuil zal worden opgerigt. Gearres- teerd den 8sten Julij 1851, N. 3. Wij Willem, bij de gratie Gods Koning...”
3

“...beslissend gegolden had, was daar tot zijn paleis ingericht. Zoo liefelyk als de herfst was geweest, zoo fel werd de winter. Reeds met het einde van November kwam de vorst,, die zich by voortduring' met scherpte gelden deed, vooral in het laatst van December met snerpenden wind. Daar klonk in de nanacht tusschen Donderdag en Vrijdag den acht-en-twintigsten en negen-en-twintigsten December plotselyk de angstkreet brand! Te sterke verhitting der verwarmingsbuizen had een ontploffing veroorzaakt, en bin- nen weinige minuten sloegen de vernielende vlammen het. paleis des Princen van Oranje uit. Naauwlyks meer dan tijdig werden de bewoners gewekt en gewaarschuwd, en niet dan met moeite ontkwamen zy het doodelyk dreigend gevaar. Binnen drie uren tijds lag het paleis met belendend hotel der Staten-generaal en nog een ge- deelte van den linker vleugel van het kolossaal gebouw in rookend puin, doch toen was de Princes met hare kinderen ter- wijl heur gemaal op het terrein des onheils bleef in vei-...”
4

“...Rebecque de Villars. Deze mocht ook zijn naam in Hollandsche ooren luiden als die van een vreemdeling was te s Gravenhage gebo- ren, even als zijn vader, de Generaal Guillaume Anne de Constant Rebecque de Villars, wien de stadhouder Prins Willem de Vierde had ten doop gehouden; zijn moeder was een Geldersche Edelvrouwe, en zijne voorouders hadden ge- durende verscheiden geslachten hun deel gehad aan den roem, door de wapenen der Nederlandsche Republiek behaald te land en ter zee. Zuidnederland kon worden gewezen op Heerlyke goederen, door de Constants sedert drie eeuwen be- zeten in het oudnederlandsch gewest Artois, 1 en op ver- maagschapping door echtverbintenissen met de adellyke Huizen der Graven van Lens, van Bethune, van Croy, en anderen, in een tijd toen nog geen kerkverschil de Geslach- ten van elkander verwijderde, die of de Hervorming omhelsd hebben, of Rome zijn getrouw gebleven. De gkozen Edelman was Majoor by den Algemeenen Legerstaf, had veldtochten in' Duitschland en Itali...”
5

“...14 ORANJES OPVOEDINGSSYSTEEM. ner zonen had de Prins van Qranje een gevestigde overtui- ging, en over de wijze waarop, naar zijn oordeel, de vaar- digheid kon verkregen worden om duidelyk en met nadruk zijne gedachten in schrift te brengen, of gelijk hy het noemde goed te redigeeren, heeft hy zijne denkbeelden schriftelyk geuit. Wat de zedelyke opvoeding betreft Cicero zeide hy heeft fraai over Plichten geschreven, maar de christe- lyke zdeleer omvat alles, en die is de onze. 1 Zo degelyk onderscheidde de Prins van Oranje aldus de zedeleer van de dogmatiek. Een ander gedeelte der opvoeding maakte hy tot het on- derwerp eener afzonderlyke memorie het godsdienst- onderwijs. Hy stelde niet alleen hoogen prijs op godsdien- stige indrukken daaglyks moesten de jongen Princen hun morgengebed doen by hun vader maar ook nam hy-zelf de taak op zich om hun de leidingen Gods in de lotsbe- stemming der Isralieten als de grondbeginselen der christe- lyke bybelleer te doen kennen; en is een tijd...”
6

“...INWIJDING DER OOSTERDOK-SLUIZEN. 17 gen later, op zijn tienden verjaardag, werd hy door zijn Ko- ninklyken grootvader verrast met de benoeming tot Adel- borst der eerste klasse. In 4832 was de sluis voltooid, en kon het dok feestelyk worden ingewijd, waartoe Saturdag de vijfde Mei was be- paald. De nieuw gebouwde korvet van oorlog VanSpeyk, 1 nevens de nacionale kleuren met nog een ontelbaar getal vlaggen van allerlei volken gecierd, zou de doorvaart ope- nen. Nerlands Admiraal, Prins Frederik, was daartoe aan- wezig, vergezeld van zijne drie jeugdige neven en Prins Adalbert van Pruissen. Ten half twaalf nam een raderboot, waar de muziek der stedelyke schutterij zich deed hooren, de voor s 'Rijks werf liggende Van Speyk op sleeptouw, onder het gebulder van het geschut, en weldra zag men het vlaggende fregat, met de manschappen in de ra, de sluis naderen. In het gal- joen, naby het borstbeeld des onsterfelyken heids, herkende men aan de rood-zwarte kleeding een achttal burgerweezen, nevens...”
7

