Your search within this document for 'bai' OR 'af' resulted in 129 matching pages.

You can restrict your results by searching for bai AND af.
 
1

“...verbazen, hoe er bij ons volk als ’t ware instinctmatig gevoeld wordt, dat de ramp van het verlies dier koloniën niet te overzien zou zijn. Of is het met de kennis, die ons volk heeft van die kostbare schatten aan den evenaar beter gesteld, dan de schrijver dezer aardrijkskunde meent ? Zijn niet voor verre- weg het meerendeel der Nederlanders de uitdrukkingen „de Oost" en „de West", geheel anders dan men uit dever- trouwelijke gemeenzaamheid, waarmede ons geheele volk ze gebruikt, geneigd zou zijn, af te leiden, slechts vage be- grippen, zonder begrenzing zoowel als inhoud? Wie dit toestemt, erkent met mij, dat het een der eerste plichten van het onderwijs, in zijne verschillende vertakkingen, is, na de beschouwing van het Vaderland de vólle aandacht te wijden aan de gezegende streken des aardbols, die ons vaderland als haar Moederland erkennen en het vele tientallen malen in grootte, een zevental malen in zielental overtreffen. Ze hooger te waardeeren en meer te beminnen, door ze beter te kennen...”
2

“...diepste toegang ligt waarschijnlijk tusschen de Soeloe eilanden en Borneo. Het bekken beeft, trots zijne afgeslotenheid, in het noord- oosten de zeer aanzienlijke diepte van ruim 5000 M. 3. de Celebes zee of Soeloe zee, benoemd naar de eilanden aan weerszijden. Deze beeft eene grootste, door de Challenger gemeten diepte van ruim 5000 M. en is geheel zonder eilanden, terwijl de ontzaglijke diepte tot zelfs vlak onder de kust van Mindanao wordt ge- peild. Dit eiland met den Soeloe archipel sluit de zee af in het noorden, Borneo in het westen en Celebes in het zuiden, terwijl aan de oceaanzijde de Sangi eilan- den eene brug vormen van laatstgenoemd eiland naar de Philippijnen. Deze eilandenbrug ligt op eenen drem- pel, welks laagste punten 800 vademen beneden den zeespiegel liggen; beneden die diepte is het water der Celebes zee constant 3.7° C. warm. 4. de Moluksche zee, naar de in het zuiden en oosten er aan grenzende Molukken zoo geheeten. Ze is ingesloten tusschen Celebes in het westen en de...”
3

“...12 gen, veroorzaakt door de elkaar om het halfjaar afwis- selende moesons, öf getijstroomingen. Beide soorten zijn nog zeer onvolledig bekend en van verschillende stroo- mingen is het tot dusverre niet uitgemaakt, of ze tot de eerste dan wel tot de laatste soort behooren. Uit de be- schrijving der moesons (§ 7) zijn de stroomingen, welke deze in de verschillende zeeën van Insulinde veroorzaken, gemakkelijk af te leiden; in smalle zeeen en zeestraten hangen ze echter in hooge mate af van den horizontalen vorm der aangrenzende kusten, welke den door den moe- son te weeg gebrachten stroom vaak van de oorspronkelijke richting doen afwijken. In de straten tusschen For- mosa en de Philipp ij nen is de stroom in den zuid- westmoeson naar den Grooten Oceaan, in den noordwest- moeson naar binnen; dit is eveneens het geval in de straten tusschen Mindanao en Celebes en in de Moluksche zee. In de drie zeebekkens, waarheen deze straten voeren, n.1. de Chineesche zee, de Celebes zee en de reeds genoemde...”
4

“...14 tij worden waargenomen; na Juni neemt het avondtij langzaam af en het morgentij vertoont zich steeds duide- lijker, totdat omstreeks de naj aarsnachtevening de beide tijen gelijk zijn; daarna krijgt het morgentij de overhand en in December heerscht het alleen; na dien tijd komt het avondtij weer op, in Maart is het gelijk met het morgentij, om daarna op zijne beurt de overhand te krij- gen , terwijl in Juni het morgentij, zooals we reeds zagen, tijdelijk bijna geheel verdwijnt; zoowel in Maart als Sep- tember neemt men de hoogste standen niet, zooals in Juni en December, bij volle en nieuwe maan, maar in de kwartierstanden waar. Deze gang van zaken heeft Mel- chior uit de verschillende standen van zon en maan ver- klaard; hij kwam door de declinatie der maan, welke hoogstens 281/2° kan zijn, tot het vermoeden, dat de vloed- golf van Batavia uit de Chineesche zee moest komen en dus door de straten tusschen Formosa en de Philippijnen uit den Grooten Oceaan in deze zee binnendringt. Merk-...”
5

