1 |
|
“...2
gemeente is daaruit blijkbaar, dat zij in verscheiden ja*
ren na de oprigting geen armen en dus ook geen armen-
kas had; dat grootendeels uit den boezem der gemeente
gekomen is, wat noodig was tot aankoop van den grond
en opbouw van de kerk en tot aankoop der pastorie, en
dat zijzelve haren predikant kon bezoldigen en in al de
kosten der eeredienst voorzien.
De leden der gemeente bestonden meest uit Duitsche
kooplieden of uit Duitschland en andere noordelijke Eu-
ropesche landen overgekomenen, en die hier koophandel
begonnen te drijven; ten minste toen de gemeente hier
een zelfstandig bestaan kreeg. Want bij de opgaaf van
het getal en van de namen der leden in het Ledematen-
boek, wordt ook opgeteekend, van waar zij afkomstig
zijn, en in het begin der Archiven wordt hunne afkomst
nog meer bepaald opgegeven. Yan de 54 leden, die, zoo-
als ik reeds opteekende, in 1757 aan het Avondmaal
deel namen, waren slechts 2 uit Amsterdam en 2 uit
Leeuwarden '); van 3 wordt de plaats van herkomst niet...”
|
|
2 |
|
“...gemeente en bij gevolg kon zij ook geen predikant heb-
ben. Dat hering dwaalt'blijkt duidelijk uit het verzoek-
schrift van acht personen der Augsburgsche Belijdenis
toegedaan, aan de Bewindhebbers der W.^l. Compagnie.
In het voorwoord reeds tot dat rekwest a) leest men:
// In den naam onzes Heeren Jezu Christi, Amen! * i) * 3) —
worden, begon toen zijne bezoldiging, even als die der Hervormde ge-
meente die genoten had, uit ’s Lands kas te trekken; alhoewel hij, indien
hij daarvan had werk gemaakt, sedert 1816 even zoo goed als de Her-
vormde predikant, uit ’s Lands kas had kunnen bezoldigd worden.
i) De schrijver handelt echter in dat werkje grootendeels over de
stichting der Luthersche gemeente en van het kerkgebouw.
*) In de Archiven opgenomen.
3) De oude spelling van dit en andere volgende stukken heb ik niet
behouden; grootendeels echter den stijl, om aan het oorspronkelijke niet
te kort te doen....”
|
|
3 |
|
“...billijk was.
Het antwoord van de Bewindhebbers der W. I. Com-
pagnie, zijnde extract uit het register der resolutiën van
dat ligchaam, te Amsterdam, onderteekend door //adei-
aan temminck ”, en geverifiëerd als afschrift door //bi-
chakd karsebooji”, is in allen deele gunstig. Aan de
Lutherschen wordt toegestaan, wat zij vragen, //alles ten
laste en koste van dezelve gemeente; zullende de voor-
melde gemeente, of wel hare gemagtigden echter gehou-
den zijn, op het voorn, subject te spreken met den Di-
recteur Isaac faesch, en met hem te beramen en vast
te stellen zoodanige middelen en arrangementen, waar-
door de meer voorn, aan hen verleende permissie bekwa-
melijkst en gevoegelijkst hare uitvoering zal kunnen be-
komen; en van al hetwelk kennis zal worden gegeven
aan den Directeur faesch, ten einde te dienen tot zijn
narigt.”
Deze vergunning dus, zooals te verwachten was, ge-
kregen hebbende, wordt er eene inteekeningslijst rond ge-
zonden en, gelijk men vermoeden mag, wordt er veel
ingeteekend...”
|
|
4 |
|
“...kerkeraad in Maart
1812, om de legaten, die aan de armenkas vermaakt
werden, met de kerkekas te deelen, omdat de kerkekas
toen zoo goed als niets bezat; en in 1821 werd het be-
sluit genomen, zooals reeds in 1819 bij de Hervormde
gemeente genomen was, om de kerk- en armenkassen on-
der éene administratie te brengen, dat is; te vereenigen,
vooral, zooals wordt opgegeven, // om daardoor alle wijd-
loopigheid te vermijden in het houden van dubbele boe-
ken, en omdat toch telkens de eene kas den onderstand
der andere kas noodig heeft ”, dat wil wederom zeggen,
zooals bij de Hervormden; de kerkekas die van de ar-
menkas.
*) Eerst was er geen armenkas, om de goede reden, dat er geen ar-
men waren.
2...”
|
|
5 |
|
“...te doen. Vooraf werd een
z/bidschrift aan de inwoners van Curasao” uitgevaardigd.
