1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0013thm.jpg) |
“...Spanjaarden die het eerst in het binnenland waren doorgedrongen
hebben de faam van het rijke goudland, waarin El Dorado zou zijn ge-
legen, verspreid, en duizenden gelukzoekers doorstroomden het land,
dat langen tijd een begeerlijk bezit voor vele naties is geweest. Even
merkwaardig als de ruil van Nieuw Nederland en Suriname, om beurten
Nederlandsch en Engelsch en omgekeerd, was de kust van Guyana
oorspronkelijk bezit van Spanje, welks koning Philips II het land plech-
tig in bezit deed nemen s). Na de Spanjaarden kwamen de Nederlanders,
Engelschen, Franschen en Portugeesche Joden.
Reeds in 1613 bestond er een Amsterdamsche factorij in Paramaribo,
1) Verclaringe van de onbekende ende onseseylde voiage van America beginnende van
de riviere Amasonies tot het eylant van de Trinidat toe. Rijksarchief. Zie ook: De opkomst
van het Nederlandsch Gezag in Oost-Indië, dl. I, blz. 153 vlg.
*) Een bijdrage tot de verklaring van de namen Suriname en Paramaribo, door Fred.
Oudschans Dentz. Eigen Volk, Louwmaand...”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0014thm.jpg) |
“...nederzetting van
Hollanders gevonden in de Commewijne, die zij Flam an ds noemden, en
Joden uit Italië en Holland afkomstig in Boven-Suriname. Suriname
wordt na 1650 een geordende landbouwkolonie met vele suikerplantages
en de Britsche kolonisatie wordt krachtig versterkt door Portugeesche
Joden die in 1664 over Cayenne uit Brazilië overkomen, dat Nederland
had verloren. Deze Joden krijgen van de Engelschen belangrijke voor-
rechten en, met den tropischen landbouw vertrouwd, worden zij aan-
zienlijke plantagebezitters en kapitalisten en zij vormen een notabele
kern van de Surinaamsche burgerij. Bij giftbrief van 2 Juni schenkt
Koning Karel II van Engeland Willoughbyland aan Sir Francis* *),
maar slechts eenige jaren is deze in ongestoord bezit van het land, dat de
Zeeuwsche admiraal Abraham Crynssen op 27 Februari 1667 in bezit
neemt na de verovering van het houten Willoughby-fort, dat van toen
af de naam van Fort Zeelandia zou dragen tot den huidigen dag.
Meer dan twee en een halve eeuw in...”
|
|
3 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0015thm.jpg) |
“...bevredigende oplossing gebracht.
Kon men in de Indische Mercuur van 18 Januari 1896 nog lezen van:
„Een verwaarloosd erfdeel” * 1), waarbij de onvermoeide strijder voor
Suriname, Frederik van Eeden een kaart had geteekend, aanduidende
als een groote donkere vlek het nog onbekende land in het gebied van
Suriname, sedert de laatste dertig jaren is men stelselmatig in het bin-
nenland doorgedrongen met het doel dit te onderzoeken en in kaart te
brengen en het „Darkest Surinam” is van de kaart verdwenen.
Na een voorloopig onderzoek van den districts-commissaris van
Nickerie C. van Drimmelen en Johnston Kirke in 1896/97 tot de door
Van Drimmelen genoemde Blanche Marie-val, hadden 9 wetenschappe-
lijke onderzoekingstochten a) in de binnenlanden plaats en zijn de voor-
*) Zie ook Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem, no. 12, Maart 1896. Ver-
meerderde herdruk 1908.
*) Encyclopaedic van Ned. West-Indië blz. 529 e.v.
De Wetenschappelijke onderzoekingstochten waren:
1. Nickerie-Expeditie. 13 Aug...”
|
|
4 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0017thm.jpg) |
“... Saramacca, en Para.
De hoofdstad Paramaribo, hemelsbreed 10 k.m. van de monding
liggend aan den linkeroever van de aldaar 1000 m. breede Suriname is
voortgekomen uit een Indiaansch dorp, dat reeds in 1613 bestond. De
stad die in 6 binnen- en 2 buitenwijken is verdeeld, telt ongeveer46000
inwoners en beslaat een oppervlakte van ruim 800 h.a. Langs de rivier
gemeten heeft de stad een lengte van 4 k.m. Niet ver daarbuiten wonen
de afstammelingen van de kolonisten van 1845, de Hollandsche Boeren.