“...18 § 5. Geologisch overzicht der eilanden. Het licht der geologie is nog slechts over enkele dee- len van Insulinde opgegaan. Eerst in 1820 hield die ■wetenschap hier haren intocht en van toen af kan men m de beoefening ervan drie tijdvakken onderscheiden, n.1. a. van 1820—40, toen de zoogenaamde Natuurkun- dige Commissie in hare Verhandelingen ook de resultaten der geologische onderzoekingen het licht deed zien; van de geologen, die iets blijvends hebben geleverd, noemen -we hier Horner en Schwaner (op Borneo); bij de beschrijving der genoemde eilanden zullen we nader met hunnen arbeid kennis maken. b. van 1840—50, toen een ander Duitscher in Nedër- landschen dienst, n.1. Franz Junghuhn zich wijdde aan het geologische onderzoek van Java, inzonderheid van zijne vulkanen, welke op meesterlijke wijze wer- den beschreven; ook deed hij in 1840 en’41 eene weten- schappelijke reis naar de Bataklanden, welker zuide- lijk deel door hem zooveel doenlijk werd ontsluierd; een eenvoudig gedenkteeken...”
6

“...senonische deel der krijtformatie behooren. Het bestaan eener triasformatie op Timor, welke vroeger werd aangenomen, is volgens Martin zeer twijfelachtig. Hl. Het tertiaire of kaenozoïsehe (= met de nieuwste, d. i. jongste dierlijke overblijfselen) tijdvak, verdeeld in a. het eocene, b. het oligocene, c. het miocene en d. het pliocene gedeelte. Neptunische gesteenten uit a. komen in Insulinde zeer yeel voor; op Borneo onderscheidt Yerbeek in het eocene tijdvak wel drie, op Sumatra zelfs vier étages (af- deelingen). De oudste Sumatraansche étage is tot dus- verre op Borneo en Java niet gevonden. In de tweede, op Sumatra tot 600 M. dik, liggen de steenkolen, zoowel in de Padangsche Bovenlanden als in de Zuider- en Ooster-Afdeeling van Borneo en in West-Java; hoofd- zaak zijn echter kwartszandsteenen zonder versteeningen. In de derde vindt men meestal zachte, mergelachtige zandsteenen, in de vierde kalksteen. Ofschoon Java ook wel kalkbanken uit deze vierde étage heeft, zijn daar de meeste echter...”
7

“...at a = overtocht); Columbus was de eerste schipper, die er van gebruik maakte. De uitzetting der lucht aan den evenaar veroorzaakt ze; van daar vloeit deze af naar de beide polen, maar hoopt zich, door de steeds afnemende ruimte, over welke ze beschikken kan, reeds op + 30° K en Z.B. op en veroorzaakt daar, vooral aan de west- zijde der vastlanden, ophooping van lucht in de zooge- naamde subtropische maxima. Yan deze uit vloeit de lucht naar verschillende zijden, maar vooral naar het zuidwesten (op het Noordelijk Halfrond) en naar het noord- westen (op het Zuidelijk Halfrond) af, en deze noord- oosten- (op het N. H.) en zuidoostenwinden (op het Z. H.) heeten passaten. Ze voeren de zwaardere en koelere lucht naar den evenaar, maar wijken door de meerdere rotatiesnelheid west-oost in de streken, waar ze komen, sterk naar het westen af. Tusschen de beide passaten in ligt een gordel met veranderlijke winden en veel windstilten, waarnaar deze de gordel der wind- stilten (of doldrums) heet. Alleen...”
8

“...noemen. Des morgens namelijk wordt het kustland spoe- diger verwarmd dan de kustzee j de lucht zet uit en vloeit zeewaarts af. De daardoor vermeerderde luchtdruk boven de kustzee doet eenen luchtstroom ontstaan naar het kust- land. Ongeveer tegen 10 uren in den voormiddag ziet de kustbewoner in de verte de zee zich met kleine golven bedekken, welke langzaam de kust naderen; daarna voelt men ook weldra den verfrisschenden luchtstroom, welke de drukkende warmte van den morgen tempert en alles nieuw leven schijnt in te blazen. Tot zonsondergang waait deze zeewind, welke voor nederzettingen inlage, tropische kuststreken vaak eene levensvoorwaarde is, vooral door het verdrijven der schadelijke miasmen; terecht noemt men hem in sommige streken „dokter". Na zonsonder- gang koelt het land spoediger af dan de zee; in de hoogere luchtlagen neemt daardoor de luchtdruk boven het land af en de nog uitgezette lucht boven de zee stroomt toe. Deze doet den druk der lagere luchtlagen boven het land...”
9

