1 |
|
“...vervalsching (knoeierijen, vooral met margarine). Toen
gingen de Friezen in de leer bij de Denen, waardoor de
bereiding en de handel verbeterden, vooral door de centri-
fuges der zuivelfabrieken, door botercontrólestations
en door een rijksbotermerk (op margarine moet duidelijk
het merk „margarine” staan), door het oprichten van
zuivelbonden, welker leden zich verplichten tot boter-
contröle, ook door het koopen van boter op de botermijnen
(de grootste te Maastricht), waar men groote hoeveelheden
prima boter kan koopen en verkoopen.
In 1923 bedroeg onze boterproductle bijna 60 mill. R.G. met en bqna 10
mill. K.G. zonder Rqksmerk, totaal bqna 70 mlU. K.G., waarvan werd uit-
gevoerd bijna 24 mill. K.G. In 1926 bedroeg de uitvoer van boter bqna
40 millioen K.G. (waarde ruim t 110 millioeni, waarvan het grootste deel,
evenals vóór den Wereldoorlog, naar Duitschland en verder naar Engeland en
België werd uitgevoerd. Vóór den Wereldoorlog werd Nederland als uitvoerland
van boter overtroffen door ...”
|
|