Your search within this document for 'na' OR 'banda' resulted in 28 matching pages.

You can restrict your results by searching for na AND banda.
 
1

“...Spanjaarden die het eerst in het binnenland waren doorgedrongen hebben de faam van het rijke goudland, waarin El Dorado zou zijn ge- legen, verspreid, en duizenden gelukzoekers doorstroomden het land, dat langen tijd een begeerlijk bezit voor vele naties is geweest. Even merkwaardig als de ruil van Nieuw Nederland en Suriname, om beurten Nederlandsch en Engelsch en omgekeerd, was de kust van Guyana oorspronkelijk bezit van Spanje, welks koning Philips II het land plech- tig in bezit deed nemen s). Na de Spanjaarden kwamen de Nederlanders, Engelschen, Franschen en Portugeesche Joden. Reeds in 1613 bestond er een Amsterdamsche factorij in Paramaribo, 1) Verclaringe van de onbekende ende onseseylde voiage van America beginnende van de riviere Amasonies tot het eylant van de Trinidat toe. Rijksarchief. Zie ook: De opkomst van het Nederlandsch Gezag in Oost-Indië, dl. I, blz. 153 vlg. *) Een bijdrage tot de verklaring van de namen Suriname en Paramaribo, door Fred. Oudschans Dentz. Eigen Volk, Louwmaand...”
2

“...nederzetting van Hollanders gevonden in de Commewijne, die zij Flam an ds noemden, en Joden uit Italië en Holland afkomstig in Boven-Suriname. Suriname wordt na 1650 een geordende landbouwkolonie met vele suikerplantages en de Britsche kolonisatie wordt krachtig versterkt door Portugeesche Joden die in 1664 over Cayenne uit Brazilië overkomen, dat Nederland had verloren. Deze Joden krijgen van de Engelschen belangrijke voor- rechten en, met den tropischen landbouw vertrouwd, worden zij aan- zienlijke plantagebezitters en kapitalisten en zij vormen een notabele kern van de Surinaamsche burgerij. Bij giftbrief van 2 Juni schenkt Koning Karel II van Engeland Willoughbyland aan Sir Francis* *), maar slechts eenige jaren is deze in ongestoord bezit van het land, dat de Zeeuwsche admiraal Abraham Crynssen op 27 Februari 1667 in bezit neemt na de verovering van het houten Willoughby-fort, dat van toen af de naam van Fort Zeelandia zou dragen tot den huidigen dag. Meer dan twee en een halve eeuw in...”
3

“...bevredigende oplossing gebracht. Kon men in de Indische Mercuur van 18 Januari 1896 nog lezen van: „Een verwaarloosd erfdeel” * 1), waarbij de onvermoeide strijder voor Suriname, Frederik van Eeden een kaart had geteekend, aanduidende als een groote donkere vlek het nog onbekende land in het gebied van Suriname, sedert de laatste dertig jaren is men stelselmatig in het bin- nenland doorgedrongen met het doel dit te onderzoeken en in kaart te brengen en het „Darkest Surinam” is van de kaart verdwenen. Na een voorloopig onderzoek van den districts-commissaris van Nickerie C. van Drimmelen en Johnston Kirke in 1896/97 tot de door Van Drimmelen genoemde Blanche Marie-val, hadden 9 wetenschappe- lijke onderzoekingstochten a) in de binnenlanden plaats en zijn de voor- *) Zie ook Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem, no. 12, Maart 1896. Ver- meerderde herdruk 1908. *) Encyclopaedic van Ned. West-Indië blz. 529 e.v. De Wetenschappelijke onderzoekingstochten waren: 1. Nickerie-Expeditie. 13 Aug...”
4