“...dit afzijn van geen langen duur heeten. Den negentienden July was de Nehalennia weder binnen, en reeds den volgenden dag lag de liefhebbende zoon in de armen zijner gelukkige moeder, terwijl hy zich een paar da- gen later naar Tilburg spoedde, om zijn vader te omhelzen. Een blijden zonnestraal gelijk, strekte de vreugde der weerkomst zich weldra over geheel Soestdijk uit. En straks volgde er een nieuwe vreugdedag. Huiselyk was het op het Loo; huiselyk op Soestdijk; en ht voorbeeld van het eerste kon niet zonder invloed blijven op het laatste, en heeft ten minste op en punt tot bepaalde navolging uitgelokt. Op het Koninklylc lustgoed bevond zich een boerderij in miniatuur, waar de beminnelyke, levenslus- tige tante der Princelyke telgen, Princes Marianne, in hare onbevangen jeugd, tot nog wel ongeveer een tiental jaren toenmaals geleden, met kinderlyke vrolykheid het Hollandsch boerenbedrijf had uitgeoefend. Zulk een gelegenheid, der vrije ontwikkeling in de frissche natuur bovendien zoo b...”
8

“...BOERDERIJ EN JACHTHUISJENS. 21 sten steen legde aan het kleine gebouw, sinds den naam boerderij van Princes Sofi dragende, en dat van nu af het middenpunt der spelen van haar en hare jeugdige broe- ders kon worden genoemd. Klompjens aan de voetjens, en een met koper gemonteerd juk en melk-emmers 1 op de schouders, leerde het beminnelyk kind daar in den met twee koeien bezetten stal het nacionaal bedrijf van melkerij en zuivelbe- reiding, te midden der jongensplagerijen harer .broeders. Prins Hendrik onder anderen misschien wel onder den aandrift van mastklimmen vond er een ondeugend genot in om naar de hild de berglaats voor hooi en andere zaken, boven de koeien te klimmen, en alles wat hy er vond naar beneden te werpen. Achtereenvolgends ontfingen echter de knapen nu ook een aan hunne eigene uitspanningen passend terrein. Den eer- sten Augustus 1834 legde Prins Alexander der eersten steen aan zijn jachthuisjen, en den zeven-en-twintigte dier zelfde maand volbracht de Erfprins die zelfde...”
9

“...hem- zelf bestemd, en dat er merkwaardig boven allen geworden is, toen later zijn onvergetelyke vader plotselyk door den dood werd wechgerukt. Zijn treurende moeder koos zich dit kleine gebouw tot een heiligdom. Het werd tot een plaats van godsvereering gewijd: de Koningin-weduwe deed het mrichten tot eene kapel, waar zy hare gemoedsaan- doeningen kon uitstorten in de vormen, die het geloof harer vaderen de Grieksche Kerk haar tot een behoefte had gemaakt. Er ligt iets diep aandoenlyks in die keuze: de nagedach- tenis des beminden afgestorvenen aldus op het naauwst ver- bonden met die aan den beminden levende, die zoo licht het slachtoffer kon worden van een verraderlyk element....”
10

“...56 TE DJOKJOKARTA. Minder gunstig was het oordeel over de Rijksgrooten, voornamelyk over de onafhankelyke Princen: mocht men hun meer zelfstandigheid kunnen toeschrijven zij waren op verre na niet op die trap van beschaving en opvoeding als die van Solo. Evenwel was de eerbiedige vereering van Djokjokartaas Hof niet minder. En dat kon ook niet anders. De fijne, zachte blik van den Nederlandschen Vorstentelg, dat weekblaauw kristal vol innige diepte, te sprekender by zijne edele gestalte, zoo goed uitkomende in de schilderachtige zee-uniform, moet noodwendig op de donker-oogige Insula- ners een eigenaartigen, aangrijpenden indruk hebben gemaakt.....”
11

“...TE BATOR. DE DOODSVALEI. 59 Vervolgends ging de tocht verder langs den door djatiboo- men overlommerden weg naar Bandjar Negoro, dat vier- duizend voet boven de zee gelegen is, en waar men des nachts zeer goed een wollen deken kon velen. Scherper nog was de koude te Bator, xcals zes-duizend voeten hoog gele- gen, het hoogst bewoonde oord van Java. Des avonds zat men bij een groot vuur, en des nachts kon men niet slapen van wege de koude. Men vond des morgens ijs van een driegul- den dik, iets bijna ongelooflijks op Java. Het bestijgen, te paard, was moeielyk geweest nog moeielyker werd nu het afdalen, tien uren lang, maar men deed dit met genoe- gen om weder in de warmte te komen. By het overtrekken van het gebergte Djeng genoot men, onder de rijkste afwisseling der prachtigste natuurtooneelen, byzonder van het gezicht op de donker-appelgroene wateren van het Telaga 1 Mindjier, en nog meer van den veelkleu- rigen, door het weelderigst bergwoud omzoomden water- spiegel van het Telaga Warna...”
12