“...g ons toelacht, terwijl de Schorpioen, het zinnebeeld van het keerkringsklimaat, als eene waarschuwing aan den hemel staat. Het sterrenlicht, dat door den effen waterspiegel wordt teruggekaatst, doet de nachten in helderheid met de eerste schemering op hooge breedten wed- ijveren. Menigvuldige verschietende sterren, in alle richtingen, vermoeien het oog, ofschoon zij de eentonigheid van het schit- terende uitspansel verbreken. Hare rusteloosheid in die onpeil- bare wereldzee steekt niet weinig af bij de schijnbare rust in den zachtvloeienden luchtstroom van den landwind. In den nanacht verslapt de landwind, die echter zelden met kracht blijft doorwaaien, maar altijd grillig en ongestadig is. Met het aanbreken van den dag wakkert hij speelsgewijze weer wat aan, om langzamerhand te verdwijnen, naarmate de zon zich verheft. De tijd, waarop het stil wordt na de land- en zee- winden, is onbepaald en de stilten zijn ongelijk van duur. Tn den regel zijn echter de stilten, welke den zeewind voorafgaan...”
10

“...zich in korten tijd met eene laag schimmel bedekt. Dag en nacht zijn haast even warm en de hemel heeft dagen aaneen dezelfde loodgrijze kleur zonder de minste schakeering. Evenals alle moesons is ook deze noordwestmoeson slechts een verschijnsel der onderste lagen van den damp- kring; hij gaat nergens boven 1600 M., zooals de rook der hooger gelegen vulkaantoppen leert, welke altijd west- waarts gaat en dus van de ongestoorde heerschappij van den zuidoostpassaat in hoogere luchtlagen getuigenis af- legt; de land- en zeewinden bereiken slechts zelden de helft der genoemde hoogte. Ten noorden van de linie is de noordwestmoeson regenwind in de Minahassa en de noordwestkust van Borneo. In onzen zomer brengt de zuidoostpassaat, in vele streken een oostenwind, den drogen of goeden moeson; hij is niet sterk en maakt aan de kusten van alle groote eilanden plaats voor de land- en zeewinden, die alleen in dit jaargetijde regelmatig voorkomen (§ 6). Ook de dagwinden, welke tusschen de vulkanen van...”
11

“...41 spoediger op. Dan ziet men de holle buis, die evenals bij eenen thermometer in het glas zichtbaar is, van onder breeder worden en telkens kleine wolkjes van den omtrek der hoos af- stooten, gelijk de stoom uit den schoorsteen van eene locomotief, en langzamerhand het water loslaten, als trok de wolk, waaruit de hoos is voortgekomen, haren snavel weder in. In de kenteringen is het meestal stil of flauw met heldere luchten, afgewisseld door regenbuien met lichte koelten uit alle streken van het kompas. Ze zijn vermoeiend voor de bemanning, die met geblakerd aangezicht onder den bewolkten hemel de zeilen ongeduldig naar den veranderlijken wind zet. Doch de lucht klaart op en tegen verwachting staat uit eene heldere lucht de noordoostenwind door; bij het doorkomen van den moeson is hij noordelijk. Ginds pakken echter de wolken weder te zamen; de wind gaat liggen, om spoedig weer uit eenen anderen hoek door te komen. Eindelijk worden regen en onweder, stilten en flauwe koelten langzamerhand...”
12

“...komst met elkander. Buien van wind en regen, onder eenen bewolkten hemel, wisselen elkander af met strakke luchten en doorstaande winden. In het laatst van November staat de westmoeson door”. De regencijfers zijn in Insulinde over het algemeen hoog, zooals blijkt uit de volgende cijfers (naar Buys Ballot): Maandelijksehe regenhoeveelheden. Sumatra. Java. Borneo. Ambon en West Oost Padang Gebergte "West Oost West Oost Banda laag hoog laag hoog Jan. 216 312 256 307 357 321 276 415 1002 312 227 Febr. 123 321 304 246 249 372 199 428 562 262 123 Maart 91 301 271 236 292 359 208 406 507 320 173 April 201 268 357 234 194 330 139 235 209 263 319 Mei 336 231 465 218 144 204 112 199 131 236 479 Juni 183 173 324 79 207 340 162 245 176 213 649 Juli 125 167 271 121 252 195 68 110 104 151 536 Aug. 267 169 406 177 103 160 33 76 36 177 424 Sept. 219 185 490 227 137 199 27 72 38 137 212 Oct. 284 297 561 219 159 280 30 161 116 236 129 Nov. 388 281 447 270 228 351 115 295 215 310 150...”
13