“... Saramacca, en Para. De hoofdstad Paramaribo, hemelsbreed 10 k.m. van de monding liggend aan den linkeroever van de aldaar 1000 m. breede Suriname is voortgekomen uit een Indiaansch dorp, dat reeds in 1613 bestond. De stad die in 6 binnen- en 2 buitenwijken is verdeeld, telt ongeveer46000 inwoners en beslaat een oppervlakte van ruim 800 h.a. Langs de rivier gemeten heeft de stad een lengte van 4 k.m. Niet ver daarbuiten wonen de afstammelingen van de kolonisten van 1845, de Hollandsche Boeren. Na Paramaribo zijn van belang het plaatsje Nieuw-Nickerie in het district Nickerie *■) (tegenover de Engelsche kolonie) met ongeveer 3500, Totness in Coronie * 2 *) met ongeveer 800, Albina in het Marowijne-dis- trict *) tegenover de Fransche kolonie met een 300-tal inwoners. Sedert de vestiging van de bauxietnijverheid aan de Cottica is het plaatsje Moengo4) verrezen, door Amerikanen aangelegd en een belangrijk mijncentrum. De voornaamste vestigingen dragen echt Nederlandsche namen als Nieuw-Amsterdam...”
5

“...BRITSCH GUYANA 9 landia eenige mijlen hoog op de rivier, van het vlek Nieuw Middelburg en van het Huis ter Hooge * 1), welke vestigingen nimmer geheel zijn vol- tooid. Na de plundering door een Fransch kaper op 30 April 1689 besloot de vergadering van Tienen 2 *), in haar zitting van 15 November 1689 die kolonie op te geven en er slechts drie man met een Compagniesvlag achter te laten, terwijl de nog overgebleven compagniesgoederen naar Essequebo werden overgebracht. Toen in 1621 de West-Indische Compagnie werd opgericht was Ise- kepe, zooals men de kolonie Essequebo destijds noemde, reeds een gevestigde kolonie, waarover in 1624 als de eerste Commandeur werd benoemd, Jacob Canyn. De Essequebo, de grootste rivier in Britsch Guyana, werd door Bleau de „nobilissimus fluvius” genoemd en ontleent zijn naam aan een der officieren van Columbus, Don Juan Essequibel. Sir Walter Raleigh noemde haar Dessekeber, de Zeeuwen Isekepe. Talrijke eilanden liggen in de rivier en aan de monding, waar- van...”
6

“...oostelijke deel van het land, dat door de Corantijn van Suriname gescheiden was. Onmiddellijk na het bezetten van de kolonie bouwde men op den oostelijken oever der ri- vier, ongeveer 12 geografische mijlen van haar monding, een fort, om zich tegen de aanvallen der Indianen te beschermen. Deze versterking, later veel vergroot, kreeg den naam van fort Nassau. Aanvankelijk was de vooruitgang der kolonie zeer gering en bepaalde zich tot het winnen van zout in daartoe aangelegde pannen en eenigen handel met de In- dianen in tabak, hout en orianaverf. De schippers van de Zeeuwsche reeders Van Pere, die daar tusschen de jaren 1627 en 1666 handel dre- ven, voerden er bij afwisseling tevens het bevel als Commandeur. Toen de oude W.I. Comp. ontbonden was en 1 Jan 1675 de nieuwe W. I. Comp., in haar plaats was getreden, ontstond er verschil van opvatting omtrent de verhouding van Berbice tot dat nieuwe handelslichaam. Na langdurig getwist werd ingevolge de resolutie van 14 Sept. 1678 de ko- lonie van Rio...”
7