“...60 TJANDI BORO-BOEDOER. val: men kon op de daarin geworpen dieren geene de minste werking der stiklucht bespeuren. De Prins, voor mewarigheid zoo vatbaar, zal er zich wel niet over hebben beklaagd. Ten deele door het Bageleensche te rug, trok het reisge- zelschap naar de rezidencie Ivadoe, wier hoofdplaats Magelang den drie-en-twintigsten July werd bereikt. Een paar dagen later maakte men van hier een uitstap naar Boro-Boedoer, waar zich de te recht beroemde tjandi of tempel van dien naam bevindt. 1 Het was een schoone reis. Van Magelang reed men zuid- waart tot naby Pasangan, en trok toen de sterk stroomende Progo over, aan wier westelyken oever zich een vruchtbare, weelderige vlakte uitstrekt. Daar, op de kruin van een kogel- vormigen heuvel, door zijne gedaante daartoe als aangewe- zen, verheft zich het reusachtig bouwgewrocht, welks vier- kante grondslag aan ieder zijner zijden byna honderd twee- en-vijftig Nederlandsche ellen meet, en dat in den ganschen eindeloozen rijkdom zijner...”
13

“...Oranje had hem mege- deeld dat Prins Hendrik een brief had voor Lord Auckland, dien hy in persoon moest overgeven. De Heer Ross sloeg een reis in palankijns voor, waartoe hy bereid was om alle maatregelen van voorzorg te nemen. Na rijpe overweging was de bedachtsame Kapitein Arrins van oordeel dat de reis naardeopperprovincin voorZijn Koninklijke Hoogheid, die den leeftijd had bereikt dat een dergelijke tocht voor hem, vooral naardien hij nog zoo kort te voren Java had bezocht van onschatbaar nut kon zijn, en dat een dergelijke gelegen- heid, indien zij nu werd verzuimd, zich later welligt nim- mer zou voordoen. Ook de gunstige inwerking van het kli- maat op het scheepsvolk woog by den waardigen Komman- dant, en alzoo werd, na overleg met den Prins, hetvriende- lyk voorstel aanvaard. Met een goevernementsjacht, door een stoomboot gesleept,, vertrok men den zesden December naar Barackpore, vanwaar op den tegenoverliggenden rechter oever der Ganges, de land- tocht den volgenden morgen in noo...”
14

“...Thames met een ander vaartuig achter zich een zeer vrolijk en luchtig drijvend verblijf de Ganges af, en voerde aldus den Prins met de zijnen naar Calcutta te rug. Daarmede was de zoo belangvolle en leerrijke reize door Britsch-Indi dubbel leerrijk, naardien zy op die door Nederlandsch-Indi onmiddelyk volgde afgeloopen. Den acht- tienden February was men weder aan boord, zakte den vol- genden dag den Ganges af, en ankerde den tweeden Maart voor het oude vervallen Madras, dat zich nochtans kon be- roemen op het bezit van een allerprachtigst paleis, en waar de ontfangst door Lord Elphinstone hoogst hoffelyk was. Den dertienden April werd het anker weder gelicht....”
15

“...VIII. Na de niet geringe vermoeienissen, verbonden aan een ruim anderhalfjarige reize, die niet minder land-dan zeetocht kon heeten, mocht er thands wel eenige rust worden genoten, hetgeen >s Princen bevordering nochtans niet in den weg stond: by besluit van den twaalfden Juny 1839 werd hy tot Kapitein-Luitenant ter Zee benoemd. Nu werd het wer tijd om de verdere oefening in zijn vak voort te zetten, den kring zijner kennis uit te breiden. In het begin van September lag in de haven de oorlogs- bodem De Rijn, weleer vier-en-veertig vuurmonden voerende, thands herschapen in een fregat van vier-en-vijftig stukken. Men had het op de sleephelling gezet, midden doorgezaagd, en er een el of tien tusschen-in gevoegd, zoodat het nu een voor dien tijd zwaar en sterk fregat was. Den zevenden September lag het op de reede, bestemd voor een reis naar de Middellandsche Zee. De bestendige afwisseling van sche- pen en het verkeer op dezelven is voor zeelieden een onge- meene prikkel om den naijver op te...”
16

