1 |
|
“...— 7 —
DE ARUBAANSE MUZIEKSCHOOL
AFDELING NOORD
Nu de afdeling Noord reeds en-
kele maanden “draait”, en dus
de muziekschool haar vleugels
heeft uitgeslagen over de Kunu-
ku, kan een overzicht worden ge-
geven van de tot dusver bereikte
resultaten. En hierbij moeten we
niet allereerst letten op de artis-
tieke prestaties, immers deze
kunnen nog niet groot zijn. Maar
als onderdeel van de acties onzer
school kan geconstateerd worden
dat de bescheiding oogmerken
omtrent het muziekonderwijs is
Noord gekoesterd ten volle rea-
liteit zijn geworden en zelfs meer
dan dat.
Gebrek aan lokaliteit is één van
de redenen, waardoor niet ver-
der gegaan kan worden. Het les-
lokaal in de Don Boscoschool
en de leskamer bij Dr. de la
Fuente stellen tenslotte grenzen.
Daarnaast is er de financiële
kant van de zaak. Te grote acti-
viteit op nog ruimer schaal, zou
voor de muziekschool tot een
“bankroet” leiden.
Maar er wordt gewerkt en hard.
Onder leiding van dhr. Stam en
zijn staf van medewerkers (sters)
wordt...”
|
|
2 |
|
“...laat hen toch
binnen. Hoffmann bemerkt dat
Antonia ziek is, en zij belooft hem
niet meer te zingen. Dr. Miracle
overtuigd haar dat het de wens is
van haar moeder die belofte
ontrouw te zijn. Zij doet het en
sterft in zijn armen.
Het epiloog
Op het toneel van het operage-
bouw speelt de finale van het Stel-
la-ballet. In de taveerne is Hoff-
manns gehoor volkomen in de ban
ban van zijn verhalen. Met het
vertellen vindt Hoffmann zijn ware
bestemming als dichter. Stella
verschijnt in de deur van de ta-
veerne en ziet op hem neer. Maar
Lindorf, die ook de bedoeling van
de vertellingen heeft begrepen gaat
haar tegemoet en samen gaan zij
naar buiten, de stad in.
Bovenstaand artikel wordt door
Cultura geplaatst in verband met
het feit dat de film “’Hoffmanns
Vertellingen op 31 Juli, 1 Au-
gustus en 2 Augustus in Thea-
ter De Veer wordt vertoond.
De Redactie
Laat
Cultura
ook
aan
BUREN
en
VRIENDEN
LEZEN
I
■...”
|
|
3 |
|
“...gekocht!
De dichter zingt zijn blijdschap
over de Vleeswording van Gods
Woord uit in het levendige en zan-
gerige, rhythme van zijn eerste
bundel „Duytse Lier”, die hoofd-
zakelijk wereldse minneliederen
bevatte. Maar ondanks deze be-
koorlijke zangerigheid: hoe type-
rend voor de protestantse kerstly-
riek is ook hier weer dat waken te-
gen een al te gemeenzame toon
door het schroomvallig kiezen van
woorden en beelden. En als in de
19e eeuw de vurige, uit het Joden-
dom bekeerde protestant, Da Cos-
ta dicht:
Op ’t geluid der hemelchoren,
op ’t gelei van Jacobs ster,
Dat wij ’t Kindeke, ons geboren,
biddend naadren, schoon van verr’!
Gods- en Menschenzoon te zaam,
WONDERLIJK! dat is Zijn naam!
dan zien we hoe, twee en een halve
eeuw later, deze leerling van Bil-
derlijk achter z’n rhetorische stijl-
verbergt een zelfde schroom voor
het heilige kerstgebeuren als de
protestantse dichters der 17e eeuw.
Daarom willen we tot slot nog
een enkel woord wijden aan de
kerstpoëzie der laatste vijftig jaar...”
|
|