Your search within this document for 'watapana,shimaron,,negrita,malpais' resulted in six matching pages.
1

“...geven. Bovendien dwongen eenige welgeriohte schoten van ’s lands oorlogsschip Kenau Hasselaar den vijand af te trek- ken. De bloedsporen langs de Breestraat bewezen, dat de vandalen hun vernielzucht met dooden of gewonden be- taald hadden 1). Op een dezer dagen gebeurde het, dat de Engelschen een strooptocht ondernamen naar de plantage Malpais, het eigendom van het Raadslid G. Duyckink. Reeds van ouds lag aan de St. Michaelsbaai, grenzend aan Malpais, een fort, dat „de sleutel heette te zijn, om het eiland te bemachtigen.” Echter had gouverneur J. R. Lauffer reeds onder- vonden, dat dit fort van weinig waarde was, wanneer de berg (op de gronden van Malpais), die de geheele baai en 1) Memorial, blz. 14....”
2

“...van bet noodige voedsel te voorzien. Omdat echter de overige planters geen genoegzamen voorraad mais, en slechts weinig vee hadden, en verder verwijderd waren, werd den factoor van Malpais door den bevelvoerenden officier van bet fort aangezegd, de noodige mais, maismeel, en zelfs een slaaf met den molen te leveren, om voor deze 80 hongerige magen dagelijks de mais te malen. De factoor weigerde en vroeg zijn meester om orders. De beer O. Duijckink protesteerde tegen zulk een willekeur. Hij wees den Commissarissen èn op bet onbillijke hem alleen den last op te leggen, al die manschappen van voedsel te voorzien, èn op bet gevaar hieraan verbonden, daar de Engelscben, vernemend, dat zijn plantage alleen de gebeele bezetting van bet noodige voedsel voorzag, zonder twijfel een expeditie zouden uitrusten, om Malpais te verwoesten. Duijckink zelf lag zwaar ziek, daar- om verkreeg bij voor zijn oudsten zoon, die in de Compagnie van Majoor H e u c k diende, vergunning om naar de plantage te komen...”
3

“...zegt, dat al deze brieven 1) Requesten 1804—1805, No. 10, 16 Oot. 1804. Het getuigt niet van moed, dat de bezetting van bet fort St. Michael geen enkele poging aanwendde, om die plunderaars in bun vernielingswerk te stuiten. Twee dagen later kwam de officier van dit fort op Malpaia, maar wilde toen Duijckink Jr. verplichten naar zijn Compagnie terug te gaan. Doob van hooger band verkreeg bij vergunning te blijven. Ook bij den inval der Guadeloupscbe troepen, in September 1800, bad deze plantage Malpais bet moeten ontgelden. Het woonhuis, „ingericht zooals bet slechts bij een extra bemiddeld burger kon gevonden worden”, werd geplunderd; bet magazijn, inboudend minstens 1000 schepels mais, opengebroken en 100 hoornbeesten, 500 schapen, 3 a 400 cabrieten gestolen. (.Requesten, id)....”
4

“...CURASAO IK 1803—1804. 61 schapen door den vijand ontstolen waren, werd om reden hij zich bij het beleg zoo bijzonder onderscheiden had, door den Raad met algemeene stemmen eenige lands-cabrieten geschonken. Op zijn verzoek werd hem echter in plaats daarvan 60 pes. uitgekeerd, gelijkstaande met de waarde van 20 cabrieten 1). Vergoeding voor schade aan huis en erf werd niet gegeven. Het Bestuur was daartoe ook niet bij machte. Zoo zag zelfs het Raadslid Du jckink, eigenaar van Malpais, zijn verzoek om schadevergoeding voor het verbranden van zijn magazijn met 900 schepels mais gewezen van de hand 2). Niet zoozeer een uitzondering op dit gouvernementeel besluit, als wel op een, onder dit bestuur gevolgden regel, om voorloopig bij het heerschend geldgebrek geen oude schuld- vorderingen te voldoen, werd er feitelijk wel gemaakt voor Commissaris de Veer, toen deze aan den Raad verzocht en verkreeg, het bedrag van een ouden wisselbrief van 6000 pes. op het Gouvernement, hem indertijd door Herman...”
5

“...62 CUBAgAO IN 1808—1804. van de helft van den maandelijkschen huurprijs, en de eigenaars, zich met dat bedrag te vergenoegen 1). Voor zoover ik uit de gegevens van het koloniaal Archief en van het Memorial kon nagaan, hebben de Engel- schen bij de belegering de volgende huizen en plantages verbrand: de magazijnen met mais van Malpais, de huizen van Martina en van Anna Casteel, op Seroe pretoe, de plantages Deyn, Asiento, Jongbloed, het tuintje van Tho- mas Paredis, eveneens in het bovenkwartier. Verder nog aan de Overzijde: de Luthersche kerk, het huis van James Smith in de Breestraat, het daartegenover gelegen huis van de Wed. van Johannes Laurents Baren, met nog drie andere huizen van dezelfde eigenares, gelegen in of bij de Breestraat, de huizen van Jozef Testemaker, van de Wed. Sers, van de Wed. van Frederik van den Biest, van Tientji Cornet, van Philip Cartier. ,,De St.-Annakerk, zegt het Memorial, heeft bijzonder veel schade van de kogels geleden, o.a. werd ook een groote koperen...”
6

“...plantage aan den meestbiedende verhuurde. Ook de Raad vond die op- lossing uitstekend. Het plan ging evenwel niet door, omdat de eigenaar contanten bedong in plaats van hypotheken. Daarom werd hem 400 pes. ’sjaars gegeven als huurprijs voor de gronden door die forten ingenomen, zoolang de oorlog nog duurde. De eigenaar van zijn kant beloofde voor de bezetting vrij gebruik van drinkwater en vrije pas- sage over zijn erf1). Hetzelfde accoord werd later eveneens met G. Duyckink, den eigenaar van Malpais, getroffen met betrekking tot het fort van de St. Michaelsbaai en dat op den berg van die- zelfde plantage 2). Een ander fort, dat de stad van de Oostzijde beschermde, De Batavier, gelegen op den heuvel tegenover de Saligne, waar de weg over den Altena zich naar het Noorden en het Oosten verdeelt, werd eigendom van het Gouvernement door dat de Yeer ’t tuintje, tegen dien heuvel gelegen, voor ’slands rekening tegen 550 pes. overnam.3). Met minder krijgshaftige gevoelens was men op het eiland Aruba...”