Na Paramaribo zijn van belang het plaatsje Nieuw-Nickerie in het
district Nickerie *■) (tegenover de Engelsche kolonie) met ongeveer 3500,
Totness in Coronie * 2 *) met ongeveer 800, Albina in het Marowijne-dis-
trict *) tegenover de Fransche kolonie met een 300-tal inwoners. Sedert
de vestiging van de bauxietnijverheid aan de Cottica is het plaatsje
Moengo4) verrezen, door Amerikanen aangelegd en een belangrijk
mijncentrum.
De voornaamste vestigingen dragen echt Nederlandsche namen als
Nieuw-Amsterdam...”
|
|
5 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0019thm.jpg) |
“...BRITSCH GUYANA
9
landia eenige mijlen hoog op de rivier, van het vlek Nieuw Middelburg
en van het Huis ter Hooge * 1), welke vestigingen nimmer geheel zijn vol-
tooid.
Na de plundering door een Fransch kaper op 30 April 1689 besloot de
vergadering van Tienen 2 *), in haar zitting van 15 November 1689 die
kolonie op te geven en er slechts drie man met een Compagniesvlag
achter te laten, terwijl de nog overgebleven compagniesgoederen naar
Essequebo werden overgebracht.
Toen in 1621 de West-Indische Compagnie werd opgericht was Ise-
kepe, zooals men de kolonie Essequebo destijds noemde, reeds
een gevestigde kolonie, waarover in 1624 als de eerste Commandeur
werd benoemd, Jacob Canyn. De Essequebo, de grootste rivier in
Britsch Guyana, werd door Bleau de „nobilissimus fluvius” genoemd en
ontleent zijn naam aan een der officieren van Columbus, Don Juan
Essequibel. Sir Walter Raleigh noemde haar Dessekeber, de Zeeuwen
Isekepe. Talrijke eilanden liggen in de rivier en aan de monding, waar-
van...”
|
|
6 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0020thm.jpg) |
“...oostelijke deel van het land, dat
door de Corantijn van Suriname gescheiden was. Onmiddellijk na het
bezetten van de kolonie bouwde men op den oostelijken oever der ri-
vier, ongeveer 12 geografische mijlen van haar monding, een fort, om
zich tegen de aanvallen der Indianen te beschermen. Deze versterking,
later veel vergroot, kreeg den naam van fort Nassau. Aanvankelijk was
de vooruitgang der kolonie zeer gering en bepaalde zich tot het winnen
van zout in daartoe aangelegde pannen en eenigen handel met de In-
dianen in tabak, hout en orianaverf. De schippers van de Zeeuwsche
reeders Van Pere, die daar tusschen de jaren 1627 en 1666 handel dre-
ven, voerden er bij afwisseling tevens het bevel als Commandeur. Toen
de oude W.I. Comp. ontbonden was en 1 Jan 1675 de nieuwe W. I.
Comp., in haar plaats was getreden, ontstond er verschil van opvatting
omtrent de verhouding van Berbice tot dat nieuwe handelslichaam. Na
langdurig getwist werd ingevolge de resolutie van 14 Sept. 1678 de ko-
lonie van Rio...”
|
|
7 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0021thm.jpg) |
“...rivier verplaatst, naar de plan-
nen van Ingenieur Herlin, waar zij thans als New Amsterdam bekend is.
Posthouders of Uitleggers waren in het binnenland gevestigd om met
de Indianen geregelde handelsbetrekkingen te onderhouden (gewoon-
lijk waren zij gewezen soldaten).
Een goeden naam heeft Berbice lange jaren niet gehad. Gevoegd bij
de opstanden der slaven en het vermoorden van bewoners, sleepte des-
tijds een noodlottige ziekte vele honderden planters, soldaten en ma-
trozen soms onmiddeUijk na hun komst ten grave en de kolonie kwam in
een kwaden reuk. Daaraan herinneren ons de nu verouderde uitdruk-
kingen: „loop naar de Berbiesjes” en „hij is naar de Berbiesjes".