“...rivier verplaatst, naar de plan- nen van Ingenieur Herlin, waar zij thans als New Amsterdam bekend is. Posthouders of Uitleggers waren in het binnenland gevestigd om met de Indianen geregelde handelsbetrekkingen te onderhouden (gewoon- lijk waren zij gewezen soldaten). Een goeden naam heeft Berbice lange jaren niet gehad. Gevoegd bij de opstanden der slaven en het vermoorden van bewoners, sleepte des- tijds een noodlottige ziekte vele honderden planters, soldaten en ma- trozen soms onmiddeUijk na hun komst ten grave en de kolonie kwam in een kwaden reuk. Daaraan herinneren ons de nu verouderde uitdruk- kingen: „loop naar de Berbiesjes” en „hij is naar de Berbiesjes". Ten slotte de kolonie Demerary1), welke haar naam aan de ge- lijknamige rivier ontleent. Thans uit een handelsoogpunt de belang- rijkste en meest bekende, is deze rivier vergeleken met de andere ri- vieren een der kleinste, daar ze niet meer dan 200 mijlen lang is. Tot 1746 had men een eenvoudige handelspost in Demerary. Commandeur...”
8

“...oostelijken oever en zijn assistent betrok een huis op het 2de eiland in de rivier, genaamd Borsselen1). Daarvóór lag het 1ste eiland „Land Canaan”. Na Borsselen volgden het 3de en 4de eiland. Eerst onder zijn opvolger werd Borsselen als zetel van het Bestuur aan- gewezen. De eerste zelfstandige Commandeur van Demerary was J. C. van den Heuvel in 1770. De kanalen no. 1, 2 en 3 had Demerary aan Commandeur van Schuylenburg te danken, waarmede in 1775 een aan- vang werd gemaakt en waaraan suiker- en koffieplantages werden aan- gelegd, die door hun rijkdom en weelderigen aanleg beroemd werden en de eigenaars schatten hebben opgeleverd, maar die even kwistig wer- den verteerd. Langzamerhand overvleugelde de kolonie Demerary met zijn honderde plantages de kolonie Essequebo en men dacht aan de stichting van een nieuwe stad * *), waarvan echter nog niets kwam Na een jaar — van Maart 1781 tot Februari 1782, voor de eerste maal onder Engelsch bestuur te zijn geweest, maakten de Franschen zich van de drie...”
9

“...jvaartuigen op den wal werden geworpen en ook aan land schade werd aangericht, is onbekend gebleven. Goed verdedigbaar als de St. Annabaai was, hebben de vijanden der Republiek herhaaldelijk getracht het eiland op andere punten aan te tasten. De Engelsche vloot onder Sir Charles Brisbane evenwel, die op 1 Januari 1807 Curasao voor Koning George III in bezit nam, zeilde on- gehinderd de baai binnen, begunstigd door de ergerlijke achteloosheid der civiele en militaire autoriteiten op het eiland. Na dien fatalen nieuw- jaarsmorgen bleef Curasao Engelsch tot den vrede van Parijs in 1815; in Januari 1816 ving het Nederlandsche bestuur weder aan, dat verder onafgebroken is büjven voortduren tot heden. Op 6 Juni 1827 liep Zr. Ms. Stoompakket „Curasao”, komende van Suriname, de St. Annabaai binnen; een schip onder Nederlandsche vlag had de eerste reis geheel onder stoom over den Atlantischen Oceaan vol- bracht. In 1884 verscheen op Curasao het eerste stoomschip van den in het vorige jaar opgerichten...”
10

“...a t o bezocht en in brand gestoken. Op een eerderen tocht van uit het Schottegat had men ergens brieven gedeponeerd, om de in- woners „tot onze vriendschap uit te noodigen” (Brievegat). Voor de troepen werd een kamp afgepaald, iets ten Oosten van Sta Anna, waar men tuintjes en putten had gevonden. In 1635 werd deze legerplaats (Groot Kwartier) ter wille van de concentratie ver- laten en een kleinere op een heuvel ingericht (Klein Kwartier). Op het einde van dit jaar waren, op enkele manschappen na, die in het kleine kwartier waren achtergelaten om de Indianen in het oog te hou- den, de troepen reeds verplaatst naar de inmiddels aan den ingang der St. Annabaai opgeworpen versterking. De naam A s i e n t o herinnert aan het slavendepót dat onder het bestuur van Petrus Stuyvesant (1643—1664, vanaf 1646 Directeur van Nieuw Nederland, Curasao, Aruba en Bonaire) op Curasao werd opge- richt. De Cura9aosche slavenhandel, reeds onder Stuyvesants voor- ganger, den Commandeur Jacob Pietersz. Tolck...”
11

