Your search within this document for 'subi,bai,ku,man,ku,pia' resulted in seven matching pages.
1

“...diens vallche tong de waarheid juist gezeid, Die Neêrlands volk betigt van ongevoeligheid ; Dan hadt zijn bittre pen met alle recht gefchreven, Dat Neêrland geest,noch vuur,noch hartstocht waar’ gegee- Dan was ’t, dat Engelberts, met eene mannenhand, (ven ; Te onrecht verdedigd hadt den roem van ’t vaderland; Een’ roem zoo oud, zoo groot, zoo edel ,zoo verheven!.. Het Franfche volk wordt meer tot vlugheid aangedreven; ’t Vergeet zijn rampen ligt; ’k ben hierin niet verblind. Maar denk niet dat een man, die ’t vaderland bemint, • Die nog’t oud Hollandsch hart voelt in den boezem kloppen, Met recht zijn ooren voor ’s volks jammren toe kan floppen, ’t Is waar, ’t is eenmaal zoo; wij wennen onzefmart; Maar de algemeene nood doorgrieft, verfcheurt mij’t hart- Dat hart, dat gloeit en brandt voor ’s vaderlands belangen, Ileeft, God zij dank! mijngaê, die liefdedrift ontfangen. Die zelfde liefdetrek die elk Bataver voedt, Offehoon een Britfche pen, beftuurd door trouchen moed, Ze...”
2

“... wordende door éenige burgers ingeleid, die hem, met een teken, tot Ernestus wij- zen, en daarna vertrekken. LOUIS. ^lijnheer i dit eiland is door onzen kommandant Hernomen van den Brit, en in der Frtfnfchen hand. Ge ontzet op dit bericht ? doch wil uw vrees bepaalen. Men zal ten minften u niet op zijn Britsch onthaalen: Want, fchoon mijn last als nog niet verdergaat, mijnheer, Weet dat het Franfche volk naijvrig is op de eer. Gij hebt van onze komst in ’t minst geen leed te vreezen. De waare man van eer kan nimmer dwingland weezen! Daarbij mijn koning is de vriend van Nederland, De geesfel van den Brit, en hier uw fterke hand. ERNESTUS. Wij achten ons vereerd, mijnheer! uhier teaanfchouwen, En durven veilig op der Franfchen vriendfchap bouwen. Zij zijn ons inderdaad van harten wellekoom’. Uw komst verbaast ons wel,maar wekt in ons geen’fehroom. ’k Durf aan der Franfchen trouw gerust mijn zegel hangen. J Ja»...”
3

“...geen gevecht, noch ’t buldren der kanonnen, En,ziet!Euftatius is op den Brit herwonnen!.. Niet dat ik twijflen zou : het is mij thans bewust Dat ’s Hemels wijs beduur u voerde naar dees kust. Mijn hart gebied mij dus met eerbied u te aanfchouwen. LOUIS. £ Braave Batavier! ik kan u zulks ontvouwen, En ben, wat eer voor mij! niet buiten ftaat gefield, Dat u dit groot geval door mij ’t eerst word’ gemeld: De Marquis de Bouillé, het hoofd van vier fregatten, Die naauw’ aan oorlogsmagt één duizend man bevatten, Bereikte gistren fpade, omtrent te middernacht, De gindfche zijde van dit eiland onverwacht. De plaats, waar hij begon met zijne magt te landen,' Was hoogst gevaarelijk, van wegen klippen, zanden, %■ En fteile rotzen, en den ongebaanden vaart. Men zette voet aan wal, en klouterde, ongefchaard, De fcherpe rotzen op, door ijver aangedreven, Om op het onverwachst’ den Brit bezoek te geeven. Het hoofd der vloot was zelf, bezield door fleren moed, De...”
4