Ten slotte de kolonie Demerary1), welke haar naam aan de ge-
lijknamige rivier ontleent. Thans uit een handelsoogpunt de belang-
rijkste en meest bekende, is deze rivier vergeleken met de andere ri-
vieren een der kleinste, daar ze niet meer dan 200 mijlen lang is. Tot
1746 had men een eenvoudige handelspost in Demerary. Commandeur...”
|
|
8 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0022thm.jpg) |
“...oostelijken oever en zijn assistent betrok een huis op
het 2de eiland in de rivier, genaamd Borsselen1). Daarvóór lag het 1ste
eiland „Land Canaan”. Na Borsselen volgden het 3de en 4de eiland.
Eerst onder zijn opvolger werd Borsselen als zetel van het Bestuur aan-
gewezen. De eerste zelfstandige Commandeur van Demerary was J.
C. van den Heuvel in 1770. De kanalen no. 1, 2 en 3 had Demerary aan
Commandeur van Schuylenburg te danken, waarmede in 1775 een aan-
vang werd gemaakt en waaraan suiker- en koffieplantages werden aan-
gelegd, die door hun rijkdom en weelderigen aanleg beroemd werden en
de eigenaars schatten hebben opgeleverd, maar die even kwistig wer-
den verteerd. Langzamerhand overvleugelde de kolonie Demerary met
zijn honderde plantages de kolonie Essequebo en men dacht aan de
stichting van een nieuwe stad * *), waarvan echter nog niets kwam Na
een jaar — van Maart 1781 tot Februari 1782, voor de eerste maal onder
Engelsch bestuur te zijn geweest, maakten de Franschen zich van de
drie...”
|
|
9 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0028thm.jpg) |
“...jvaartuigen op den wal werden geworpen en ook
aan land schade werd aangericht, is onbekend gebleven.
Goed verdedigbaar als de St. Annabaai was, hebben de vijanden der
Republiek herhaaldelijk getracht het eiland op andere punten aan te
tasten. De Engelsche vloot onder Sir Charles Brisbane evenwel, die op
1 Januari 1807 Curasao voor Koning George III in bezit nam, zeilde on-
gehinderd de baai binnen, begunstigd door de ergerlijke achteloosheid
der civiele en militaire autoriteiten op het eiland. Na dien fatalen nieuw-
jaarsmorgen bleef Curasao Engelsch tot den vrede van Parijs in 1815;
in Januari 1816 ving het Nederlandsche bestuur weder aan, dat verder
onafgebroken is büjven voortduren tot heden.
Op 6 Juni 1827 liep Zr. Ms. Stoompakket „Curasao”, komende van
Suriname, de St. Annabaai binnen; een schip onder Nederlandsche vlag
had de eerste reis geheel onder stoom over den Atlantischen Oceaan vol-
bracht. In 1884 verscheen op Curasao het eerste stoomschip van den
in het vorige jaar opgerichten...”
|
|
10 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0029thm.jpg) |
“...a t o bezocht en in brand gestoken. Op een eerderen tocht
van uit het Schottegat had men ergens brieven gedeponeerd, om de in-
woners „tot onze vriendschap uit te noodigen” (Brievegat).
Voor de troepen werd een kamp afgepaald, iets ten Oosten van Sta
Anna, waar men tuintjes en putten had gevonden. In 1635 werd deze
legerplaats (Groot Kwartier) ter wille van de concentratie ver-
laten en een kleinere op een heuvel ingericht (Klein Kwartier).
Op het einde van dit jaar waren, op enkele manschappen na, die in het
kleine kwartier waren achtergelaten om de Indianen in het oog te hou-
den, de troepen reeds verplaatst naar de inmiddels aan den ingang der
St. Annabaai opgeworpen versterking.
