Your search within this document for 'Korin' OR 'koran' resulted in eight matching pages.

You can restrict your results by searching for Korin AND koran.
1

“...groote en geurige vruchten geeft. Indien hij er niet inheemsch is-, zal hij er zeker door de Portugeezen gebracht zijn. Het werkzame be- standdeel der koffie heet caffeïne; het ontwikkelt zich eerst door branding. Niet alleen in de boonen, maar ook in de bladeren komt het voor; in de Preanger en op Su- matra roost men juist deze en drinkt een aftreksel er van. De eerste koffiedrinkers waren stellig Mohamedanen, ofschoon men de juiste woonplaats niet weet aan te geven. De verbodsbepalingen van den Koran hebben het drinken van koffie eer in de hand dan tegengewerkt. Naar Kon- stantinopel’s voorbeeld verscheen het eerste koffiehuis te Londen in 1652 en weldra werden koffiehuizen de ver- gaderplaatsen van politieke en godsdienstige partijen. Op Java tiert de koffie het weligst op eene hoogte van 350—1000 M.; echter wordt de warme zone meestal lie- ver voor andere cultures gebruikt; de uiterste hoogtegrens is 1700 M. Gemengde, tamelijk losse, donker gekleurde gronden zijn voor koffiecultuur de beste...”
2

“...de Soendaneezen, evenals de Maleiers buiten Java — een gevolg van bet wonen aan stranden en lage oevers — de buizen op palen, de Javanen — misschien door den invloed der Hindoes — op den grond, terwijl ook de daken verschillen; de huizen in de Soen- dalanden, waar de bevolking minder dicht en waar meer bouwmateriaal is, zijn bovendien in den regel grooter en ruimer dan die der Javanen.' De Soendaneezen zijn veel eenvoudiger, bijgelooviger en stipter met betrekking tot de voorschriften van den Koran. Ook zijn ze hulpvaardiger en hebben meer eerbied voor de graven hunner voorouders en voor den ouderdom in ’t algemeen. Echter leggen Ja- vanen, onder Soendaneezen verplaatst, niet zoo spoedig hunne kleeding en zeden af als Soendaneezen, welke naar het oosten trekken. Bij de Soendaneezen is het grondbezit particulier, bij de Javanen communaal, d. w. z. de bebouwbare grond wordt telken jare onder de sawahbe- zitters verdeeld en na den oogst is hij weer onverdeeld gemeenschappelijk bezit. Het b...”
3

“...blijkt uit het volgende: 1. de Javaansche vorsten komen overeen met de Mohamedaansche sultans en heeten gedeeltelijk zoo; de regenten lijken echter niet veel op de wali’s van den islam; 2. de Javaansche rijksbestuurders komen overeen met de groot-veziers van den islam; de Javaansche adel echter is, als niet van den profeet afstammende, onecht; 3. de rechtspraak van beide is geheel verschillend; in den strijd tusschen den Javaan- schen adat en den Mohamedaansehen sarat, de recht- spraak volgens den Koran en de Sonna, is de eerste over- winnaar gebleven; echter wordt de sarat, behalve in zuiver kerkelijke zaken, ook in die van het huwelijk en na- latenschappen gevolgd, waaruit het nauwe verband tusschen den godsdienst en het familieleven op Java blijkt; 4. het gemeentelijk grondbezit, door den natten rijstbouw als van zelf ontstaan, kent de islam niet, even-...”
4

“...geheeten. Deze zijn nog aanwezig; ook hare onderverdeeling in soekoe’s, in Mandaïling en Ankola koeria’s geheeten. Daar leden derzelfde soekoe niet mogen trouwen, wonen deze laras’ en soekoe’s zeer dooreen;. toch weet ieder, tot welke hij behoort en gehoorzaamt aan haar hoofd, den pengh oei o e, die volgens het nevenerfrecht is aangesteld. Deze heeft, behalve in godsdienstzaken, het hoogste gezag en regeert volgens den adat, welke weer is te verdeelen in: a. de voorschriften in den koran, b. de gebruiken van vóór den koran en c. de nieuwe bepalingen voor de gevallen, waarin niet was voorzien. De gezamenlijke penghoeloe’s besturen de negari. Slavernij is hier, evenals in al onze geregelde koloniën, niet meer; echter zijn er nog wel afstammelingen van slaven. Alle gronden behooren, behoudens kleine grensstrooken hier en daar, aan de negari’s; de onbebouwde gedeelten kunnen met toestemming van deze verkocht of verpacht worden; op deze twee wijzen dus kunnen particulieren in de Padangsche Boven- en...”
5