“...gel. Zij winden zich om de dunnere stammen, hangen van de takken naar beneden, gaan van den eenen boom naar den anderen over of winden zich in groote bochten kronkelend over den bodem; enkele zijn dun en glad, andere ruw en knoestig; dikwijls zijn ze als touw in elkander gedraaid. Vooral de lianen maken de tropische wouden bijna ondoordringbaar, zoowel voor den reiziger als voor den jager. Vanwaar zij komen, hoe zij voort- groeien, is op het eerste gezicht een raadsel. Ze leggen overal getuigenis af van grooten levensduur en eene bijna onbegrensde geschiktheid, in de lengte te groeien. Meer...”
14

“...dan ook hare eigene palmen In het zuidoosten van Insulinde is echter hun aantal, door het droge winterhalfjaar, veel geringer. Alle palmen hebben groote overeenkomst in voorkomen; zelfs het oog van den ongeoefende herkent ze gemakkelijk. Ze behooren tot de monocotyledone (éénzaadlobbige) planten. Naar den vorm onderscheidt men waaier- en vederpalmen. Bij sommige soorten is de stam cilinder- vormig; bij andere is zijn middenstuk zeer verdikt; nog andere vertoonen ringen, welke de bladeren bij het af- sterven achterlaten, of dragen dorens. Enknlfi schieten lnchtwortels uit, welke later den stam moeten helpen schragen. Eenige palmen van Insulinde verdienen om hunne be- langrijkheid wat nader onze aandacht en wel van de vederpalmen a. de kokospalm. Zijn vaderland is waarschijnlijk Zuid-Amerika en van daar heeft hij zich over bijna de ge- heele tropische luchtstreek verspreid. Hij groeit gaarne in de nabijheid der zee en vormt daar soms heele wouden. Op vele kleinere koraaleilanden heerscht hij...”
15

“...bezinken. Met kokend water aangemaakt, heet het papeda; ook bakt men er sagobrooden van of bereidt het tot allerhande lekkernijen. De parelsago, welke wij kennen, wordt meest te Singapore door Chi- neezen gemaakt. Een volwassene heeft aan éénen boom per jaar genoeg; deze moet, om geveld te kunnen worden, 10 a 20 jaren oud zijn; de sterke bladstelen — gaba- gaba worden in de Molukken overal voor wanden en daken van huizen gebruikt. Op die eilanden hangt het lot van de meeste stammen van dezen palm af; waar de O. I. Compagnie hen niet kon bedwingen, ging ze de sagobosschen aan het strand vernielen en dan volgde de onderwerping spoedig. Van de waaierpalmen noemen we hier o. den lontarpalm; men vindt hem in geheel Indië, ook in Engelsch-Indië, waar hij p%lmyrapalm heet; de bladeren werden vroeger op Java, worden thans nog op Bali en Celebes gebruikt, om er op te schrijven. Vooral in Oost-Java en op de Kleine Soenda eilanden levert hij veel toewak en suiker of stroop; de laatste is b.v. op Botti...”
16

“...53 de watervlakte, in welke ze steeds veroverend zeewaarts gaan. Hunne hooge wortelstoelen, welke de ebbe bloot- legt, houden veel slijk terug en zijn zoodoende zeer be- vorderlijk voor de aanslibbing; ook beperken ze de duin- vorming tot slechts weinige kuststreken. Slechts enkele der loofboomen werpen in den drogen moeson de bladeren af; van deze moet genoemd worden de djatiboom, welks hout door den naam tayk aan de kust van Malabar in Yoor-Indië bij de Engelschen teak- hout heet. Hij groeit gezellig, d. w. z. vormt wouden, wat tusschen de tropen, zooals we reeds zagen, zelden voorkomt. Buiten Insulinde wordt hij vooral gevonden aan de kust van Malabar en in Pegoe, het zuiden van Birma; in Insulinde vooral in Oost-Java en eenige Kleine Soenda eilanden, vooral Soembawa. Het hout van den djati- boom is harder en tevens lichter dan eikenhout; het is zelfs, hoewel het den paalworm slechts gebrekkig weerstand biedt, vrij wel tegen witte mieren bestand en dient in Indië en Europa voor het bouwen...”
17