“...Valentijn, van het eiland Negro- p o n t, dat met Asiento door een dam werd verbonden, van verschil- lende andere plantages aan het Schottegat en eindelijk ook van ter- rein aan de St. Annabaai. In 1929 kreeg het complex Asiento—Negropont—Valentijn den naam E m m a s t a d, ter eere van H. M. de Koningin Moeder, wier komst in Nederland, een halve eeuw vroeger, in genoemd jaar werd herdacht. In den volksmond heeten zoowel het bedrijf zelf als de vestigingsplaats de Isla. P o e n d a. Onmiddellijk na de in bezitneming van Curasao begrepen de leiders der expeditie van 1634 dat de Hollandsche nederzetting zou moeten worden gevestigd aan den ingang der St. Annabaai — vlak bij de zee en wel aan den Oosthoek, wat zij noemden de Punt. Dit woord punt —...”
12

“...uit het moederland eenig herstellingswerk uitgevoerd. Een eigen- aardige regeling van die dagen was dat herstellingen aan den stads- muur, de wachthuizen, enz. werden bekostigd uit de defensiekas; de aanzienlijken — uit wier midden ook de burgercommandant werd ge- kozen — konden hun wachtdiensten afkoopen en wat er na betaling van gehuurde plaatsvervangers overbleef, kwam ten goede aan het hier- boven bedoelde onderhoud. Intusschen was er van de plannen van 1735, althans wat de stad be- treft, tien jaar later nog niet veel tot uitvoering gekomen. Eerst de Di- recteur Isaac Faesch (1740—1758) kreeg in 1752 opdracht om een door hem in 1748 ingediend plan te doen uitvoeren. Na mislukte pogingen om met particuliere aannemers tot een regeling te komen, nam de Com- pagnie in 1756 het werk zelf ter hand, dat ook een uitbreiding der stad omvatte. In 1774 achtte de Directeur Jean Isai Claris Rodier de la Brugière (1762—1781) de verdediging nog altijd niet voldoende; bij zijn aftreden echter kon...”
13

“...groote schade was aangericht — en nadat men wederom had geleden onder gebrek aan drinkwater en mondkost, was de En- gelsche scheepsmacht voldoende versterkt om Bresseau tot den aftocht te doen besluiten. Tevoren waren reeds de voorwaarden vastgesteld waarop het eiland aan de Engelschen zou worden overgegeven; na den vrede van Amiens kwam in Januari 1803 Cura5ao weder onder de Nederlandsche vlag. Op 7 Februari 1804 werd de stad wederom hevig beschoten, ditmaal van uit de versterkingswerken op de plantage Welgelegen, waarvan Engelsche landingstroepen zich hadden meester gemaakt; tot een her- nieuwde in bezit neming kwam het toen evenwel niet. De tweede Engelsche periode volgde in 1807, na de beruchte ver- rassing op den nieuwjaarsmorgen. Er is bij die gelegenheid gebruik ge- maakt van stormladders, met behulp waarvan Brisbane als eerste het fort binnenkwam. Op 27 Januari 1816 kwam de Vice Admiraal Albert Kikkert, aan wien den weidschen titel van Gouverneur Generaal was verleend, het bestuur...”
14