De naam A s i e n t o herinnert aan het slavendepót dat onder het
bestuur van Petrus Stuyvesant (1643—1664, vanaf 1646 Directeur van
Nieuw Nederland, Curasao, Aruba en Bonaire) op Curasao werd opge-
richt. De Cura9aosche slavenhandel, reeds onder Stuyvesants voor-
ganger, den Commandeur Jacob Pietersz. Tolck...”
|
|
11 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0030thm.jpg) |
“...Valentijn, van het eiland Negro-
p o n t, dat met Asiento door een dam werd verbonden, van verschil-
lende andere plantages aan het Schottegat en eindelijk ook van ter-
rein aan de St. Annabaai.
In 1929 kreeg het complex Asiento—Negropont—Valentijn den naam
E m m a s t a d, ter eere van H. M. de Koningin Moeder, wier komst in
Nederland, een halve eeuw vroeger, in genoemd jaar werd herdacht. In
den volksmond heeten zoowel het bedrijf zelf als de vestigingsplaats
de Isla.
P o e n d a.
Onmiddellijk na de in bezitneming van Curasao begrepen de leiders
der expeditie van 1634 dat de Hollandsche nederzetting zou moeten
worden gevestigd aan den ingang der St. Annabaai — vlak bij de zee
en wel aan den Oosthoek, wat zij noemden de Punt. Dit woord punt —...”
|
|
12 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0032thm.jpg) |
“...uit het moederland eenig herstellingswerk uitgevoerd. Een eigen-
aardige regeling van die dagen was dat herstellingen aan den stads-
muur, de wachthuizen, enz. werden bekostigd uit de defensiekas; de
aanzienlijken — uit wier midden ook de burgercommandant werd ge-
kozen — konden hun wachtdiensten afkoopen en wat er na betaling
van gehuurde plaatsvervangers overbleef, kwam ten goede aan het hier-
boven bedoelde onderhoud.
Intusschen was er van de plannen van 1735, althans wat de stad be-
treft, tien jaar later nog niet veel tot uitvoering gekomen. Eerst de Di-
recteur Isaac Faesch (1740—1758) kreeg in 1752 opdracht om een door
hem in 1748 ingediend plan te doen uitvoeren. Na mislukte pogingen
om met particuliere aannemers tot een regeling te komen, nam de Com-
pagnie in 1756 het werk zelf ter hand, dat ook een uitbreiding der stad
omvatte. In 1774 achtte de Directeur Jean Isai Claris Rodier de la
Brugière (1762—1781) de verdediging nog altijd niet voldoende; bij
zijn aftreden echter kon...”
|
|
13 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0033thm.jpg) |
“...groote schade was aangericht — en nadat men wederom
had geleden onder gebrek aan drinkwater en mondkost, was de En-
gelsche scheepsmacht voldoende versterkt om Bresseau tot den aftocht
te doen besluiten. Tevoren waren reeds de voorwaarden vastgesteld
waarop het eiland aan de Engelschen zou worden overgegeven; na
den vrede van Amiens kwam in Januari 1803 Cura5ao weder onder de
Nederlandsche vlag.
Op 7 Februari 1804 werd de stad wederom hevig beschoten, ditmaal
van uit de versterkingswerken op de plantage Welgelegen, waarvan
Engelsche landingstroepen zich hadden meester gemaakt; tot een her-
nieuwde in bezit neming kwam het toen evenwel niet.
De tweede Engelsche periode volgde in 1807, na de beruchte ver-
rassing op den nieuwjaarsmorgen. Er is bij die gelegenheid gebruik ge-
maakt van stormladders, met behulp waarvan Brisbane als eerste het
fort binnenkwam.
Op 27 Januari 1816 kwam de Vice Admiraal Albert Kikkert, aan
wien den weidschen titel van Gouverneur Generaal was verleend, het
bestuur...”
|
|
14 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0035thm.jpg) |
“...in 1713 — de stad van de West-
zijde af wilde aantasten, zich in Otrabanda zou kunnen nestelen; de
Franschen hebben in genoemd jaar een mortier opgesteld aan den
Rooden weg, om Willemstad, het fort en de schepen in de haven
te beschieten. De vrouwen en kinderen moesten toen aan het Steenen
Pad in tenten worden ondergebracht.