“...ijk van rijst leven. De voedings- waarde is iets grooter dan die van aardappelen; rijst bevat, behalve de weinige vetten en anorganische bestand- deelen en 13% water: 78% zetmeel en 7% stikstof- houdende stoffen; van de laatste, welke in de eerste plaats de voedingswaarde bepalen, bevat tarwe echter meer dan 20%. Bijna overal in Insulinde eet de bevolking drie maal per dag en telkens eene aanzienlijke hoeveelheid rijst. Van den rijstoogst hangt dus in de eerste plaats de welvaart der bevolking af. De rijst behoeft voor haren groei veel water; zij wordt van 1 tot 6 voet, eene enkele maal zelfs 10 voet groot; de pluimvormige bloeiwijze geeft haar eenigszins het voorkomen van haver. Waarschijnlijk is Zuidoost-Azië haar vaderland; door de Arabieren werd ze naar Europa, door de Europeanen van hier naar Amerika overgebracht. In Indië kweekt men drie soorten: de oryza sativa op droge, d. w. z. alleen door de natuur besproeide velden (Jav. tegal); de oryza montana, op natte, d. w. z. kunstmatig...”
18

“...oogen; vandaar dat de studie er van zulk eene hooge waarde heeft gekregen voor de wordingsgeschiedenis onzer aarde; dat zij ons, vertrouwbaarder dan de flora, vroegere verschuivingen van de grenzen tusschen land en water te lezen geeft. Hoe Wallace geheel Insulinde in vijf groepen ver- deelde, zagen we reeds (§4). In de onderlinge verhou- ding dezer deelen leidt, bij den tegenwoordigen stand der wetenschap, de studie der dierenwereld het best in. Daarom zullen we de fauna van ieder der vijf deelen af- zonderlijk behandelen en tevens de hoofdresultaten van Wallace’s studiën dan mededeelen. De studie der Natuurlijke Historie van Insulinde vond .reeds onder de O.-I. Compagnie enkele beoefenaars van naam. Van deze verdient Rumphius (17deeeuw), ge-...”
19

“... bericht, geene immigranten, zooals de twee andere stammen en daardoor vreedzamer van natuur. Echter zijn ze niet zoo gehard, ofschoon men ze, tegenover de Maleiers, gerust taaie arbeiders mag noemen. — De H o k 1 o- Chineezen waren vroeger voor een deel zeeroovers en zijn nog veelal schippers, echter ook wel kooplieden en vreedzame landbouwers; hunne voornaamste nederzetting zullen we boven Pontianak op Borneo aantreffen. Het verschil hunner taal en die der Hakka’s maakt, dat men in de Wester-Af deeling van Borneo vaak Chineezen zich in gebrekkig Maleisch met elkander hoort onderhouden. Daar kan men zoo nu en dan ook vechtpartijen tusschen de beide stammen zien, evenals op het vastland van China. Zoo mogelijk staan de Chineezen onder eigen bestuur; den aard der maatschappij in hun vaderland, n.1. eene aaneenschakeling van patriarchale familiegroepen, brengen ze gaarne naar elders over, zooals we bij de kongsi’s nader zullen zien. De immigrant uit China heet overal sin ké (— nieuw gast);...”
20

“...77 tensoorten, ■welke op eene zeer langdurige afscheiding wijzen; vaak zijn deze verwant aan soorten, in ver ver- wijderde deelen der aarde voorkomende. Deze vroeg af- gescheiden deelén der vastlanden heeten oude conti- nentale eilanden. Voorbeeld: Madagaskar. b. oceanische eilanden, d. w. z. zulke, dienooit deel hebben uitgemaakt van eenig vastland. Daardoor ont- breken alle warmbloedige landdieren. De flora en fauna zijn steeds zeer onvolledig en vertoonen allerhande wan- verhoudingen, doordat lucht- en zeestroomen nu en dan enkele levensvatbare individuen of zaden van de omrin- gende vastlanden aanvoerden. Ze liggen in de bekkens der oceanen en zijn dus door eene diepe zee omgeven. De hooge zijn vulkanisch, de lage koraalvormingen. Voor- beelden: St. Helena (vulkanisch), de Keelings ei- landen (koraalvormingen). Passen we deze indeeling op Insulinde toe, dan moeten Java, Sumatra, Borneo en de Philippijnen in het westen en Nieuw-Guinea met de omliggende eilanden in het oosten jonge c...”