“...in 1713 — de stad van de West- zijde af wilde aantasten, zich in Otrabanda zou kunnen nestelen; de Franschen hebben in genoemd jaar een mortier opgesteld aan den Rooden weg, om Willemstad, het fort en de schepen in de haven te beschieten. De vrouwen en kinderen moesten toen aan het Steenen Pad in tenten worden ondergebracht. Aan het Rif stond oudtijds het schavot (Galgenveld) en hier werden in 1729 de zeeroovers opgehangen, die men had gevangengenomen na- dat hun schip bij de Caracasbaai was gestrand. Ook de vonnissen der veroordeelden na de slavenoproeren van 1750 en 1795 werden hier vol- trokken. Onder Juan Pedro van Collen verkreeg een zekere Roelof Cales octrooi om aan de Overzijde een graanmolen op te richten; het tegenwoordige Molenplein ontleent aan dit bedrijf zijn naam. In het midden der XVIIIe eeuw was de Overzijde reeds meer „be- timmerd” dan de Willemstad en stonden er op Pietermaai en Scharlo reeds verscheidene huizen. Bewindhebberen in Patria echter achtten al die bebouwing...”
15

“...geboren Curagaoë- naar, eersten admiraal der door Bolfvar gestichte Colombiaansche Re- publiek. Eenmaal — bij den Franschen overval van 1800 — viel geheel Otra- banda in handen van den vijand, nadat de verdedigers van den post aan den Rooden Weg tot wijken waren gebracht; in 1804 moest de Overzijde door de bewoners worden ontruimd, toen de Engelsche lan- dingstroepen van de forten bij Welgelegen hadden bezitgenomen en de Rifbatterijen — Punto Bravo — nutteloos waren gebleken. Het tegen- woordige R i f f o r t dat niet meer voor militaire doeleinden dient, is in 1827 tot stand gekomen. Bij de aankomst op Curagao in 1824 van Johannes Martinus Nie- windt als Apostolisch Prefect — in 1842 Vicarius Apostolicus — begon een nieuw tijdperk voor de Roomschkatholieke Missie op Curagao en daarmede voor het volksonderwijs en de ziekenverpleging. Na de XVIIe eeuwsche periode der verbodsplakaten en de XVIIIe eeuwsche der „gepriviligeerde priesters” had het Regeeringsreglement van 1815 vrij- heid gebracht...”
16

“... aan de Overzijde gebouwd. In de wijk aan de westelijke zijde der haven concentreert zich dus alles wat er op het eiland op het gebied van zie- kenverpleging is tot stand gekomen; ook zijn de voornaamste stich- tingen der Roomschkatholieke Missie daar gelegen. Op ander gebied is Otrabanda eveneens in belangrijkheid toegenomen; een deel der Politietroepen, die door de reorganisatie van 1927 den garnizoensdienst van de vroegere tot het Indisch leger behoorende be- zetting hadden over te nemen en na de gebeurtenissen van 1929 met een detachement Mariniers zijn versterkt, is in een woningcomplex op Mundo Nobo ondergebracht, terwijl op Plantersrust het voormalige militair hospitaal is verbouwd geworden tot een blok dienstwoningen voor ambtenaren. Mundo Nobo ten slotte is ook de plaats waarheen de bevolking zich begeeft om verrichtingen op sportgebied te aanschou- wen ; het voetbalterrein daar in de buurt is ter gelegenheid van het 25 jarig Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin met een decoratieve...”
17

“...lijk maakte door levensmid- delen op het eiland aan te voeren, is deze koopman-zeeman-militair eenmaal uit nood de St. Jorisbaai moeten inloopen en dat hij er later zijn schip ook weder uit heeft weten te brengen verdient vermelding, als een staaltje van stoutmoedigheid en handigheid uit den ouden zeil- vaarttijd. In de krijgsbedrijven van dat jaar heeft nog een ander geboren Cu- rasao, die eveneens later de zaak der Venezolaansche revolutie heeft gediend, Manuel Piar, een zekere rol gespeeld. Na als generaal der in- surgenten met groot succes tegen de Spanjaarden te hebben gestreden werd hij in 1817 wegens insubordinatie tegen Bolivar te Angostura ge- fusilleerd. De Zuidkust. Van de vele meer of minder belangrijke baaien aan de Zuidkust moet in de eerste plaats genoemd worden de Caracasbaai en het daarachter gelegen Spaansche Water, van elkander ge- scheiden door een lagen steendam, door de natuur gevormd. De Laet noemde Sta Barbara een der voornaamste havens. De naam der buitenbaai is...”
18