Aan het Rif stond oudtijds het schavot (Galgenveld) en hier werden
in 1729 de zeeroovers opgehangen, die men had gevangengenomen na-
dat hun schip bij de Caracasbaai was gestrand. Ook de vonnissen der
veroordeelden na de slavenoproeren van 1750 en 1795 werden hier vol-
trokken.
Onder Juan Pedro van Collen verkreeg een zekere Roelof Cales octrooi
om aan de Overzijde een graanmolen op te richten; het tegenwoordige
Molenplein ontleent aan dit bedrijf zijn naam.
In het midden der XVIIIe eeuw was de Overzijde reeds meer „be-
timmerd” dan de Willemstad en stonden er op Pietermaai en Scharlo
reeds verscheidene huizen. Bewindhebberen in Patria echter achtten al
die bebouwing...”
|
|
15 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0036thm.jpg) |
“...geboren Curagaoë-
naar, eersten admiraal der door Bolfvar gestichte Colombiaansche Re-
publiek.
Eenmaal — bij den Franschen overval van 1800 — viel geheel Otra-
banda in handen van den vijand, nadat de verdedigers van den post
aan den Rooden Weg tot wijken waren gebracht; in 1804 moest de
Overzijde door de bewoners worden ontruimd, toen de Engelsche lan-
dingstroepen van de forten bij Welgelegen hadden bezitgenomen en de
Rifbatterijen — Punto Bravo — nutteloos waren gebleken. Het tegen-
woordige R i f f o r t dat niet meer voor militaire doeleinden dient,
is in 1827 tot stand gekomen.
Bij de aankomst op Curagao in 1824 van Johannes Martinus Nie-
windt als Apostolisch Prefect — in 1842 Vicarius Apostolicus — begon
een nieuw tijdperk voor de Roomschkatholieke Missie op Curagao en
daarmede voor het volksonderwijs en de ziekenverpleging. Na de XVIIe
eeuwsche periode der verbodsplakaten en de XVIIIe eeuwsche der
„gepriviligeerde priesters” had het Regeeringsreglement van 1815 vrij-
heid gebracht...”
|
|
16 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0037thm.jpg) |
“...
aan de Overzijde gebouwd. In de wijk aan de westelijke zijde der haven
concentreert zich dus alles wat er op het eiland op het gebied van zie-
kenverpleging is tot stand gekomen; ook zijn de voornaamste stich-
tingen der Roomschkatholieke Missie daar gelegen.
Op ander gebied is Otrabanda eveneens in belangrijkheid toegenomen;
een deel der Politietroepen, die door de reorganisatie van 1927 den
garnizoensdienst van de vroegere tot het Indisch leger behoorende be-
zetting hadden over te nemen en na de gebeurtenissen van 1929 met
een detachement Mariniers zijn versterkt, is in een woningcomplex
op Mundo Nobo ondergebracht, terwijl op Plantersrust het voormalige
militair hospitaal is verbouwd geworden tot een blok dienstwoningen
voor ambtenaren. Mundo Nobo ten slotte is ook de plaats waarheen de
bevolking zich begeeft om verrichtingen op sportgebied te aanschou-
wen ; het voetbalterrein daar in de buurt is ter gelegenheid van het 25
jarig Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin met een decoratieve...”
|
|
17 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0038thm.jpg) |
“...lijk maakte door levensmid-
delen op het eiland aan te voeren, is deze koopman-zeeman-militair
eenmaal uit nood de St. Jorisbaai moeten inloopen en dat hij er later
zijn schip ook weder uit heeft weten te brengen verdient vermelding, als
een staaltje van stoutmoedigheid en handigheid uit den ouden zeil-
vaarttijd.
In de krijgsbedrijven van dat jaar heeft nog een ander geboren Cu-
rasao, die eveneens later de zaak der Venezolaansche revolutie heeft
gediend, Manuel Piar, een zekere rol gespeeld. Na als generaal der in-
surgenten met groot succes tegen de Spanjaarden te hebben gestreden
werd hij in 1817 wegens insubordinatie tegen Bolivar te Angostura ge-
fusilleerd.
De Zuidkust.