“...ineen’ held. Zeshonderd waaren reeds naarwensch aan wal gekoomen, Eer’tnadrend morgenlicht de ontdekking kon doen fchroo- Elk voelde zijne hoop door zucht tot eer geflreeld. ” Nu wierd de gantfche magt in twaalven afgedeeld, man, gekleed, door haar vermogen, In ’t Britfche krijgsgewaad, trok ik in ftilte voort, En naderde aan het dorp gerust en ongeftoord. ’t Gelukte zelfs aan ons voorbij de plaats te trekken, DaarEnglands oorlogsmagt mijn’aandacht fcheen tewekken. * De...”
5

“...HELDENSPEL. 4J1 De trotfche vijand hadt geen’ zweem van laffe vrees, Daar hijzelf, op mijn beê. den weg naar’t fort ons wees. ERNESTUS. ’k Beken, dees zaak koomt mij bijzonder vreemd te vooren. RARE L. Het fchijnt een wonderwerk... LOUIS. Wilt mij Hechts verder hooren. Men zag ons zekerlijk voor eigen troepen aan, Want aan ons krijgsgewaad was ’t anders niet te raên; Te meer, dewijl ik hen naar krijgsmans wijz’ vereerde, Hen in hun taal begroette en dus ook kommandeerde. Van andre vijftig man, ons volgende op den voet, Vondt zich de dappre Brit op harder toon’ begroet; Zij vuurden op den hoop en fchooten drie ter neder. Wij liepen t’laam naar ’t fort, alwaar men ons zoo teder Als heufehelijk ontfing, gelijk ’t aan vrienden past... . Maar hoe vondt zich de Brit op ’t fchrikkelijkst verrast! Want naauwlijks hadt men ons als vrienden ingelaaten, Of’t was „Geeft uw geweer! hier kan geen veinzen baateti I „ Geeft u gevangen, of niet één ontkoomt de magt ,, Der Franfchen, in wier hand ge u heden...”
6

“...46 DE MARQUIS DE BOÜILLÉ, Was bij de agthonderd man, en fort, en all’ gewonnen} En ’t geen dit vreemd geval, zoo roemrijk, nog vergroot, Zelfs niet één Franschman is, bij al ’t gevaar, gedood- ERNESTUS. Mijnheer! wij allen liaan verrukt eri opgetogen. KAREL. Wij eeren uwe deugd en dapper krijgsvermogen- FRED ERIK, Wij zien in dit bedrijf des Hemels fterke hand. LOUIS. Nu heb ik verder last van onzen kommandant (gen, Te melden, dat ge op *t hoogst den vlootvoogd zult vemoe- U met de burgerij dit uur aan ’t fort te voegen. Zijn exellentie wenscht met u in ’t openbaar Te fpreeken, voor het oog der gantfche burgerfchaar’. ERNESTUS. Wij zullen naar waardij den braaven beid begroeten, En twijflen niet in hem een’ waaren vriend te ontmoeten. TWAALFDE T O O N E E L. ERNESTUS, KAREL, FREDERIK, FLORIS. KAREL. Ziïe daar een zaak zoo vreemd als immer is gefchied. Dan wie van ons ziet hier ’t beftuur des Hemels niet ?...”
7

“...’t roemrijk Nederland ! Beloon, bekroon haar vlijt, haar zorg , haar edel poogen, Met zegen van uw hand, met zegen uit den hoogen! Wijs haar den besten weg, het veiligst middel aan, Om de eer des vaderlands, zoo heilig, voor te ftaan ! En kan, noch kracht van trouw, noch deugd den twist be- decht en , Moet heel het Nederland, als hier, voor vrijheid vechten, Moet het ?... welaan, dan zij, in ’t eerlijk oorlogsveld, ' Elk, als op Doggerbank, een Batavier, een held!... DE MARQUIS. 6 Edeldenkend man! gij kunt verzekerd weezen, Dat niemant, voor het minst’, den Brit hier heeft te vreezen. Mijn vrienden! ’t is mijn pligt dat ik u thans verlaat; ’t Is...”