1 |
|
“...van het fregat Kenau Hasselaar in Januari een
hevige pestziekte (gele koorts?) uitgebroken, die onder de
bemanning van dit schip, en het detachement troepen,
tegelijkertijd hier aangekomen, zulk een menigte slachtoffers
maakte, dat reeds bij de eerste raadszitting den 13 Jan.
werd medegedeeld, dat de wachtposten niet meer naar
behooren konden worden betrokken, gelijk vóór de overgave
onder het Engelsch bestuur gebruikelijk was geweest.
Zelfs John Scott en R. Schmidt, resp. luitenant-
kolonel en majoor van het 8ste bataillon jagers, hier in
garnizoen, vielen als slachtoffers. 5)
Uit het Memorial (pag. 11) blijkt, dat in Februari
1) Zie tot toeliohting hiervan noot 2 op bl. 236.
2) Public. 1 April 1803. No. 19 en 20.
3) ld. 28 Jam No. 28.
4) Notulen. 6 Mei 1803.
6) Public. 1803. No. 171....”
|
|
2 |
|
“...hem dadelijk eenig bericht te zenden,
De Raad vermoedde wel, waar Tucker zich ophield.
Want terstond werd een commando soldaten onder bevel
van den 2den luitenant C. M. de Lange1) naar de plantage
Welgelegen gezonden met de opdracht, Tucker den volgen-
den brief van den Raad ter hand te stellen:
„De Gecombineerde Raad gelast bij dezen Capt.
Tucker (alzoo hg schriftelyjlce order van ons begeerde),
om op ontvangst deezer direct, met zijn bijbehoorende
1) Deze was eerst den llden Febr. van cadet-sergeant tot 2de luite-
nant bevorderd. (Public. 1803, No. 143.)...”
|
|
3 |
|
“...van Tucker en dit tegelijk
met de Engelsche equipage als krijgsgevangenen naar
admiraal Duckworth in Jamaica op te zenden.
Ook Tucker zou deel uitmaken van dit transport,
evenwel niet als krijgsgevangene doch als „een crimineel
arrestant, die wegens zijn wangedrag van het recht van
uitwisseling niet zal kunnen jouisseeren, omdat het voor
ons en voor alle natiën schandelijk zou zijn, schelmen voor
eerlijke lieden uit te wisselen.”
Bij nader inzien vond men het echter verstandiger
den raad van Majoor Schwartz op te volgen en Tucker
nog niet weg te zenden, maar hem als gijzelaar hier te
houden, tot de Hollandsche officieren, die het transport
zouden overbrengen, waren teruggekeerd, om aldus meer
zekerheid te hebben, dat zij door het Engelsch Gouverne-
ment te Jamaica zouden gerespecteerd worden.
Doch dit plan van den Baad viel in duigen door
de halsstarrigheid der Engelschen. Toen den 17den Sept.
de beide goletten gereed waren om hen naar Jamaica over
te voeren en zij opgevorderd werden op...”
|
|
4 |
|
“...de batterijen van de Grommelijn 3)
de 3de en 4de Comp. op bet nieuwe Waterfort. 4) Alle man-
schappen, tot de compagnieën behoorend, moesten eiken
Woensdagmiddag te 4 uren op bnn aangewezen plaats zijn,
om in de bediening van bet geschut geoefend te worden.
Den werklieden, aan de werven verbonden, moest daarom
op dat uur vrijaf gegeven worden zonder korting van loon. 5 6)
Op bet fort Fuyk was een nieuwe commandeur J. H.
Schubar, en op bet fort St. Oroix Antony Baretb,
beiden met den titel van sergeant, aangesteld, die o. m.
verplicht waren bij bet aankomen van’s lands oorlogsschepen
de geheime signalen van verkenning behoorlijk en getrouw
te observeeren en aan niemand te openbaren. •)
Bij alle maatregelen, tot nu door bet Gouvernement
genomen, bad bet eenigszins verlammend gewerkt, dat nog
steeds geen officieele tijding van de oorlogsverklaring uit
bet moederland ontvangen was.
Zoodra dan ook den 29 Nov. 1803 dat officieele bericht
aankwam, werd nog meer de strijdhafte geest over bet
bestuur...”
|
|
5 |
|
“... Duijckink protesteerde tegen
zulk een willekeur. Hij wees den Commissarissen èn op
bet onbillijke hem alleen den last op te leggen, al die
manschappen van voedsel te voorzien, èn op bet gevaar
hieraan verbonden, daar de Engelscben, vernemend, dat zijn
plantage alleen de gebeele bezetting van bet noodige voedsel
voorzag, zonder twijfel een expeditie zouden uitrusten, om
Malpais te verwoesten. Duijckink zelf lag zwaar ziek, daar-
om verkreeg bij voor zijn oudsten zoon, die in de Compagnie
van Majoor H e u c k diende, vergunning om naar de plantage
te komen, ten einde op de levering van de mais toezicht
te houden. Helaas, reeds den tweeden dag van zijn thuis-
komst geschiedde, wat gevreesd was. Een vijandelijke troep
van 200 man drong Malpais binnen, stak bet magazijn met
800 è, 900 schepels mais in brand en wierp bovendien nog
twee karren, een groote canóa, melk- en draagtobben en
wat verder voor de band lag, in de vlammen, na alles
rijkelijk met pek en terpentijn overgoten te hebben, waar-...”
|
|
6 |
|
“...52
Curasao nr 1803—1804.
bij de Notulen zullen gevoegd en bewaard blijven, zyn ze er
niet te vinden, en was bet dus ook ónmogelijk iets naders
omtrent den inhoud dezer brieven te weten te komen. x)
Op Woensdag 15 Febr. werd een gecombineerde Raad-
zitting gehouden om den toestand te bespreken. Aan die
vergadering namen deel Commissaris de Veer, de Raads-
leden Steeling, Schlemm en Cancrijn. Ook de com-
mandant der marine C. O. Evertsz, de commandant van
bet garnizoen Majoor P. Laz. Schwartz en de kapitein
der artillerie W. Schmidt waren aanwezig.