Van de vele meer of minder belangrijke baaien aan de Zuidkust
moet in de eerste plaats genoemd worden de Caracasbaai en
het daarachter gelegen Spaansche Water, van elkander ge-
scheiden door een lagen steendam, door de natuur gevormd. De
Laet noemde Sta Barbara een der voornaamste havens.
De naam der buitenbaai is...”
|
|
18 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0039thm.jpg) |
“...Augustus had er bij Sta Barbara een schermutseling
plaats gehad met de Indianen. Begin 1635 kon de bezetting van Sta
Barbara worden opgeheven.
In 1673 was er een blokhuis aan de Caracasbaai en een batterij; de
Franschen namen er bezit van toen zij in Maart van dat jaar aan de
baai waren geland. Na enkele dagen verheten zij Sta Barbara, zonder
verder op het eiland iets van belang te hebben ondernomen.
Toen in 1701 oorlog met Engeland dreigde werd de haven van Sta
Barbara versperd door in den toegang een met steenen geladen scheepje
te doen zinken. De Directeur N. van Beek het aan de oostzijde der
Caracasbaai het fort bouwen dat naar hem Beekenburg heet.
In 1805 hadden de troepen van Lord Murray, na zich van het fort
aan de Fuikbaai te hebben meester gemaakt, de Kabrieten-
b e r g bezet en met geschut beplant, om van daar uit het fort Beeken-
burg onder vuur te nemen. Door het wakker optreden van den ons be-
kenden Brion, destijds kapitein der Curasaosche Nationale Garde,
moesten zij echter...”
|
|
19 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0041thm.jpg) |
“...zijn bewind zijn nog een-
maal pogingen aangewend om den wegens geringen regenval en con-
stanten krachtig waaienden wind (N.O. passaat) weinig belovenden
landbouw ter hand te nemen. Na 1720 echter is er geen sprake meer van
tabak, indigo en katoen; alleen bleef Sta Cruz nog suiker leveren.
Malpais (= oneffen en onvruchtbaar terrein) heeft eenige malen
een rol gespeeld in de geschiedenis der krijgsbedrijven op Cura9ao. Een
vrij hooge berg en een enge kloof aldaar leenen zich tot verdediging te-
gen een uit het N.W. op de stad aanrukkenden vijand; Cassarts plun-
derstoet echter heeft men er in 1713 niet vermogen tegen te houden.
De dichter bij de stad gelegen versterkingen de Waakzaamhéid
en de Wreker, op den berg van Welgelegen, vielen in 1804 aan de En-
gelschen in handen, die, alvorens ze weder te ontruimen, na de neder-
laag van 22 Februari, Malpais hadden platgebrand.
Sedert de beëindiging der „asientos” hebben eigen schepen der Com-
pagnie slaven op Cura9ao aangebracht van St. George d’Elmina...”
|
|
20 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/04/37/00001/NL-0200050000_UBL10_00174_0043thm.jpg) |
“...HET EILAND CURASAO
33
nog de Aves en Roques eilanden, broedplaats voor ontelbare boebi’s
— een soort zwaluwen — en het opvliegen dezer vogels maakte bij
dag den zeelieden op het eilandje opmerkzaam.
De Engelsche vlootvoogd Lord Murray, die op 13 Juli 1805 na den
mislukten aanslag op Curasao, aan boord overleed, werd op Klein Cu-
rasao begraven; later werd, tijdens het Engelsche tusschenbestuur,
zijn overschot opgegraven en naar zijn vaderland overgebracht. Vol-
gens de overlevering is de zerk welke zijn graf had gedekt later benut
geworden voor den onderbouw van een vuurtoren. Onder den Gou-
verneur Paulus Rudolf Cantz’laar 1820—1828 werd een soort baken
van steenen opgericht, welke bij dag en helder weer op twee mijl af-
stands zichtbaar was; eerst onder Elsevier verrees een eigenlijke vuur-
toren, Prins Hendrik genaamd. Onder het bewind van den Gouverneur
H. B. Kip (1877—1880) kwam de tegenwoordige lichttoren tot stand.
Inmiddels was door een toeval in 1871 door den reeds eerder genoem-...”
|
|