Your search within this document for 'Grita,sin' resulted in two matching pages.
1

“...Nederland en Nederlandsch-Indi getrotseerd heeft. Den dertigsten December lichtten Bellona en Snelheid het anker, 1 den steven wendende naar Riouw, dat zy den ze- venden Oktober bereikten, en waar het schoonste weder de bezichtiging der byzonderste merkwaardigheden begunstigde. Twee dagen later zeilden fregat en brik weder verder, en ' zeiden daarme den Nederlandsch-Oost-Indischen bezittingen vaarwel, terwijl zy nog dien zelfden dag de zuidelykste punt der Britschen bereikten, de levendige reede van Sin- gapoera, waar, onder de tallooze schepen, niet minder dan vier-en-sestig Nederlandschen, zoo koopvaardij- als kustvaar- ders, werden geteld. Met veel onderscheiding werd de Prins met zijn gevolg den volgenden dag door de Engelsche autoriteiten aan wal ontfangen en bejegend, waarna op den elfden Oktober de reis noordelyk werd voortgezet door de groenachtige, ondiepe, en daardoor lastige wateren der straat van Malakka, naar het schilderachtig bergrijke Poeloe-Pinang,2 waar den negen- en-twintigsten...”
2

“...438 GEVAAR VOOR LUXEMBURGS ZELFSTANDIGHEID. uitbreiding ontfing, en hy sloeg daartoe het oog op Luxem- burg. Daar was men des luttel gezind, en zong er uit het volkslied van Michel Lentz: Kommt hier aus Frankreich, Belgie, Preisen, Mir kennen iech ons Hemecht 1 weisen. Frot dir so alle Seiten hin: Mir welle bleiwe wat mir sin. De machtigste faktor echter waarme Napoleon te rekenen had was Pruissen. De Koning-Groothertog had den Pruissi- schen Gezant Graaf Perponcher s Keizers aanzoek tot afstand tegen geldelyke vergoeding megedeeld, en Koning Wilhelm verklaarde zich ten stelligste tegen de berekening van Napo- leon, die zich op deze wijze een eerste stacion dacht te verschaffen op den weg naar Duitschland of naar Belgi. De kabinetten en de dagbladpers namen de zaak in behandeling. Oorlogzuchtige kreten gingen onder de bevolking der beide groote Staten op, en het was volstrekt niet zeker of het kleine Land er zijne zelfstandigheid niet by zou inboeten. Graaf Bismarck wilde nochtans zon min...”