Your search within this document for 'na,awa' resulted in six matching pages.
1

“...HELDENSPEL. f5 Hoe zag men groot en klein door hem barbaarsch verdruk- (kcti! Wat woeste plondergeest zette u, 6 Britten! aan, ' Om aan elks eigendom uw wrcede vuist te liaan!... Uw eigen nagedacht’ zal, fchaamrood, u vervloeken, Dat ge, als een roofgcfpan, zoo verre u dorst verkloeken. Hoe wierd der volken recht onzinnig hier verkracht, De menschlijkheid verguisd, elks bittre rouw veracht! Hoe zag ik zelfs een’ Jood, fchier naakt van hier verdreven ,• Na hij acht guinies, Hechts tot voedfel voor zijn leven, Van al zijn geld en goed bij zich verborgen hadt, Op nieuw, gelijk een’ dief, baldaadig aangevat! Men fneed zijn kleedrcn op, waar zag men ’tooitgebeuren ? Om ook deez’ laatften duit als van zijn ziel te fcheuren. Men fpaarde noch’tBataafsch’,noch’tGaIsch’,noch’t Britfche • volk, , , (dolk... ’t Amerikaansch,noch’tJoodsch’, voor ’s plondraars woesten FRANC ISCA. Ik ftem, geheel en al, in uw gegronde reden; Ik piin het Hollandsch volk; ik acht het om zijn zeden; En, fchoon mij ’t Franfche...”
2

“...op ’t heerlijkst kan verfterken, Zal dubblen mannenmoed in onzen geest bewerken; Terwijl ’t ons noopt,en dringt, en drijft,den Brit ter fchand’, Dit oord ontzet te zien voor 't lieve vaderland. Tweehonderd braaven zijn reeds heimelijk gewapend , En vaatdig, binnen ’t uur, de woeste Britten, flaapend, In hunn’ zorgloozen Haat, te vallen op het lijf. Dat des uw kloek beleid onze eèdle poogirig ftijv’. Wij durven aan uw zorg en toeverzigt betrouwen Al onze kinderen, benevens.onze vrouwen; En ’t is, na rijp beraad , bij ons dus overlegd, Dat haar ons eerlijk doel dit uur eerst wordt gezegd. Elk zal zijn huisgezin in ftilte herwaarts leiden: Men wacht van uW beleid dat gij haar zult verbeiden; Dat gij haar onderling, ?oo lang het ftrijden duurt, Door uwe wijze reên, hemoedigt en befluurt. FRANC CA* Dees luisterwekkende eer ,waar.meê ’k mij zie befehenken^ Doet me aan ’t gevaar, waaraan ge u bloot geeft, naauwlijks denken. Ja, ’k heb niet min dan gij een glorilievend hart !.. E RNESTUS. Mijn waarde...”
3

“...HELDENSPEL. 31 Wat glansrijkvolle nacht! hoe voel ik mij verheugd! E R N E S T U S. Bepaal uw blijde taal, mijn gade! en wil mij hooren. Het uur van ons ontzet is mooglijk haast geboren. Doch vlei u niet te veel; ligt is ook ’t uur nabij Waarin ons onheil klimt, door Englands heerfchappïj. Na wij gezamentlijk, omtrent drie honderd fchreden, Zoo ftil ’t ons mooglijk was, reeds waaren voortgetreden, Terwijl elks harte blaakte in fleren heldenmoed, Heeft ons op weg een flaaf van Frederik begroet. Martellus, op wiens woord men veilig mag vertrouwen , Op wiens beproefde deugd heer Fredrikfteeds dorst bou- wen , Berichtte ons, hoe deez’ nacht, aan’seilandsachterkant, Met ongemeene ftilte, een krijgsmagt was geland. Hij, ijllings aangefpoord zijn’ heer dees maar’te brengen, Ontmoette oils juist op weg. De tijd kan niet gehengen Dat ik aan u ontvouw de redewisfeling. Vol fchrik, vol vreps en hoop, die beurtlings ons beving, Beflooten wij nu eens ons oogmerk door te zetten ; Dan fcheen voorzigtigheid...”
4

“...op harder toon’ begroet; Zij vuurden op den hoop en fchooten drie ter neder. Wij liepen t’laam naar ’t fort, alwaar men ons zoo teder Als heufehelijk ontfing, gelijk ’t aan vrienden past... . Maar hoe vondt zich de Brit op ’t fchrikkelijkst verrast! Want naauwlijks hadt men ons als vrienden ingelaaten, Of’t was „Geeft uw geweer! hier kan geen veinzen baateti I „ Geeft u gevangen, of niet één ontkoomt de magt ,, Der Franfchen, in wier hand ge u heden ziet gebragt P’ In ’t kort, in één kwartier, na d’arbeid was begonneni Was...”
5

“...zijn barbaarsch geweld. Gij' zult niet anderwerf hem tot een’ buit verdrekken, Dewijl ik met mijn magt van u niet af zal trekken Yoor ik Eudatius verderkt en veilig acht. Elk melde op morgen ons zijn welgegronde klagt’: Vertoonc ons al de fchaê door Englands roof geleden, En wachtc een’ blijden troost na al zijn tegenheden. F.RNRSTUS. Wat eer,wat roem, wat dank, verdient uw grootsch bedaan! Ziedaar den waaren held, omringd van gloriedaên!... Hoe daa ik om uw deugd en edel krijgsvermogen, 6 Eer der Franfche vlag, verrukt en opgetogen!... Wat, wat vervoert mij meest ? uw fchrander krijgsbeleid, Of uw verheven deugd, of, edelmoedigheid ?... 6 Hemel! al het leed, Eudatius befchoren, Verdwijnt, na ik de taal des eedlen heids mogt hooren! D 2 ö Stem...”
6

“...55 HELDENSPEL. ’t Is noodig dat mijn oog hier alles gadeflaat. (Tegen Francisca.') Gij kunt deez’ avond mij bij u als gast verwachten. EilNESTDS. Ik volg uw voorbeeld na, en zal mijn’ pligt betrachten. (De Marquis vertrekt, en vervolgens, de fcheeps-offi- cieren en foldaaten vertrekkende, zegt) E RNESTUS. óNeêrland! dat eerlang uw leed, uw ramp, uw druk, Door’s Hemels magt, verkeere in voorfpoeden geluk! Einde van het derde en laatjle bedrijf....”