|
|
|
1 |
|
“...(iemand,
een seg na hem, N. T. D. Mth. 12, 47), een goed (iets
ju bruder hab een gut tegen ju, N. T. D. Mth. 5, 23), een
plek (ergens), niet een mens (niemand), niet een goed (niets)-
Uit deze omschrijvingen spreekt de neiging om met nadruk te
spreken die aan ’t Kreools eigen is.
Voor iemcmd zegt men ook een volk, b.v. lastaan een volk
loop na hoffie (laat iemand naar de tuin gaan, G. D. blz. 68).
Dit gebruik van het verzamelwoord om een individu aan te
duiden herinnert aan ’t Papiementse un hende voor iemand
(Sp. gente), en aan éne doumonde (un dumonde) in gebruik op
Mauritius voor quelqu’un; een grijzaard noemt men op dat
eiland éne vié doumonde.
§ 54. Het werkwoord kent geen vervoeging; die vormen
ziJn gelijkluidend '), onderscheiding van de aard en de tijd
der handeling wordt aangegeven door partikels, gelijk in die
Kreoolse talen.
Een passivum bestaat niet, al wemelen de Duitse teksten
van vormen met word, en d worden vele bladzijden der G. H.
ingenomen door een tot in alle biezonderheden...”
|
|
|