1 |
|
“...(30 )
Van de tafel.
Het taftl laken,
Een servet,
Een tafelbord,
Ben soeplepel,
Een lepel,
Ben vork,
Een theelepel,
Een mes,
Een schotel,
Een drinkglas,
Een kelk,
Een beker,
Een zoutvat,
Wijn,
Bier,
De tafel dekken,
Aan tafel gaan,
"Van tafel opstaan.
) TH mesa.
( Tafellak.
Oen serbette.
( Oen tajoo.
t Oen koechaara di soppi., ]
\ Oen koechaara.
> Oen forkie.
I Oen koechaara di tee.
c Oen koetjieuw.
I Oen platoe.
$ Oen glas.
1 Oen kelkie.
| Oen beker.
\ Oen zouvat.
Bienja.
j Seerbees.
\ Ponee mees.
) Bai na mesa.
S Lamaanta foor di mesa. >;
. Van de spijzen.
De soep,
Gekookt vlescli,
Gebraden vleesch,
Tarwebrood,
Itoggenbrood,
Nieuwbakken brood,
Oudbakken brood.
Bruin brpod,
Een snede brood,
De korst,
De kruin,
Een boterham,
Kalfsvleesch,
Ossen vleesch,
Sehapenvleeseh,
Kabrietenvleeseh,
l Di Tcoemiendanan.
\ Soppi.
| Karnie stoobaa.
; Karnie hasaa.
? Pam blankoe.
) Koombrood.
| Pam freeskoe.
( Pam bieeuw.
I Pam brein.
} Oen sneetjie di pam.
) Korsjie.
j Wieriewierie.
' Oen bootram.
> Karnie...”
|
|
2 |
|
“...smaakt gij u I \ Kooin e ta smaak bo ?
Ik vind hem heel lekker,! Mi ta haanje masjaa
lk heb er in Frankrijk; KaFransjamino abee-
geen beter gedronken,! bee mihoo.
Wat is er? j Ta kieko?
Mijne vork is gevallen, v Mi forkie a ka.,
Ik heb mijne, vork laten! Mi a laaga mi forkie
vallen, t ka.
.Houdt u stil, als het ui Keda ketoe, si bo kie.
belieft,
Ik zal ze wel oprapen, Lo mi koge e.
Ik bedank u voor de! Mi ta gradisie bo pa
moeite die gy geno-< moleste koe bo a toe-
men hebt, ! ma.
Ijeen mij uw mes, Fia mi bo koetjoew.
Het is tot uwe dienst, j E ta na bo sierbiesjie.
Ik zal het u aanstonds! Lomi doenaabo e awo-
wedergeven, ! roo.
Houd het zoo lang als) Teenee tantoo koe bo
het u believen zal, s kie.
Ik heb het niet noodig,! Mi no meestee di e.
Ikkeb geen honger meer,! Mi no tien hamber mas.
Gij eet zeer weinig, Bo ta komee masjaa po-
\ ko.
Ik heb meer gegeten^ Mi a komee mas koe bo.
dan gij, iUiifeo M )
Brengt het nagerecht, i Treesee disert.
doesjie....”
|
|