“...Augustus had er bij Sta Barbara een schermutseling plaats gehad met de Indianen. Begin 1635 kon de bezetting van Sta Barbara worden opgeheven. In 1673 was er een blokhuis aan de Caracasbaai en een batterij; de Franschen namen er bezit van toen zij in Maart van dat jaar aan de baai waren geland. Na enkele dagen verheten zij Sta Barbara, zonder verder op het eiland iets van belang te hebben ondernomen. Toen in 1701 oorlog met Engeland dreigde werd de haven van Sta Barbara versperd door in den toegang een met steenen geladen scheepje te doen zinken. De Directeur N. van Beek het aan de oostzijde der Caracasbaai het fort bouwen dat naar hem Beekenburg heet. In 1805 hadden de troepen van Lord Murray, na zich van het fort aan de Fuikbaai te hebben meester gemaakt, de Kabrieten- b e r g bezet en met geschut beplant, om van daar uit het fort Beeken- burg onder vuur te nemen. Door het wakker optreden van den ons be- kenden Brion, destijds kapitein der Curasaosche Nationale Garde, moesten zij echter...”
19

“...zijn bewind zijn nog een- maal pogingen aangewend om den wegens geringen regenval en con- stanten krachtig waaienden wind (N.O. passaat) weinig belovenden landbouw ter hand te nemen. Na 1720 echter is er geen sprake meer van tabak, indigo en katoen; alleen bleef Sta Cruz nog suiker leveren. Malpais (= oneffen en onvruchtbaar terrein) heeft eenige malen een rol gespeeld in de geschiedenis der krijgsbedrijven op Cura9ao. Een vrij hooge berg en een enge kloof aldaar leenen zich tot verdediging te- gen een uit het N.W. op de stad aanrukkenden vijand; Cassarts plun- derstoet echter heeft men er in 1713 niet vermogen tegen te houden. De dichter bij de stad gelegen versterkingen de Waakzaamhéid en de Wreker, op den berg van Welgelegen, vielen in 1804 aan de En- gelschen in handen, die, alvorens ze weder te ontruimen, na de neder- laag van 22 Februari, Malpais hadden platgebrand. Sedert de beëindiging der „asientos” hebben eigen schepen der Com- pagnie slaven op Cura9ao aangebracht van St. George d’Elmina...”
20

“...HET EILAND CURASAO 33 nog de Aves en Roques eilanden, broedplaats voor ontelbare boebi’s — een soort zwaluwen — en het opvliegen dezer vogels maakte bij dag den zeelieden op het eilandje opmerkzaam. De Engelsche vlootvoogd Lord Murray, die op 13 Juli 1805 na den mislukten aanslag op Curasao, aan boord overleed, werd op Klein Cu- rasao begraven; later werd, tijdens het Engelsche tusschenbestuur, zijn overschot opgegraven en naar zijn vaderland overgebracht. Vol- gens de overlevering is de zerk welke zijn graf had gedekt later benut geworden voor den onderbouw van een vuurtoren. Onder den Gou- verneur Paulus Rudolf Cantz’laar 1820—1828 werd een soort baken van steenen opgericht, welke bij dag en helder weer op twee mijl af- stands zichtbaar was; eerst onder Elsevier verrees een eigenlijke vuur- toren, Prins Hendrik genaamd. Onder het bewind van den Gouverneur H. B. Kip (1877—1880) kwam de tegenwoordige lichttoren tot stand. Inmiddels was door een toeval in 1871 door den reeds eerder genoem-...”