Dit wordt in zijn geheel medegedeeld, doch op den kant
er van heeft Ds. muller bij een NB. aangeteekend:
//Van dit bidschrift is niets gekomen”; hetzij het niet
is uitgevaardigd, of dat men, geen deelneming ondervin-
dende, de collecte niet heeft laten doorgaan. Eindelijk is
in April 1821 besloten: //het puin der afgebrande kerk
publiek en ter afbraak binnen 6 maanden te verkoopen,
deels, omdat het der kerkelijke kas aan geld ontbreekt,
deels, omdat er tot den herbouw der kerk geen het min-
ste vooruitzigt is.
Bij een goed ingerigte Protestantsche gemeente behoort
natuurlijk een voorzanger, die tegelijk voorlezer is, vol-
gens het oud eerwaardig gebruik, dat Gods heilig Woord
aan de gemeente wordt voorgedragen. De Luthersche ge-
meente begreep dit ook aldus en stelden den 278len De-
3...”
|
|
6 |
|
“...bedoeling van den erflater geweest zij.
Die achteruitgang bleek nog nader, toen in 1801 van
de Amsterdamsche zaakgelastigden de rekening inkwam
van het voorschot, wegens de afzending van Ds. j. mod-
der, bedragende 1,137 p.; want er werd toen besloten,
om // daar de kerkelijke kas in slechte situatie wasdie
gelden op te nemen, waarschijnlijk tegen hypotheek op
de pastorie. Heeds in het begin van dat jaar waren, zoo
als reeds is opgegeven, 2000 p. opgenomen om het kerk-
gebouw en de pastorie, die veel door den oorlog hadden
geleden, te herstellen. Eene aanvraag dus van de Luther-
sche gemeente te Hoorn, om //subsidiegelden ten behoeve
dier gemeente, moest worden afgeslagen, //wegens eigen
behoeftigheid der kerkelijke kas.” — In het laatst van
1802 moest dan ook de kerkeraad besluiten tot // eene
extraordinaire collecte bij de gemeente, wegens den aan-
merkelijken teruggang der kerkelijke finantiën.” Deze...”
|
|
7 |
|
“...helpen, te redden, zijn, helaas! vruchteloos geworden,
en niets, niets! schiet er over, als tot de christelijke ge-
meente. zelve onze toevlugt te nemen.” — //Een groot
kapitaal bezat de kerk nooit, en dat weinige, wat aan-
wezig was, is reeds voor weinige jaren in de reparatie
van het kerkhuis en het kerkgebouw verslonden gewor-
den.” — //Enkel de Zondagsche collecten konden de ge-
meente in staat houden, en dit nog ter naauwernood"—
//De kerkelijke kas is uitgeput; uitgeput niet alleen, maar
zelfs grootelijks ten achteren; geen geld komt in de kas
en de onkosten loopen voort." — // Zekerlijk zijn vele
uit ons midden onvermogende lieden; doch dit zijn het
toch niet allen. Ook heeft de tegenwoordige algemeene
rampspoed niet allen zóó getroffen, dat niemand tot be-
houd der gemeente iets meer zou overig hebben. En,
medechristenen ! hoe treurig zou het niet voor een ieder
van ons wezen, te moeten zien, dat onze gemeente op
dit eiland, door zoovele brave, edele, menschlievende
harten weleer gesticht...”
|
|
8 |
|
“...INHOUD.
Blad*.
Getal der leden................... 1*
Herkomst der leden................ 2.
Welvaart en verval der gemeente. 3
Vereeniging met de Herv. ge-
meente ...................... di.
Weêrlegging van Hering........ 4.
Aanvraag aan het Bestuur, om
een’ predikant................ 5.
Goedgunstig antwoord............. 7.
Geldén voor de Eeredienst bijeen
gebragt....................... 7.
Eerste predikant J. G. Muller. 8.
Beroepingsbrief................... 8.
Latere beroepingsbrieven en be-
palingen daarbij............. 10.
Getuigschrift voor Ds. J. G.
Muller....................... 14.
Pastorie......................... 15.
Kerkeraad en verkiezing er van. 15.
Intree van Ds. J. G. Muller . 20.
Kerkgebouw. Het leggen van den
eersten steen............... 21.
Inwijding.................... 25.
Orgel en organist............. 27.
Kadi.
Afbranding van het kerkgebouw. 28.
Dienst in de kerk der Herv. ge- ..
meente..................... 30.
Pogingen tot verkrijging van een
nieuw kerkgebouw.............”
|
|