Commissaris de Yeer gaf als zijn gevoelen te kennen,
dat zooals de toestand nu was, men nog een aanval tegen
tegen den vijand wagen moest. De Raadsleden Cancrijn
en Steeling, hoewel erkennend geen kennis van militaire
zaken te hebben, meenden eveneens, dat men met de ver-
dediging van het eiland nog moest volhouden. Hierna
zette de kapitein der artillerie W. Schmidt 2) den toe-
stand der batterijen en forten uiteen.
De marinecommandant Everts bracht...”
|
|
7 |
|
“...54 CUBA9A0 IN 1803—1804.
brief, die van wege den vijand aan den gevangene James
Jones was ter band gesteld.
Alle pontjesvoerders, zoowel van particulieren als in
dienst van het gouvernement, werden opgeroepen en gecon-
signeerd.
Bovendien moesten de pontjes, van het fort naar de
Overzijde varend, waarschijnlijk in het belang der contróle,
steeds vóór langs de Kenau Hasselaar passeeren.
Ook verzocht Majoor Schwartz eenige assistentie
uit de burgerij of de bemanning van het oorlogsfregat om
de noodige wachten te kunnen bezetten, wijl het garnizoen
hiervoor te zwak was. Daarop werd besloten, dat alle bur-
gers, .behoorend tot het jagercorps, en niet in een der
compagnieën ingeschreven, de wachten zouden betrekken op
de batterij Uwion, terwijl voortdurend in de nabijheid 2
pontjes, ten dienste der batterij, moesten gereed liggen.
In plaats van 2 leden van den Raad, zooals Commissaris
de Yeer voorstelde, werd een der klerken van het Gouver-
nement aangesteld, om de troepen geregeld van de noodige...”
|
|
8 |
|
“...in de dagen
van het beleg dank en hulde brachten 1).
m.
Na het beleg van Cura9ao in Februari 1804.
Het ligt voor de hand, dat de Commissarissen tot betere
waardeering van den moed en opoffering dezer kloeke man-
nen, zij het dan ook noodgedwongen, tot een daad van
strengheid moesten overgaan ten opzichte der lafaards, die
tijdens het beleg hun plicht verzaakt hadden. Reeds den 2^en
Maart diende Majoor Hu eek zijn lijst in van de burgers,
die bij hun compagnieën ontbroken hadden. Tegelijker-
tijd werd een commissie van vier leden benoemd, bestaande
uit de raadsleden J. Steeling en L. Schlemm, Majoor
J. B. Hueck en Hendrik Leijer en Gerrit Specht
tot secretaris, om rapport in scriptis uit te brengen, welke
burgers en om welke reden er ontbroken hadden. Toen het
rapport eindelijk den 29sten Mei in den Raad in behandeling
kwam, verzocht Commissaris de Yeer de zaal te mogen
verlaten om te voorkomen, dat sommige slechtgezinde lieden
zouden zeggen, dat hij bijzonder of partijdig voor som-
migen...”
|
|
9 |
|
“...van Proces, ingevolge Publicatie in dato 2 [en 9]
febr. deezes jaars te worden gestraft. Wordende verders
ieder gelast, die Pakhuizen of domicilium alhier hebben
en Negotie drijven of diegeenen die een jaar en zes
weeken op dit Eiland zich hebben bevonden, binnen
drie maal vier en twintig uuren zich in een der Com-
pagniën zullen moeten laten inschrijven, op poene dat
tegen de nalatigen ten rigoureusten als onwilligen zal
worden geprocedeerd met authorisatie op den Ed. Heer
Jan Borchard Hueck, majoor der Nationale Garde
alhier om desweegens de noodige maatregulen te nee-
men, ten einde aan deze ernstige wille en begeerte in
den stricten zin worde voldaan 1).
Deerlijk vergist men zich, als men zou meenen, dat na
■den aftocht der Engelschen reeds alle leed geleden was.
1) Vergelijk Notulen v. d. Raad, 1804, 1 en 2 Maart, 30 April, 11
en 29 Mei, 1 en 5 Juni. — Public. 1804, no. 30. — Sent. en Resol. 1804,
no. 10....”
|
|
10 |
|
“...mogelijk gemaakt
werd. Het kwam tot hongersnood.
Het Gouvernement was niet ongevoelig of onwillig om
naar vermogen smarten te lenigen of verliezen te herstellen.
Aan de gewonden of hulpeloos achtergelaten betrekkingen
der gesneuvelden werd overeenkomstig de behoeften, 3, 4 of
6 zilveren patientjes ’s maands, aan anderen 25 pesos in
eens, als tegemoetkoming gegeven, voor anderen de chirur-
gijnsrekening of de verplegingskosten betaald 1).
Op voorstel van het Raadslid Schlemm werd aan
J. B. Hueck, Majoor der Nat Garde, omdat hij door het
behoorlijk waarnemen van zijn post, geheel buiten staat was.
geweest voor zijn broodwinning te zorgen, een tractement
van 600 pes. ’s jaars toegekend, zoolang deze oorlog zon
duren 2).
Aan den vrij-mesties Damasco de Ries, wien bij
de schermutselingen in het bovenkwartier op 17 febr. alle-
1) Notulen van den Raad. 1804, 22 en 29 Maart, 30 April, 11 Mei,
en 26 Juni. Sent. en Resol, 1804, no. 29, 36 en 50.
2) Notulen 1804, 27 Maart. — Sent. en Rosol. 1804. No....”
|
|