Your search within this document for 'su' OR 'tras' resulted in ten matching pages.

You can restrict your results by searching for su AND tras.
1

“...e streken veel werk gemaakt. b. de arengpalm. Deze komt eveneens op bijna alle eilanden voor; de stam is kort en lijnrecht. Bij insnijding vloeit er uit de bloemkolven de aangenaam smakende sagoeweer (palmwijn), welke vooral in het oosten van den Archipel in trek is, en bovendien wint men er de zoogenaamde zwarte of Javaansche suiker uit. De donkergrauwe, dradige stof, welke bij wijze van steun- blad om den voet der bladeren van den arengpalm voor- komt, het gemoeti of idjoek, dient op Java en Su- matra algemeen voor atap en tevens slaat men er touw uit. c. de sagopalm. Van de verschillende soorten is die van Rumphius de beroemdste; deze vindt men bijna uit- sluitend in de Molukken, en wel in moerassige kuststre- ken, vooral op de eilanden Ceram en Halmaheira. In die streken leeft de bevolking hoofdzakelijk van het merg van sagopalmstammen. Het winnen hiervan heet sagokloppen; men velt den boom, klooft den stam en hakt het merg met eene soort van dissel los; m eenen...”
2

“...noemen we alleen de nepentheeën, die over den bodem kruipen en welker bladeren waterzakken vormen, die met een deksel gesloten kunnen worden en welker beteekenis nog niet voldoende verklaard is; het water dier zakken is drinkbaar en bijna vrij van vreemde bestanddeelen; ze worden uit het weefsel der bladeren gevuld. Yan de Indische coniferen, de verwanten onzer naald- boomen dus, noemen we de Oost-Javaansche casuarinen, welker naalden, door onze voorouders bij de haarachtige vederen van den ca su ar is vergeleken, er dezen naam aan hebben doen geven; in het Javaansch heeten ze tjemoro’s (= paardestaartboomen). De bodem der tje- morowouden is dor en kaal, daar ze zoo goed als geen humus vormen; ze geven aan de streken, waar ze voor- komen, een zeer melancholisch karakter. Van de waterplanten noemen we alleen de nympheeën of lotusbloemen, bij de Hindoes algemeen als het symbool van alzijdige ontwikkeling in eere gehouden. Onder de grassen verdient het alang-alanggras, dat vooral door vernieling...”
3

“...het Maleische hert hebben op Java alleen verwante soorten. Heteenige geslacht, dat hier wel en in de andere deelen niet voor- komt, nl. eene soort wezel (helictis), wordt ook in Noord-Indië gevonden; ook de Javaansche rhinoceros en eene soort haas keeren eerst daar terug. Tan de ± 270 soorten van vogels zijn 40 alleen op Java te vinden, van de geslachten maar een paar; ± 25 Indo-Maleische typen ontbreken en andere keeren in het Indo-Chineesche ge- bied terug. Nog andere hebben nauwe verwanten op Su- matra, Borneo en Malakka, terwijl de soorten zelven er ontbreken....”
4

“...genoemd te worden ; er ontbreken echter bijna overal olifanten en rhinocerossen, terwijl tapirs, luipaarden en tijgers, in de andere deelen zoo algemeen, er in ’t geheel niet zijn; met Sumatra heeft het den orang oetan (boschmensch) gemeen. Sumatra bezit slechts een eigen geslacht, nl. eene antilopensoort (nemorhedus), welke ook in Noord-Indië voorkomt. Malakka schijnt geene eigene zoogdieren te bezitten. Indien men de vleermuizen — van welke we op Java niet minder dan 36, op de Philippijnen 24, op Su- matra 23 en op Borneo en Malakka 16 kennen — buiten rekening laat wegens de meerdere gemakkelijkheid, om zich naar elders te verplaatsen, dan is het overzicht der zoogdieren als volgt: de Philippijnen. Java. Borneo. Sumatra. Malakka. aantal soorten 21 56 80 66 65 eigene soorten 6 34 5 6 eigene geslachten 0 4 i 0 Ten einde de onderlinge verhouding der ver- schillende deelen van Aziatisch-Insulinde en tevens die tot het vastland te verklaren, neemt "Wallace de volgende feiten tot grondslag. De geologie...”
5

“...hij ver- kondigt, zeggen de Javanen, het uur, waarop „de heer der wegen en der dieren" zijnen schuilhoek verlaat; dan waagt de eenzaam wonende Javaan zich niet meer buiten het paalwerk om zijne woning en de reiziger sluit zorg- vuldig de deur zijner hut. — Ook de rhinoceros treffen we hier zoowel als in de hooggelegene oorspronkelijke wouden aan; zijn geschreeuw heeft veel overeenkomst met dat van den buffel, maar klinkt fijner en wilder; hij heeft slechts éénen hoorn, en verschilt dus van den Su- matraanschen, welke er twee heeft....”
6