“...gou- vernement Sumatra’s Westkust aansloten, zagen we reeds. „In zijn geheel is dat gewest een treffend blijk van Neer- lands kracht in Indië, ook in de 19de eeuw, en is het een kostbare schakel geworden in de keten onzer Indische bezittingen. Indien ooit gezegd kan worden, dat de on- derwerping eener Inlandsche bevolking aan dat gezag voor haar een zegen is geweest, dan is zulks wel ter Sumatra’s Westkust het geval.”, (kxelstea.) Van de vroeger genoemde Onafhankelijke Landen is thans vooral Korin tji een toevluchtsoord voor boosdoe- ders uit de öouvemementslanden; Europanen worden er echter niet toegelaten, zoodat de onderwerping steeds meer noodzakelijk wordt. In 1838 riep de vorst van Indragiri, vazal van den sultan van Lingga, ons in zijn rijk, tot steun van zijn eigen gezag; ook hier trokken we ons in 1843 door de klach-...”
6

“...vooral door de vrouwen, veel damar wordt ge- wonnen; hun centrum is Marabahan. Am o ent ai heeft eveneens weinig zuivere Dajaks. Ze zijn er gemengd met Maleiers, Javanen, Arabieren en Boegineezen en allen belijden daar den islam; het hoofdbe- standdeel der taal is het Maleisch. In beschaving, af- komstig van de Hindoes of Hindoe-Javanen, staan ze hooger dan de overige bewoners van Zuid-Bomeo; in de voornaamste plaatsen hebben de Inlanders zelf scholen opgericht, waar men léert schrijven en den koran in ’t Maleisch lezen. In Martapoera, het zuidelijk 1/B deel van het vroe- gere rijk van den sultan van Bandjermasin, waarvan Amoentai het noordelijk 2/s uitmaakt, is de bevolking even gemengd als in het laatstgenoemde gebied, maar door de eeuwenlange onderdrukking van den sultan en zijne rijks grooten minder welvarend en onbeschaafder; de woningen, eveneens langs de rivier gebouwd, zijn meestal hutten. Nog thans is de hertenjacht een privilege der grooten. In den benedenloop der vijf westelijke...”
7

“...397 stemming van Hare Britsche Majesteit. In geheel Sera- -wak schiep Brooke orde; de verhouding der Maleische hoofden tot de Dajaks werd nauwkeurig bepaald en ge- handhaafd. Door gematigdheid won hij de gunst der hoofden, door eerbied voor den koran die der priesters. In de opiumpacht en het ontginnen der rijke antimoniummij- nen schiep hij zidh bronnen van inkomsten. De nieuwe toestand lokte vele fortuinzoekers, vooral Chineezen. Deze, meestal in de goud-, kolen- en antimoniummijnen werkzaam, zochten den vreemden indringer in 1857 te verwijderen; zijn huis werd afgebrand, zijne vrienden werden vermoord, hij zelf zou zonder de hulp der Ma- leiers en Dajaks, wier toegenegenheid hij zich had ver- worven , stellig' evenmin ontkomen zijn. Door hunnen steun werd hij gered; hij bevestigde zijne heerschappij en breidde zijn' gebied nog aanzienlijk uit, steeds ten koste van Broener; in 1861 werd de grenspaal verzet tot kaap Kidorong, bij den genoemden berg Kidorong, in 1882 tot drie mijlen ten...”
8

“...443 den koran noch van den bijbel wil weten; hunne industrie van aardewerk, huisraad van bamboe, manden, enz. is niet onbelangrijk, evenmin hun maïs- en rijstbouw; de huidkleur is wat donkerder dan bij de hoofdbevolking. Het aantal Europeanen bedraagt te Menado ± 300, onder welke de resident van Menado; ons fort heet Nieuw-Amsterdam. De stad is eene vrijhaven en voert veel koffie, schildpad, tripang, nestjes en goud uit, en katoentjes, aardewerk, gambir, enz. in. In den westmoeson is de reede onveilig, zoodat dan het handels- verkeer zich naar' het andere einde van den noordelijken weg, naar Kema (2), verplaatst, om in den oostmoeson, wanneer daar de reede minder bruikbaar wordt, terug te keeren. Kema wordt druk bezocht door Amerikaansche walvischvaarders, terwijl de beide havens aan den steeds drukkeren handelsweg Australië-China liggen; met het oog daarop is havenverbetering zeer noodig. De ge- noemde groote weg Menado-Kema, met dien van Tanette naar Balangnipa eigenlijk de eenige goede...”