Your search within this document for 'tras' OR 'di' resulted in four matching pages.

You can restrict your results by searching for tras AND di.
1

“...kent, en zich verbindt, zijne onschendbaarheid en rechten te hand- haven, »en alles te doen wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn te doen» 2). De Grondwet van 1815 schreef voor, dat de huldiging geschie- den moest in de open lucht ®), beurtelings te Amsterdam of in *) Art. 51. tin deze vergadering wordt door den Koning de volgen- de eed of belofte op de Grondwet afgelegd.n nitlk zweer (beloof) aan het Nederlandsche volk, dat ik de Grondwet ssvan het Rijk zal onderhouden en handhaven. di,Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied DDdes Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren, dat ik de »„algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van al mijne onder- yitdanen zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de „„algemeene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke DDde wetten ter mijner beschikking stellen,■ zooals een goed Koning schut- „„dig is te doen. ddZoo waarlijk helpe mij God Almachtig! (Dat beloof ik) h » *)...”
2

“...laatstgenoemde wetten zijn echter herhaalde malen herzien x), het laatst door de wetten van 1 April 1875 (Stbl. n°. 33), van 23 April 1879 (Stbl. n°. 81), en van 22 April 1880 (Stbl. n°. 62) ten behoeve van de zeemacht, en door de wet van 29 Mei 1877 (Stbl. n°. 114) ten behoeve van de landmacht. Wil- lekeur of misbruik van macht worden door de wet zooveel mogelijk gekeerd. Met betrekking tot de verschillende wapens, vermelden wij dat ieder onder eenen inspecteur staat, terwijl het leger zelf in vier di- visiën, elke van twee brigades, is verdeeld. De divisie-kommandanten hebben den rang van generaal-majoor óf kolonel. Eene wettelijke legerorganisatie blijft tot dusver ontbreken. De Grondwet verzet zich niet tegen deze regeling. De zoogenaamde doode weermiddelen, men denke aan het vestingstelsel, zijn reeds bij de wet geregeld, ofschoon ook daarvoor de zorg aan den Koning is opgedragen. Evenmin belet de Grondwet dat de levende strijdkrachten wettelijk geregeld worden. Ter opleiding en vorming...”
3

“...geene andere staatsambten bekleeden mogen 2). De Gouverneur-Generaal kan aan den vice-president opdragen zijne betrekking te vervullen, als hij door afwezigheid of ziekte verhinderd wordt, haar waar te nemen. Zelfs treedt de vice-president rechtens tijdelijk in die betrekking op, als zij open valt, en er geen Luitenant-gouvemeur-generaal is. Wanneer ook de vice-president afwezig is, benoemen de andere leden van den Raad in eene ver- eenigde zitting met de bevelhebbers der zee- en landmacht, de di- recteuren van algemeen bestuur, den president en den procureur-gene- raal van het Hooggerechtshof, benevens den voorzitter van de Re- kenkamer, den persoon die tijdelijk met het hoogste gezag bekleed zal worden. Evenzoo wordt gehandeld, als er vermoeden bestaat, dat de Gouverneur-Generaal ten gevolge van krankzinnigheid bui- ten staat is, zijne betrekking waar te nemen. In zulk een ge- val laat de vergadering zich door deskundigen voorlichten 3). De vice-president en de leden van den raad staan...”
4

“...aard der zaak. Te recht merkte dan ook de Mem. van Toel. op: i>na den verschen schok, dien de West-Indische maatschappij door de opheffing der sla- vernij onderging, mag de overgang van geheele onmondigheid tot zelfbestuur niet te plotseling wezen.’’ Om het kiesrecht uit te oefenen behoeft men geen Nederlander te zijn; ingezetenschap is voldoende 2). Verder worden daarvoor gevorderd de volle ouderdom van vijf en twintig jaren, het volle genot der burgerlijke rechten, en het betalen eener som in de di- recte belastingen, waarvan het bedrag bij het door de Koloniale Staten zelve vast te stellen kiesreglement wordt bepaald, maar niet minder dan ƒ20 en niet hooger dan ƒ100 mag zijn 3). Zij, op wie art. 23 van de wet van 1862 (Stbl. No. 164) betrekke- lijk de opheffing der slavernij, van toepassing is, nl. de vrijge- maakte slaven, zoolang zij nog onder het staatstoezicht verkeeren of zij, die bij rechterlijk vonnis van hun kiesrecht zijn ontzet, of gerechtelijk afstand hebben gedaan van hunne goederen...”