Your search within this document for 'dak,panchi' resulted in four matching pages.
1

“...45 nen, dan worden we dadelijk getroffen door de groote verscheidenheid van stammen, welke meestal regelmatig en loodrecht zich tot op aanzienlijke hoogte verheffen, zonder takken te vormen. Daar deze woudreuzen tamelijk ver van elkander verwijderd staan, maken zij den indruk van zuilen, welke een onmetelijk groot koepeldak steunen. Dit dak van bladeren en takken vindt men op eene hoogte van 30 a 40 M. en is dicht genoeg, om slechts weinig licht door te laten. Vandaar het tooverachtig halfdonker, hetwelk in vereeniging met de geheimzinnige stilte den indruk van het verhevene, oeroude en oneindige in onzen geest wekt. Hoewel schijnbaar eentonig is echter het tropi- sche woud, veel meer dan een woud onzer gematigde lucht- streek, de vereeniging van de grootste verscheidenheid. Hier spreekt men van eiken-, beuken- en dennenwouden en het karakter der eene soort beheerscht dat van het geheel; tusschen de tropen ziet men slechts zelden twee boomen van dezelfde soort bijeen. Zelfs de vorm der...”
2

“...de sawah’s vernielen of tijgers de kippen en geiten trachten weg te halen. De misighit (moskee) ontbreekt natuurlijk nergens; ook zijn dorpsscholen vrij algemeen. Aan de huizen vindt men veel snijwerk; die der aanzienlijken zijn met idjoek (zie p. 50) gedekt; het spaarzame huisraad neemt langzamerhand iets toe; borden vervangen er bij de maaltijden reeds veelal de pisangbladeren; als kunstlicht gebruikt men brandende pijpen dam ar, eene harssoort, soms ook klapper-of eene andere soort olie; het dak loopt in spitse horens uit. De vrouwen dragen veel armbanden en hoofdtooisels van goud, dat hier en daar uit de kwartsgangen der leige- steenten wordt gewonnen. Als de rijstoogst mislukt, gaan velen stofgoud zoeken. Vooral het draadwerk der goud- en zilversmeden is vaak sierlijk en smaakvol. De ijzer- smeden maken geweren, krissen, klewangs, messen, enz. Ook giet men kogels, meest van tin, en maakt buskruit....”
3

“...van de zijde der Maleiers, delven ook wat ijzer, dat als „staal van Matan" naar Pontianak gaat. § 70. De hoofdrivier van de, door gebergten zoowel van Se- ï gambas a^s van het deltagebied der Kapoeas en het stroom- Montrado &ebie(i der Landak rivier en der Sanggouw gescheiden en vlakte van Sambas en Montrado is de Sambas, *gemng. welke op die gebergten hare bronnen heeft. Het grens- gebergte met Serawak is bijna geheel onbekend (zie p. 393); van dat tusschen Sambas ten noorden en Mampawa en Lan- dak ten zuiden is in den laatsten tijd het westelijk deel door den mijningenieur Yan Schelle onderzocht, in kaart gebracht en beschreven. De oudste vorming is hier vooral klei- en kiezellei, afgewisseld met zandsteen en enkele conglomeraatbanken. Het leigesteente is waarschijnlijk devonisch; de weinigepetrefacten, welke op een paar plaatsen zijn gevonden, hebben nog niet tot een afdoend resultaat geleid. De hoofdrichting der lagen...”
4

“...zich gemakkelijk beweegt, verbonden. Om de plantages tegen hooge rivier- standen en tegen het vloedwater te beschermen, zijn ze alle omgeven door dijken; ze moeten dus polders ge- noemd worden. Hier en daar zijn de dijken zelfs tot 3 M. hoog. De loostrench, welke rondom de geheele plantage loopt, is tot 4 a 5 M. diep; de groote slooten, trekkers geheeten, loopen er op uit en op deze de kleine slooten. Het hoofd der plantage bewoont eene echt Oud-Hollandsche buitenplaats, met bordes, hoog opgaand dak, bloemperken in het front en vaak meer of minder geschonden beelden langs de paden van den tuin. De verdere gebouwen vindt men over de oppervlakte der plantage verspreid. De korjalen — uitgeholde boom- stammen — en andere vaartuigen liggen aan den steiger gemeerd, liefst grootendeels onder water ter bescherming tegen de hitte; van den steiger gaan lanen van palmen, mango’s, tamarinden of oranjeboomen naar het huis des planters. Iedere plantage heet in Suriname effect; de gronden voor het aanplanten...”