“...168 tuur in West-Indië. Berst in onzen tijd heeft men op de westkust van Afrika, in Libera, eenen koffieheester ontdekt, welke buitengewoon groote en geurige vruchten geeft. Indien hij er niet inheemsch is-, zal hij er zeker door de Portugeezen gebracht zijn. Het werkzame be- standdeel der koffie heet caffeïne; het ontwikkelt zich eerst door branding. Niet alleen in de boonen, maar ook in de bladeren komt het voor; in de Preanger en op Su- matra roost men juist deze en drinkt een aftreksel er van. De eerste koffiedrinkers waren stellig Mohamedanen, ofschoon men de juiste woonplaats niet weet aan te geven. De verbodsbepalingen van den Koran hebben het drinken van koffie eer in de hand dan tegengewerkt. Naar Kon- stantinopel’s voorbeeld verscheen het eerste koffiehuis te Londen in 1652 en weldra werden koffiehuizen de ver- gaderplaatsen van politieke en godsdienstige partijen. Op Java tiert de koffie het weligst op eene hoogte van 350—1000 M.; echter wordt de warme zone meestal lie- ver voor...”
7

“...233 orerige behoort nog Prinsen eiland (zie p. 90) tot Bantam, de andere, n.1. de groep van Krakatau (822 M.) Sebesi (859 M.) Seboekoe (426 M.) en het lage Poeloe Tiga tot de Lampongsche districten van Sumatra. De bodem van Straat Soenda komt inhoogemate overeen met de aangrenzende deelen van Java en Su- matra; hij bestaat hoofdzakelijk uit miocene eruptiefge- steenten, bedekt door horizontale lagen van diluviale en alluviale afzettingen, welker materiaal van de tegenwoor- dig bestaande eilanden der straat afkomstig is. Hoe de hoofdlijnen van Sumatra’s vulkanisme — van Atjehhoofd naar den Tangka (zie kaart XI) --- en van dat van Java — van den Karang over den Semeroe naarden Idjen — elkander in de groep van Krakatau onder eenen hoek van 33° ontmoeten, zagen we reeds (zie p. 22). In de verschillende diepte der zee kan men de drie verzak- kingsspleten in zooverre terugvinden, dat het deel tusschen de Sumatraspleet en de zuidelijke helft der dwarsspleet aanzienlijk dieper is dan de rest (zie...”
8

“...flel). In de pliocene mergels van Benkoelen vindt men geen jong vulkanisch materiaal, zoodat het aantal jong- miocene en pliocene vulkaantjes op Sumatra stel- lig zeer gering is. Eenige zijn er echter door Verbeek ontdekt en beschreven, zoowel in de Padangsche Boven- landen als in Palembang; een viertal in het eerstgenoemde gebied, die bijeen behooren, volgen de lengteas van het eiland. Deze miniatuur-vulkaantjes bestaan uit bazalt en hoornblende-andesiet. 4. Al de hooge vulkaankegels zijn ook op Su- matra aanmerkelijk jonger. Daar hun ontstaan stellig met aanzienlijke rijzingen en dalingen van den bodem gepaard ging, zoodat dus door het veranderde klimaat eene ingrijpende wijziging van de flora en fauna moest volgen, laat Verbeek het begin van hun ontstaan samenvallen met het einde van het tertiaire en dus met het begin van het kwartaire tijdvak. De hoofdmassa der zeer regel- matige kegels bestaat, evenals op Java, uit asch, zand en steenen; daartusschen bevinden zich la vastroom en en dwars...”
9

“...vrij groote prauwen. Rechts ontvangt ze uit het alluvium verschillende bij- stroomen; de laatste heet Siak Ketjil (= klein), de afvloeiing van een aantal zeer ondiepe lagunen. Niet ver beneden het begin der Siak ligt Pekan Baroe, eene aanzienlijke handelsplaats, vooral door de daar gevestigde Arabieren. De hoofdplaats van het rijk, Siak, ligt aan beide oevers der rivier; behalve de sultan woont er een controleur en is er eene aarden redoute voor een deta- chement der Troepenmacht ter Oostkust van Su- matra. De vorstelijke familie en de rijksgrooten wedijveren in het schuiven van opium en houden door hunne kneve- larijen vaak den vooruitgang tegen. Echter begint de sultan, op het voorbeeld van Deli, Europeanen te lokken; in boven-Siak zijn reeds eenige landbouwcontracten uitge- geven; de tinontginning aan den voet van het Soeligie gebergte mislukte, zooals we reeds zagen (zie p. 268); echter komt tin zoowel hier als in het stroomgebied der Indragiri en Kampar en in Deli in kleine hoeveelheden...”
10

“...toegelicht. Men onderscheidt: vrijhavens, waar alle goederen vrij zijn van alle rechten, n.1.Bengkalis, Riouw, Makasser,Menado,Kema, Gorontalo, Temate, Ambon, Saparoewa, Kajeli, Banda en Koepang; havens voor den algemeenen in- en uitvoer, waar rechten worden geheven, n.1. Batavia, Se- marang, Soerabaja, Tjeribon, Passóeroean, Tjilatjap, Pa- dang, Siboga, Baroes, Singkel, Palembang, Moeara Kom- peh, Muntok, Pontianak, Pamangkat en Bandjermasin; ook, hoewel niet officieel, de havens der residentie Su- matra’s Oostkust; havens voor algemeenen uitvoer en beperk- ten invoer, met betaling van rechten, n.1. Anjer, Bantam, Indramajoe, Tegal, Pekalongan, Bembang, Pro- bolinggo, Bezoeki, Panaroekan, Banjoewangi, Patjitan, Pangoel, de Wijnkoops baai, Priaman, Ajer-bangies, Na- tal, Benkoelen, Telok Betoeng, Tandjoeng Pandang en Sampit; en verschillende havens voor de kustvaart; tot deze zijn alleen gerechtigd Nederlandsche en in Nederlandsch- Indië te huis behoorende schepen. Entrepots vindt men te...”