“...dat op De Rijn alles even goed of nog beter ging dan op vele andere schepen. Uit beginsel, in het belang zijns kweekelings, die zijne opleiding zooveel eeredeed, be- moeide Kapitein Arrins zich nooit met het manoeuvreeren, zoodat de Kommandanten van de wacht uitsluitend onder den Prins werkten. Den achtsten Oktober, onder het prachtigste weder, liep De Rijn de baai van Genua binnen, waar vijf dagen lang' q uarantaine moest worden gehouden wegens het bezoek aan Tanger. Toen de geele vlag eindelyk kon worden nederge- haald, beijverde zich de bloem van la. Superba 1 om den Nederlandschen Prins en zijne Officieren te overladen met beleefdheid en hoffelykheid. De Admiraal Villanova had de beleefdheid aan het tat Major van De Rijn de sleutels zijner loge in den grooten schouwburg Carlo Felici aan te bieden, en daarvan werd een ruim gebruik gemaakt. Ook had de' Prins de gewoonte om, wanneer hy aan wal genoodigd was, steeds een paar zijner Officieren mede te nemen. Toen men den tweeden December Genua...”
17

“...FLORENCE. PISA. NAPELS. POMPEI. 89 Jhr. de Vaynes van Brakell, den eenigen gehuwde onder de Officieren van De Rijn. Kenmerkende uiting van een rein gemoed. De eerste uitstap gold de toenmalige hoofdstad van Tos- cane, het aan natuur- en kunstschoon zoo rijke Florence. Jammer dat de Prins slechts een drietal dagen te Florence verblijven kon, want weken en maanden zijn er noodig om alle kunstschatten te beschouwen welke hier vereenigd zijn. En bezoek echter werd niet verzuimd: dat aan de Tribune, het heiligdom der kunst, met zijn Venus van Medicis, zijn Apollo Belvedere, zijne meesterstukken van Rafal, Van Dijk, Rubens, Douw, Lucas van Leyden, enz. Van Florence en omstreken ging het naar Pisa, waar de omzichtige Luitenant op het plat van den bekenden schui- nen toren, den Prins stevig by de jas greep, want het woei heftig op dit verheven punt. / Na sPrincen terugkomst aan boord zeilde De Rijn naar Napels, en liet den twee-en-twintigsten December op een uur afstands van die stad het anker...”
18

“...avond vertrok zij, na een afscheid vol diepe aandoening. Den volgenden morgen zou het stoomschip dat de Konin- gin en Prins Alexander te Genua had gebracht, weder ver- trekken, en Prins Hendrik had behoefte om het nog zoover mooglyk na te oogen. Hy gelastte een Officier om hem te waarschuwen wanneer het stoomschip aanstalten maakte. Grievend was nu zijne teleurstelling, toen hy den volgenden morgen, ngewaarschuwd, het dek betrad, en zijn oog zelfs met den kijker het verdwenen vaartuig niet meer kon bereiken. In een opwelling van drift, als by hem uiterst zeldsaam was...”
19

“...aanschouwden nu met weemoed hoe hy, bleek van gelaat en wankelend van gang, aan den arm zijns broeders naar de kajuit trad. Gelukkig was het buitengewoon goed weder en de frissche zeelucht deed den kranke goed. Dikwerf zat hy op het dek in een armstoel, en Prins Hendrik was onuitputtelyk in be- zorgdheid. Hoopvol landde men op Madeira. Natuurlyk was het een aangrijpend afscheid, toen Prins Hendrik den negen- en-twintigsten November Madeira verliet. Den vijftienden December liep Prins Hendrik te Texel bin- nen. Op het gelaat van den loods, van wien hy zich daar steeds by voorkeur bediende, las hy een ongewone treurig- heid. Met de fijne oplettendheid, hem eigen, knoopte hy een gesprek met den loods aan, en vernam eindelyk dat deze zijne zuur verworven spaarpenningen, meer dan tien duizend gulden bedragende, als aandeel in een veelbelovende inpol- dering op Texel had gestoken, waarvan de najaarsstormen alle werken hadden verwoest....”
20

“...gestoken hebt, aan my te doen overdragen. Mocht het on- verhoopt blijken dat de zaak weinig voordeel, wellicht na- deel oplevert welnu! dat zal my waarschijnlyk minder hinderen dan u. Hoogheid! er spreekt een engel uit uw mond! riep de zeman ontroerd, en aanvaardde met innigen dank het edelmoedig voorstel. 1 Nauwelijks was de Prins weder aan den vaderlandschen wal, of hy spoedde zich naar s Gravenhage, waar hij reeds den zestienden December het bemoedigend verslag van den overtocht kon geven, en balsem van hoop kon druppelen in het gewonde ouderhart. Twee dagen later erlangde hij zijne bevordering tot Schout- by-nacht. Dat was de laatste bevordering die hem uit de hand zijns Koninklyken vaders gewerd. De hoop, van Madeira te rug gebracht, werd helaas niet verwezendlykt. Den zeventienden Maart 1848 was er droef- heid en rouw in het Koninklyk gezin: te s Gravenhage was de tijding gekomen dat Prins Alexander den twintigsten February zijn nog zoo jeugdig, nog zoo verwachtingvol le- ven had afgelegd...”